NJ 1927, p. 550
Faillissement van den pandgever. Verkoop van het pand. Meerdere opbrengst. Compensatie.
HR 09-12-1926, ECLI:NL:HR:1926:99, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 december 1926
- Magistraten
Mrs. Bosch, Jhr. Feith, Visser, van den Dries en Schepel.
- Zaaknummer
[091926/NJ_1927,_p._550]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS122691:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:99, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑12‑1926
- Wetingang
(BW art. 1201; Fw art. 53.)
Essentie
Faillissement van den pandgever. Verkoop van het pand. Meerdere opbrengst. Compensatie.
Samenvatting
De verplichting tot uitkeering van het saldo na verkoop van het pand, hoewel na de faillietverklaring van den pandgever ontstaan, wortelde reeds, dus vloeide voort uit de (voor de faillietverklaring aangegane) pandovereenkomst zelve als een van de door de wet voorziene gevolgen van zoodanige overeenkomst (art. 1201 B. W.), zoodat het Hof terecht van oordeel was, dat aan de voorwaarden voor compensatie in art. 53 Fw. gesteld, was voldaan. (De schuldvordering was vóór de faillietverklaring ontstaan. Red.)
Partij(en)
J. Kievits, koopman, wonende te Pasadena in Californië ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.