NJ 1920, p. 479
Condictio indebiti. Wanpraestatie. Hoofdzaak en vrijwaringszaak met verschillend juridisch karakter.
HR 18-03-1920, ECLI:NL:HR:1920:136
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 1920
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mrs. C. O. Segers, H. M. A. Savelberg, Jhr. Rh. Feith en Dr. L. E. Visser.
- Zaaknummer
[18031920/NJ_1920,_p._479]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS120076:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1920:136, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑1920
- Wetingang
(BW art. 1395; Rv art. 68.)
Essentie
Condictio indebiti. Wanpraestatie. Hoofdzaak en vrijwaringszaak met verschillend juridisch karakter.
Samenvatting
Kan met de condictio indebiti worden achterhaald wanpraestatie bij de uitvoering eener niet ontbonden koopovereenkomst?
Waar de kooper alleen tegen overgifte van vrachtbrieven verplicht was te betalen, heeft hij, tegen overgifte van onechte vrachtbrieven betalende, onverschuldigd betaald.
Art. 1395 B. W. is niet beperkt tot verbintenissen, uit kracht der wet geboren.
Dat de rechtsvorderingen uit wanpraestatie bij wederkeerige overeenkomsten door de wet zijn geregeld, sluit het bezigen van andere rechtsvorderingen niet uit, er is te minder reden om dan de condictio indebiti uit te sluiten, omdat art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.