HR, 22-12-2009, nr. 09/03841
ECLI:NL:HR:2009:BK3576
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
09/03841
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BK3576
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK3576, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK3576
ECLI:NL:PHR:2009:BK3576, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK3576
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging toepassing schuldsaneringsregeling zonder schone lei. (81 RO)
22 december 2009
Eerste Kamer
09/03841
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. Post.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als de schuldenaar.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 januari 2007 is ten aanzien van de schuldenaar de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
Op voordracht van de bewindvoerder heeft de rechtbank bij vonnis van 6 augustus 2009 de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar beëindigd, zonder toekenning van een schone lei.
Tegen dit vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage.
Bij arrest van 15 september 2009 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep, met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.
Conclusie 13‑11‑2009
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
1.
Deze WSNP-zaak leent zich voor een verkorte conclusie. Bij vonnis van de rechtbank te 's‑Gravenhage van 6 augustus 2009 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van verzoeker tot cassatie (hierna: de schuldenaar) tussentijds beëindigd op de voet van art. 350 Fw. De grond hiervoor was dat de schuldenaar bepaalde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, te weten de verplichting tot informeren van de bewindvoerder en de inspanningsverplichting met betrekking tot het verwerven van inkomsten (sollicitatieplicht).
2.
Op het hoger beroep van de schuldenaar heeft het gerechtshof te 's‑Gravenhage bij arrest van 15 september 2009 deze beslissing bekrachtigd. Namens de schuldenaar is — tijdig — cassatieberoep daartegen ingesteld. Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met het bepaalde in art. 350, lid 3 onder c, Fw, heeft geoordeeld dat de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt van het — in cassatie op zichzelf niet bestreden — feit dat hij zijn verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen, op welke grond het hof de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft beëindigd.
3.
De schuldenaar heeft bij het hof aangevoerd dat hij, mede door psychische beperkingen, onvoldoende in staat is geweest om de bewindvoerder een juist beeld van zijn situatie te verschaffen en dat hij hulp nodig heeft voor het bijhouden van zijn administratie en om de gevraagde inlichtingen te geven. Het hof heeft dit argument verworpen met de overweging dat het in dat geval op de weg van de schuldenaar had gelegen tijdig hulp te zoeken. Voor zover de schuldenaar aanvoert dat hij vanwege psychische problemen zijn verplichtingen niet kan nakomen, kan hem volgens het hof van de niet-nakoming een verwijt worden gemaakt, nu hij zelf zijn behandeling bij PsyQ heeft beëindigd zonder een andere behandeling hiervoor in de plaats te stellen (rov. 4). Dit is een begrijpelijke redengeving, die niet in strijd is met art. 350, lid 3 onder c, Fw. Zie voor het criterium van de verwijtbaarheid: HR 12 juni 2009 (LJN: BI0455), NJ 2009, 270.
4.
Blijkens de toelichting op de klacht meent de schuldenaar dat het hof, gelet op de door hem onder a – j opgesomde omstandigheden, in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen dat het aan de schuldenaar was om hulp te zoeken. Volgens de toelichting speelt in het bijzonder een rol de situatie ten tijde van de aanvang van de schuldsanering, de wisseling van de bewindvoerder en het ontbreken van een (sociaal) vangnet. In het gestelde kan ik, zelfs met de beste wil, niet iets anders lezen dan dat de schuldenaar van de Hoge Raad een herbeoordeling verlangt van de waardering die het hof aan de feiten heeft gegeven. Die waardering is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt en kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De ten slotte aangevoerde stelling dat de schuldenaar zich geen raad wist met het verzoek van de bewindvoerder om een medisch rapport, treft geen doel, reeds omdat de beslissing van het hof niet, althans niet uitsluitend, op het niet voldoen aan dat verzoek van de bewindvoerder is gebaseerd.
5.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep, met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,