Zie voor de interpretatie van de begrippen braak en verbreking ook de noot van De Hullu bij HR 5 juni 1997, NJ 1997, 576.
HR, 13-10-2009, nr. 08/01425
ECLI:NL:HR:2009:BJ3674
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-10-2009
- Zaaknummer
08/01425
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BJ3674
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ3674, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ3674
ECLI:NL:PHR:2009:BJ3674, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ3674
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑10‑2009
Inhoudsindicatie
HR: art. 81 RO.
13 oktober 2009
Strafkamer
Nr. 08/01425
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 december 2007, nummer 20/002200-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 oktober 2009.
Conclusie 07‑07‑2009
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch wegens 1. ‘Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ en 2. ‘Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ veroordeeld tot 100 uur werkstraf, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het Hof heeft voorts de onttrekking aan het verkeer bevolen van de in het arrest omschreven voorwerpen.
2.
Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, met name voor zover bewezenverklaard dat verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer kan volgen dat het weg te nemen goed onder het bereik is gebracht door middel van verbreking.
4.
Het Hof heeft ten laste van verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
‘hij omstreeks 29 juli 2006 te [plaats A] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een meterkast heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan distributiebedrijf Essent, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.’
5.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
‘1.
Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, team Etten-Leur, dossiernummer PL2037/06-010851 (p. 4–5 van het dossier van politie Midden en West Brabant met dossiernr. PL2037/06-010851), d.d. 22 augustus 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
In mei 2006 kwamen bij de politie 2 anonieme meldingen binnen omtrent diverse hennepkwekerijen aan de [a-straat] te [plaats A].
Hierop is door een medewerker van Essent een zogenaamde Codam-meting gedaan in de periode van 6 juni 2006 tot en met 9 juni 2006. De conclusie van de medewerker van energiebedrijf Essent was dat er een 24 uurs activiteit was wat betreft hennepteelt (het hof; een henneppatroon) op het woonwagenkamp aan de [a-straat] te [plaats A].
Na deze meting werden bij de politie nog 3 anonieme meldingen gedaan over diverse hennepkwekerijen op diverse adressen op het woonwagenkamp aan de [a-straat] te [plaats A]. Hierbij werden de adressen met huisnummer genoemd. Deze adressen betroffen onder meer [a-straat] [2], [3], [4], [5] en [6]. De laatste anonieme melding aan de politie aangaande de kwekerijen dateert van 11 juli 2006.
Personalia verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
[a-straat 1], [0000 AA] [woonplaats]
Op 29 juli 2006 werd door de officier van justitie, mr. Klooster, toestemming verleend ter ontmanteling van diverse hennepkwekerijen op het woonwagenkamp te [plaats A] aan de [a-straat]. Tevens werd toestemming verleend tot binnentreding ter inbeslagname indien nodig.
Op 29 juli 2006 werden bij de verdachte de volgende goederen in beslag genomen:
- —
248 hennepplanten
- —
16 assimilatielampen
- —
6 ventilatoren
- —
3 schakelklokken
- —
2 schakelkasten
- —
16 transformatoren.
2.
Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Breda, team Etten-Leur en omstreken, mutatienr. PL202F/06-203093, d.d. 9 mei 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Op 29 juli 2006 zag ik bij het betreden van het perceel [a-straat 1] te [plaats A], dat er een woonwagen aan de linkerzijde in de lengte was geplaatst. Aan de rechterzijde, achter op het perceel zag ik een stenen berging. Helemaal achter op het perceel zag ik twee houten schuurtjes staan. De toegangsdeuren van deze schuurtjes waren in de richting van de woonwagen gericht.
De verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], gaf te kennen dat hij de bewoner van het betreffende perceel was.
Op mijn verzoek om ons toegang te verlenen tot de twee schuurtjes gaf hij ons toegang tot de twee schuurtjes door deze met een sleutel van het slot te halen.
Ik zag dat in beide schuurtjes onder kunstlicht hennep werd geteeld. Ik zag dat er een stroomkabel vanuit de stenen berging naar deze schuurtjes liep. Ik zag dat de enige toegang tot deze schuurtjes de deurtjes waren die door de verdachte zelf waren ontsloten.
3.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 22 februari 2007, voor zover inhoudende als volgt.
De meter zit in de berging achter de woonwagen. Die berging huur ik. Die hoort bij de standplaats. Ik heb de sleutel. De schuur waar de hennep is gevonden staat ongeveer 5 meter van mijn standplaats.
4.
Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, mutatienr. PL2037/06-203093 (p. 12 van het dossier van politie Midden en West Brabant met dossiernr. PL2037/06-010851), d.d. 10 augustus 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Op 10 augustus 2006 werd door de Unit Forensisch Technisch Onderzoek een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Deze partij was in beslag genomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [a-straat 1] te [plaats A].
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Een hoeveelheid door het aanvragend team uit een grotere hoeveelheid veiliggesteld plantenmateriaal.
De genoemde plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door mij herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen. Dit monster werd getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’, waarbij gebruik werd gemaakt van NARCOTEST ODV testbuisje, nummer 8,
De test gaf een POSITIEVE reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifte energie diefstal (p. 37–38 van het dossier van politie Midden en West Brabant met dossiernr. PL2037/06-010851), d.d. 14 augustus 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], fraudeinspecteur, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als volgt:
Locatie van het delict:
- —
adres [a-straat 1]
- —
postcode/plaats [0000 AA] [woonplaats]
- —
Afnemer [verdachte]
- —
Datum vaststelling 29 juli 2006
Wat betreft de elektriciteitsaansluiting in het onderhavige pand is het volgende geconstateerd:
De door ons bedrijf aan de aansluitkast aangebrachte verzegeling was verbroken, gemanipuleerd of vervangen.
De meterstanden op 29-07-2006 komen niet overeen met het normaal historisch elektrisch verbruik in relatie tot het elektrisch verbruik van de aangetroffen hennepplantages. In de aansluitkast van de elektriciteitsaansluiting van bovengenoemd pand was een illegale aansluiting gemaakt welke rechtstreeks, buiten de kWh-meter om, verbonden was met de verdeelinrichting ten behoeve van de elektrische apparatuur bij de hennepplanten.
Bij Essent Netwerk B.V. (het hof begrijpt: distributiebedrijf Essent) staat op het onderhavige adres als klant geregistreerd:
[Verdachte].
Aan de hand van de aangetroffen situatie bestaat een redelijk vermoeden dat de gebruiker van de elektrische aansluiting, [verdachte], zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit, te weten het niet gemeten energieverbruik zijnde 38768 kWh.
Door of namens Essent is aan niemand het recht of toestemming verleend om de hierboven aangegeven activiteiten uit te voeren.’
6.
Relevant voor de bespreking van de klacht zijn met name van belang de gewraakte zin uit bewijsmiddel 5 inhoudende:
‘De door ons bedrijf aan de aansluitkast aangebrachte verzegeling was verbroken, gemanipuleerd of vervangen.’
en de laatste zin van de daaropvolgende alinea, inhoudende:
‘In de aansluitkast van de elektriciteitsaansluiting van bovengenoemd pand was een illegale aansluiting gemaakt welke rechtstreeks, buiten de kWh-meter om, verbonden was met de verdeelinrichting ten behoeve van de elektrische apparatuur bij de hennepplanten.’
7.
De toelichting op het middel eindigt met de slotsom dat het weg te nemen goed onder het bereik is gebracht door middel van manipulatie. In dat geval zou verbreking niet te bewijzen zijn. Uit de onder 6 opgenomen delen van bewijsmiddel 5 volgt dat verdachte zich toegang heeft verschaft tot de aansluitkast voor het aanleggen van de illegale aansluiting. Het is van algemene bekendheid dat dergelijke toegang alleen mogelijk is door schade toe te brengen aan de originele verzegeling. Die verzegeling is bestemd om te verhinderen dat verdachte de elektriciteit onder zijn bereik brengt zonder registratie op de meter. Manipulatie die schade veroorzaakt kan mijns inziens onder het juridische begrip verbreking worden gebracht.1. Aldus volgt uit de bewijsmiddelen dat er sprake was van verbreking.
8.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑07‑2009