Rb. Den Haag, 06-01-2020, nr. C/09/586169 / FA RK 20-4
ECLI:NL:RBDHA:2020:406
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-01-2020
- Zaaknummer
C/09/586169 / FA RK 20-4
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:406, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑01‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0041
Uitspraak 06‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Voortzetting crisismaatregel WvGGZ
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/586169 / FA RK 20-4
Datum beschikking: 6 januari 2020
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking naar aanleiding van het op 2 januari 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de man],
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.
1. Procesverloop
1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 31 december 2019 opgelegde last tot inbewaringstelling als bedoeld in artikel 20 Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en op grond van artikel 15:1, derde lid, van de Wvggz sinds 1 januari 2020 aangemerkt als crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag waarbij op 31 december 2019 de inbewaringstelling van de betrokkene is gelast;
- een geneeskundige verklaring van 31 december 2019;
- een aanvullende geneeskundige verklaring van [onderzoeker] , psychiater, inhoudende dat zij de betrokkene op 31 december 2019 heeft onderzocht en de inhoud van de voornoemde geneeskundige verklaring onderschrijft;
- een afschrift van de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 januari 2020.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [de officier van justitie] ;
- [de psychiater] ;
- de persoonlijk begeleider, [mevrouw A.] .
2. Verzoek en verweer
2.1
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij zijn verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel. Daarbij heeft hij – in overeenstemming met de door de psychiater ter zitting noodzakelijk geachte vormen van verplichte zorg – de voorgestelde vormen van verplichte zorg mondeling gewijzigd en aangevuld, in die zin dat de volgende vormen van verplichte zorg worden verzocht:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- opnemen in een accommodatie.
2.2
De advocaat heeft namens de betrokkene verweer gevoerd en primair betoogd dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met toepassing van het overgangsrecht in artikel 15:1, derde lid, van de Wvggz is de op 31 december 2019 afgegeven last tot inbewaringstelling sinds 1 januari 2020 aangemerkt als een crisismaatregel waarvoor de officier een verzoek heeft ingediend tot voortzetting daarvan. In de beschikking van de burgemeester tot het verlenen van de crisismaatregel dient te zijn opgenomen welke vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast en de rechter is bij haar beslissing op de voortzetting van de crisismaatregel gebonden aan deze vormen van zorg, nu artikel 6:4, tweede lid, van de Wvggz niet van toepassing is op de voortzetting van de crisismaatregel. In de onderhavige last tot inbewaringstelling is – op basis van de Wet Bopz – uitsluitend de opname in een accommodatie als verplichte zorg opgenomen, zodat een eventuele voortzetting daarvan ook uitsluitend de opname kan behelzen. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat in het geval van de betrokkene ook andere vormen van verplichte zorg noodzakelijk worden geacht, heeft de advocaat zich op het standpunt gesteld dat de voortzetting van de crisismaatregel niet doelmatig is.
Subsidiair, indien de rechtbank wel toekomt aan de beoordeling van de voorgestelde verplichte vormen van zorg, heeft de advocaat bezwaar gemaakt tegen verplichte zorg in de vorm van onderzoek aan de woning op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, nu er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van drugsgebruik in de thuissituatie. Daarnaast is gebleken is dat de betrokkene sinds de opname zijn medicatie vrijwillig inneemt, waardoor toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg niet nodig is.
3.3
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene een met zijn oudere broer gedeelde psychose heeft, hetgeen in de thuissituatie bij de moeder tot gevaarlijke situaties heeft geleid. Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen en het toestandsbeeld van de betrokkene te stabiliseren, is verplichte zorg in de vorm van een opname, medicatie, beperking in de bewegingsvrijheid, lichamelijk onderzoek en insluiten noodzakelijk. Desgevraagd heeft de psychiater verklaard te kunnen aansluiten bij het standpunt van de advocaat dat verplichte zorg in de vorm van controle in huis op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen een te vergaande maatregel is voor de komende drie weken. Toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg wordt door de psychiater wel noodzakelijk geacht om te kunnen ingrijpen in het geval de betrokkene de komende periode toch zal besluiten te stoppen met het gebruik van medicatie.
3. Beoordeling
3.1
3.2
Op grond van artikel 7:7 van de Wvggz kan de officier van justitie, indien hij van oordeel is dat ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel aanwezig is, een verzoekschrift indienen voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. In het verzoekschrift van de officier van justitie dient gemotiveerd te zijn aangevoerd waarom hij van oordeel is dat aan de criteria van verplichte zorg is voldaan, wat het doel is van de verplichte zorg, welke vormen van verplichte zorg moeten worden opgenomen en op welke wijze is voldaan aan de uitgangspunten van artikel 2:1 van de Wvggz.
3.3
In het onderhavige geval heeft de officier van justitie een verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:7 van de Wvggz ingediend en daarbij onder meer aangevoerd welke vormen van verplichte zorg moeten worden opgenomen. Daarnaast heeft de officier van justitie zijn verzoek op dit punt ter zitting aangevuld. Anders dan de advocaat heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat zij bij de beslissing op het verzoek van de officier van justitie niet gebonden is aan de door de burgemeester opgelegde vormen van verplichte zorg. Het zelfstandige verzoek van de officier van justitie – met daarin opgenomen de verplichte vormen van zorg – ligt immers ter beoordeling voor.
3.4
Gelet op het ter zitting door de officier van justitie aangevulde verzoek ten aanzien van de vormen van verplichte zorg, volgt de rechtbank de advocaat niet in zijn stelling dat de rechtbank geen andere vormen van verplichte zorg dan de opname in een accommodatie kan toewijzen. Dat artikel 6:4, tweede lid, van de Wvggz niet van overeenkomstige toepassing is verklaard maakt dit niet anders, temeer nu in de onderhavige geneeskundige verklaring (vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wvggz) in onderdeel 6 eveneens de noodzakelijke vormen van verplichte zorg zijn opgenomen. Reeds gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de advocaat, dat het verzoek vanwege het ontbreken van doelmatigheid niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.5
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
-ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een psychose in het kader van schizofrenie. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
Voortvloeiend uit de psychose, heeft de betrokkene voorafgaand aan de opname samen met zijn broer zijn moeder dagenlang gegijzeld in haar woning. Daarnaast heeft de betrokkene suïcide pogingen gedaan door uit het raam te springen en in een sloot zichzelf hebben geprobeerd te verdrinken. De betrokkene heeft na de opname zeer verward en zelfbeschadigend gedrag vertoond, waarbij hij zijn hoofd meermalen hard tegen een deur heeft geslagen en hierin niet was te corrigeren.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte vormen van zorg noodzakelijk zijn om het onmiddellijk dreigend nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. Het opnemen van de toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg acht de rechtbank, anders dan de advocaat heeft gesteld, eveneens noodzakelijk. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de betrokkene sinds de opname zijn medicatie inneemt, maar voorafgaand aan de opname de medicatie inname wisselend is geweest en ook het toestandsbeeld van de betrokkene op dit moment nog onvoldoende is gestabiliseerd om uit te kunnen gaan van medicatietrouw.
3.7
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.8
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.9
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.
4. Beslissing
De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van:
[de man],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- Toedienen van medicatie voor de duur van drie weken;
- Beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van drie weken;
- Insluiten voor de duur van drie weken;
- Onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van drie weken;
- Opnemen in een accommodatie voor de duur van drie weken;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 januari 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2020. | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 januari 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||