CRvB, 03-11-2005, nr. 04/2564 AW
ECLI:NL:CRVB:2005:AU7854
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
03-11-2005
- Zaaknummer
04/2564 AW
- LJN
AU7854
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2005:AU7854, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 03‑11‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
TAR 2006/20 met annotatie van G.L. Coolen
Uitspraak 03‑11‑2005
Inhoudsindicatie
Ook beëindigen dienstverband processueel belang bij oordeel formele beoordeling.
04/2564 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Minister van Buitenlandse Zaken, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2004, nr. AWB 03/239 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 6 oktober 2005, waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. E.M. Viergever-van Mourik, werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Appellant is niet ter zitting verschenen.
II. MOTIVERING
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is met ingang van 1 juli 1999 aangesteld als [naam functie] in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd voor een proeftijd van 24 maanden.
1.2. Bij besluit van 6 augustus 2001 is een beoordeling vastgesteld van het functioneren van appellant gedurende het tijdvak van 1 september 2000 tot 1 mei 2001. Bij het in dit geding bestreden besluit van 5 december 2002 heeft gedaagde het hiertegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat gedaagde de per 1 juli 2001 afgelopen tijdelijke aanstelling niet heeft verlengd, noch appellant een vaste aanstelling heeft verleend, welk besluit ingevolge 's Raads uitspraak van 9 oktober 2003, nr. 03/1705 AW, in stand is gebleven. Onder die omstandigheden kan een rechtsoordeel over de beoordeling voor appellant geen rechtspositionele consequenties meer hebben en is het procesbelang aan het beroep komen te ontbreken, aldus de rechtbank.
2. De Raad overweegt in hoger beroep als volgt.
2.1. De waardering van het functioneren van de ambtenaar in de vorm van een formele beoordeling zoals hier aan de orde, welke haar grondslag vindt in de geldende rechtspositionele voorschriften, dient te worden aangemerkt als een zelfstandig rechtsgevolg. Dit gaat niet op in het rechtsgevolg van beëindiging van de dienstbetrekking en verliest met die beëindiging ook niet alle betekenis. Daarbij is van belang dat aan de ambtenaar in beginsel een afdwingbare aanspraak op de totstandkoming van de beoordeling is toegekend.
2.2. Met het in rechte onaantastbaar worden van de beëindiging van het dienstverband is het processueel belang van appellant bij een oordeel over de rechtmatigheid van het thans bestreden besluit dan ook niet verloren gegaan. Of appellant zich inmiddels, naar hij stelt, ter zake van de beëindiging van het dienstverband heeft gewend tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan hierbij in het midden blijven.
2.3. Van redenen voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep is ook overigens niet gebleken. De aangevallen uitspraak komt dus voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal de zaak ter inhoudelijke behandeling naar de rechtbank terugwijzen.
3. Van proceskosten die met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam;
Bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht van € 205,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 november 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.W.J. Hospel.
Q