HR, 17-12-2004, nr. 40 114
ECLI:NL:HR:2004:AR7755
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-12-2004
- Zaaknummer
40 114
- LJN
AR7755
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2004:AR7755, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑12‑2004; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2003:AF7662
- Wetingang
- Vindplaatsen
V-N 2005/2.25 met annotatie van Redactie
NTFR 2004/1881 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Uitspraak 17‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Moet een instelling die over het jaar 2000 regulerende energiebelasting terugvraagt op grond van artikel 36l, lid 11, Wbm, een algemeen nut beogende instelling zijn?
Nr. 40.114
17 december 2004
LB
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 juni 2003, nr. P01/02830, betreffende na te melden ten aanzien van de vereniging X te Z vastgestelde beschikking inzake de regulerende energiebelasting.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft op de voet van artikel 36l, lid 11, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wbm), zoals deze voor het jaar 2000 luidde, over dat jaar verzocht om teruggaaf van regulerende energiebelasting tot een bedrag van ƒ 699,84, welk verzoek door de Inspecteur bij beschikking van 18 juni 2001 is afgewezen. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en teruggaaf verleend van € 373,15 aan regulerende energiebelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft het incidentele beroep beantwoord.
3. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
3.1.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende heeft als statutair doel:
a. haar leden in de gelegenheid stellen tot het onder deskundige leiding beoefenen en ontwikkelen van de creativiteit in de ruimste zin des woords als ontspanning en vrije tijdsbesteding;
b. door het houden van lezingen en exposities hiervoor belangstelling te wekken.
In het jaar 2000 had belanghebbende ongeveer 260 leden die actief waren in de beeldende kunst. Belanghebbende geeft zes keer per jaar een ledenblad uit, organiseert een artotheek, tentoonstellingen, cursussen en workshops.
3.1.2. Belanghebbende maakt gebruik van ateliers en expositieruimte in een haar ter beschikking gesteld gebouw. B heeft belanghebbende over het jaar 2000 een nota gezonden voor het verbruik van gas. B heeft daarbij ƒ 1399,67 (exclusief omzetbelasting) aan regulerende energiebelasting in rekening gebracht.
3.1.3. Belanghebbende heeft op grond van artikel 36l, lid 11, van de Wbm (tekst 2000), een deel van dit bedrag teruggevraagd.
3.2. De Inspecteur heeft, zich op het standpunt stellend dat belanghebbende geen het algemeen nut beogende instelling is in de zin van artikel 24, lid 4, van de Successiewet 1956, de teruggaaf geweigerd.
3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende in het onderhavige jaar voldeed aan de voorwaarden voor de gedeeltelijke teruggaaf van regulerende energiebelasting, nu belanghebbende zowel statutair als feitelijk activiteiten van culturele aard verricht.
3.4. Het middel verzet zich tevergeefs tegen dit oordeel. Noch in de Wbm noch in de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag, zoals geldend voor het onderhavige jaar, was als voorwaarde neergelegd dat een instelling als belanghebbende een het algemeen nut beogende instelling moest zijn om in aanmerking te komen voor de teruggaaf.
4. Beoordeling van de in het incidentele beroep aangevoerde klacht
Nu het principale beroep niet tot vernietiging van 's Hofs uitspraak leidt en het incidentele beroep strekt tot bekrachtiging van de beslissing van het Hof, heeft belanghebbende geen belang bij haar klacht.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart zowel het principale beroep van de Staatssecretaris als het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.