Hof Arnhem, 02-04-2009, nr. 200.026.709
ECLI:NL:GHARN:2009:BI0804
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
02-04-2009
- Zaaknummer
200.026.709
- LJN
BI0804
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BI0804, Uitspraak, Hof Arnhem, 02‑04‑2009; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Module Rechtsbijstand en schuldhulpverlening 2009/201 met annotatie van B.J. Engberts
Uitspraak 02‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling in verband met belemmeren of frustreren van de uitvoering daarvan door plegen diefstal en taakstraf tijdens die regeling (art. 350 lid 3 sub c Fw.).
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.026.709
arrest van de eerste civiele kamer van 2 april 2009
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. B.T.J.A. van Aalst te Enschede.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 17 augustus 2005 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) het faillissement uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 27 juni 2006 is het verzoek van [appellante] tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling toegewezen. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.A.A.M. Schreuder en tot bewindvoerder mr. J.C. Wery.
1.3 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 24 februari 2009, uitgesproken onder faillissementsnummer 06/304 R, is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd.
1.4 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 3 maart 2009 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen, kosten rechtens.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende bijlagen, de brief met bijlagen van 16 maart 2009 van de advocaat van [appellante], de brief met bijlagen van 18 maart 2009 van de bewindvoerder en het faxbericht met bijlagen van 25 maart 2009 van de advocaat van [appellante].
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 maart 2009, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat. Ten behoeve van [appellante] is verschenen [A.] van de Stichting Aveleijn. Voorts is de bewindvoerder verschenen.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[appellante] is een 39-jarige gescheiden vrouw die volledig arbeidsongeschikt is verklaard en in verband daarmee een WAO-uitkering ontvangt. [appellante] staat voor haar psychische klachten onder behandeling van Mediant Geestelijke Gezondheidszorg en wordt voor het beheer van haar financiën en administratie begeleid door de Stichting Aveleijn.
Bij vonnis van de politierechter te Almelo van 18 december 2008 is [appellante] veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 24 uur, te vervangen door 12 dagen hechtenis, wegens op 25 juni 2008 gepleegde winkeldiefstallen. Tegen dit vonnis heeft [appellante] geen hoger beroep ingesteld. [appellante] heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij op 7 april 2009 zal beginnen met het vervullen van haar taakstraf.
3.2 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds
beëindigd. Daarbij overwoog de rechtbank dat hoewel tijdens de schuldsaneringsregeling aan [appellante] wegens haar arbeidsongeschiktheid en psychische aandoeningen geen bijzondere eisen zijn gesteld, wel van haar mocht worden verwacht dat zij zich zou onthouden van het plegen van strafbare feiten, in het bijzonder van het plegen van vermogensdelicten. Hoewel de opgelegde straf mogelijk geen directe gevolgen heeft voor de boedel en er thans ten gevolge van de diefstallen geen nieuwe vorderingen zijn, kwalificeert de rechtbank het gedrag van [appellante] (het plegen van meerdere diefstallen) als een belemmering van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Een eventuele ondercuratelestelling of onderbewindstelling kan dit gedrag - zo overwoog de rechtbank - niet voorkomen.
3.3 Het hof oordeelt als volgt.
Zoals hiervoor uit 3.1 blijkt is [appellante] op 18 december 2008 door de politierechter te Almelo
veroordeeld wegens op 25 juni 2008 gepleegde diefstallen tot het verrichten van een taakstraf. Het hof is van oordeel dat [appellante] door het plegen van meerdere winkeldiefstallen tijdens de schuldsaneringsregeling - [appellante] heeft verklaard dat zij vóór 2006 al eerder in aanraking is geweest met Justitie, waarbij het ging om bedreiging en diefstal - zich willens en wetens heeft blootgesteld aan het risico dat zij (door de kans dat zij daarvoor zou worden gestraft en dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd zou worden voor lief te nemen) de uitvoering van die regeling zou kunnen belemmeren dan wel frustreren. Gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet levert dit voldoende grond op om de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds te beëindigen.
3.4 De in hoger beroep aangevoerde gronden treffen derhalve geen doel. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] zou moeten voortduren, is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 24 februari 2009.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.B. Knottnerus, A. Smeeïng-van Hees en A.A. van Rossum en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2009.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste raadsheer is dit arrest ondertekend door mr. Van Rossum.