Rb. 's-Hertogenbosch, 30-07-2010, nr. RK 10/314
ECLI:NL:RBSHE:2010:BN2961
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
30-07-2010
- Zaaknummer
RK 10/314
- LJN
BN2961
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2010:BN2961, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 30‑07‑2010; (Raadkamer)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2010/97
Uitspraak 30‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Verzoeker heeft schade geleden door ontoelaatbare invordering en inhouding van het rijbewijs. Rechter wijst naast immateriele schade, reiskosten en kosten rechtsbijstand ook vermogensschade toe. In totaal wordt toegewezen EUR 4.849,73. Gevorderd was EUR 14.225,-. Artt. 164 lid 9 WVW 1994 en 89, 90, 591, 591a Sv.
beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/727082-08
RK-nummer: 10/314
Beslissing ex artikel 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet 1994, ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Deze beslissing heeft betrekking op een op 3 maart 2010 bij de Centrale Informatiebalie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift, als bedoeld in artikel 164, negende lid van de Wegenverkeerswet 1994 en als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats], [adres],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. R.C. van der Weele,
Markt 211b, 5701 RJ Helmond.
Inleiding.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een geldelijke tegemoetkoming ten laste van de staatskas ter zake de schade die verzoeker stelt te hebben geleden door de invordering en inhouding van het rijbewijs van 15 december 2008 tot en met 28 januari 2009 op verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en ter zake de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
De rechter heeft kennis genomen van het strafdossier met bovenstaand parketnummer. In dit dossier bevindt zich een beschikking ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 van 23 januari 2009 waaruit blijkt dat de invordering van het rijbewijs van verzoeker niet was toegelaten aangezien een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een uitslag van 335 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht heeft opgeleverd. In dit dossier bevindt zich tevens een aantekening mondeling vonnis waaruit blijkt dat verzoeker op 3 december 2009 door de politierechter is veroordeeld tot een geldboete van € 350,-- wegens overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechter heeft voorts kennis genomen van de betrekkelijke stukken en van hetgeen door verzoeker, de raadsvrouwe van verzoeker en door de officier van justitie in openbare raadkamer van 16 juli 2010 naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen het toekennen van een vergoeding van een bedrag van € 440,-- (zijnde € 10,-- per dag dat het rijbewijs van verzoeker ingevorderd dan wel ingehouden is geweest) en heeft aangegeven dat het verzoekschrift voor het overige dient te worden afgewezen omdat niet eenvoudig is vast te stellen welke schade verzoeker daadwerkelijk heeft geleden.
De beoordeling.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na beëindiging van de onderhavige strafzaak.
De rechter constateert dat de zaak is geëindigd met oplegging van een straf op grond van een feit waarvoor de toepassing van het eerste of vierde lid van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 niet is toegelaten en stelt vast dat derhalve is voldaan aan de voorwaarden van artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voor het toekennen van een schadevergoeding die verzoeker ten gevolge van die toepassing heeft geleden. De rechter constateert vervolgens dat de zaak op 3 december 2009 niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat derhalve niet is voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechter zal het verzoek tot vergoeding van de ten behoeve van de behandeling ter terechtzitting gemaakte kosten dan ook afwijzen.
Met het verzoekschrift wordt in eerste instantie verzocht om vergoeding van schade van een totaalbedrag van € 13.515,38. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 7.954,-- wegens omzetderving (verzoeker werkt als zelfstandig ondernemer en runt een transportbedrijf), een bedrag van € 717,-- voor het opstellen van een schaderapport door een accountant, een bedrag van € 1760,-- voor immateriële en zakelijk moeilijk te specificeren schade, een bedrag van € 1105,-- voor rechtsbijstand door een adviesbureau in verband met de behandeling van het verzoekschrift tot teruggave van het rijbewijs, een bedrag van € 92,40 voor reiskosten, een bedrag van € 466,-- in verband met een eigen bijdrage voor rechtsbijstand voor behandeling van de hoofdzaak ter terechtzitting en een bedrag van €1420,98 voor advocaatkosten in verband met het indienen van onderhavig verzoekschrift.
Middels een fax van 14 juli 2010 heeft verzoeker het verzoekschrift gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om vergoeding van een totaalbedrag van € 14.225,-- in plaats van
€ 13.515, 38.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechter van oordeel dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding voor schade die verzoeker heeft geleden ten gevolge van de onrechtmatige invordering en inhouding van zijn rijbewijs.
De rechter acht het redelijk en billijk om verzoeker de standaardvergoeding van een bedrag van € 10,-- per dag, derhalve een bedrag van € 440,-- (zijnde 44 x € 10,--) toe te kennen voor de ten gevolge van de invordering en inhouding van het rijbewijs geleden immateriële en moeilijk te specificeren zakelijke schade. De rechter acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig om over te gaan tot toekenning van een hogere vergoeding dan voornoemde standaardvergoeding.
De rechter acht het billijk verzoeker een vergoeding toe te kennen voor het inschakelen van een ander transportbedrijf om aan zijn zakelijke verplichtingen te kunnen voldoen en zal het bedrag dat verzoeker hiervoor vraagt, zijnde € 3.268,13, toekennen.
De rechter oordeelt met betrekking tot de overige door de accountant berekende schade dat deze onvoldoende is onderbouwd. Klager heeft met het door de accountant opgestelde schaderapport onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij meer schade heeft geleden dan de hiervoor genoemde schade van het inschakelen van een ander transportbedrijf. Resultaten uit het verleden behoeven immers niet representatief te zijn voor de resultaten van het transportbedrijf in december 2009/december 2010 omdat ook andere (economische) invloeden een rol kunnen spelen. Bovendien heeft klager in zijn klaagschrift inhouding rijbewijs d.d. 5 januari 2009 aangegeven dat sprake is van marginale winsten uit zijn jonge onderneming. De rechter zal derhalve vergoeding hiervan afwijzen evenals vergoeding van de door verzoeker aangegeven kosten voor het opstellen van het schaderapport.
De rechter zal een vergoeding van de reiskosten betreffende het bijwonen van de behandeling in raadkamer van het klaagschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en van het onderhavige verzoekschrift toekennen. Dit betekent dat aan verzoeker ter zake reiskosten een bedrag van € 61,60 (zijnde 2/3 x € 92,40) zal worden toegekend. De rechter zal een vergoeding van de reiskosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting afwijzen aangezien deze kosten niet samenhangen met de schade die verzoeker heeft geleden in verband met de invordering en inhouding van zijn rijbewijs.
De rechter is van oordeel dat voor rechtsbijstand slechts de standaardvergoeding van
€ 540,-- voor het indienen van het verzoekschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet en de standaardvergoeding van € 540,-- voor het indienen van het onderhavige verzoekschrift, voor vergoeding in aanmerking komen. De overige kosten van rechtsbijstand komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Vorenstaande betekent dat aan verzoeker in totaal een bedrag € 4849,73 (zijnde € 440,-- en € 3268,13 en € 61,60 en € 1080,--) zal worden toegekend.
Bij de beslissing is gelet op artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 en op de artikelen 89, 90, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING.
De rechter kent aan verzoeker een vergoeding uit 's Rijkskas toe ten bedrage van € 4849,73
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. I.M. Nusselder, rechter,
in tegenwoordigheid van W. Kort-van Welzen, griffier
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 30 juli 2010.