CRvB, 10-03-2005, nr. 03/5884 AW
ECLI:NL:CRVB:2005:AT3543
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
10-03-2005
- Zaaknummer
03/5884 AW
- LJN
AT3543
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2005:AT3543, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 10‑03‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑03‑2005
Inhoudsindicatie
Terugbrengen van volle bezoldiging naar 80 % van de bezoldiging na afloop van de termijn van 18 maanden ziekte. Uit hoofde van ziekten of gebreken van psychische aard blijvend ongeschikt.
Partij(en)
03/5884 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis als rechtsopvolger van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostburg, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 20 oktober 2003, nr. Awb 02/467, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 27 januari 2005, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. H. Reit, werkzaam bij Adviesbureau Reit B.V., en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. E.H.A. Schute, advocaat te Middelburg.
II. MOTIVERING
- 1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- 1.1.
Gedaagde, sinds 1 september 1993 in dienst van (de rechtsvoorganger van) appellant en laatstelijk werkzaam als all-round-salarisadministrateur, is uit hoofde van ziekten of gebreken van psychische aard blijvend ongeschikt verklaard zijn arbeid te verrichten. Bij besluit van 8 januari 2002 heeft appellant aan gedaagde medegedeeld dat op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Rechtspositieregelingen gemeente Oostburg (RPO), wegens onafgebroken ziekte van 18 maanden, met ingang van de maand maart 2002 de doorbetaling van de bezoldiging zal worden teruggebracht van 100% naar 80%.
- 1.2.
In bezwaar heeft gedaagde gesteld dat hij ingevolge artikel 7:2, derde lid, van de RPO ook na afloop van de termijn van 18 maanden recht heeft op zijn volledige bezoldiging omdat er sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. Naar de mening van gedaagde is zijn ziekte mede veroorzaakt door de werkomstandigheden.
- 1.3.
Bij bestreden besluit van 8 augustus 2002 heeft appellant zijn besluit van 8 januari 2002 gehandhaafd.
- 2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak gedaagdes beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, met bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten. Het oordeel van de rechtbank is gebaseerd op het, op haar verzoek uitgebrachte, advies van de psychiater F.W. van der Poel. Deze heeft geconcludeerd dat gedaagdes arbeidsongeschiktheid ten gevolge van overbelasting in overwegende mate bepaald lijkt te zijn door zijn werksituatie. Die overbelasting is vooral veroorzaakt door de veelheid aan werkzaamheden die gedaagde voor appellant moest verrichten. Nadien heeft de psychiater zijn advies nog aangevuld in die zin dat de omstandigheden waaronder gedaagde zijn werkzaamheden diende te verrichten zodanig abnormaal en excessief van karakter waren geworden dat hij onvoldoende in staat was de hem toegeschoven nieuwe werkzaamheden van zich af te houden.
- 3.1.
Appellant heeft in hoger beroep - kort gezegd - aangevoerd dat de psychische klachten van gedaagde die tot arbeidsongeschiktheid hebben geleid niet zijn veroorzaakt door abnormale en excessieve werkomstandigheden, dat de vraag of deze omstandigheden aanwezig waren niet door een medicus maar door de rechter beantwoord dient te worden en dat het advies van psychiater Van der Poel onzorgvuldig tot stand is gekomen.
- 3.2.
Gedaagde heeft in dit kader een groot aantal omstandigheden naar voren gebracht die naar zijn oordeel abnormale of excessieve omstandigheden opleveren. Zo heeft hij onder meer gesteld dat hij zijn collega en het hoofd van de afdeling moest vervangen, hij te maken had met snel wijzigende wet- en regelgeving en met een overgang naar een andere softwareleverancier, er regelmatig sprake was van werkdagen van 12 à 13 uur evenals het verrichten van werkzaamheden in de weekenden. Voorts heeft gedaagde gesteld dat hij diverse malen bij zijn baas heeft gemeld dat hij het overzicht begon kwijt te raken. Het naar aanleiding daarvan door appellant gedane voorstel een stagiaire aan te nemen of de softwareleverancier een module te laten inrichten zag gedaagde, gezien het feit dat dit gepaard zou gaan met inwerken en begeleiden, slechts als een toename van werkzaamheden.
- 4.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad (CRvB 3 oktober 1996, LJN ZB6417, TAR 1996, 200 en CRvB 28 maart 2002, LJN AE5579, TAR 2003, 35) geldt voor toepassing van regelingen als de onderhavige, in een geval waarbij de ziekte van psychische aard is, hetgeen hier aan de orde is, als eis dat niet alleen sprake moet zijn van een oorzakelijk verband tussen de (psychische) ziekte en de werkzaamheden of de omstandigheden waaronder deze dienden te worden verricht, maar dat tevens en allereerst dient vast te staan dat die werkzaamheden of die omstandigheden - objectief beschouwd - een abnormaal of excessief karakter hadden. De te beantwoorden vraag vergt dus in de eerste plaats een juridische kwalificatie van de zich voordoende feiten. Eerst indien vastgesteld wordt dat de aard van het werk dan wel de omstandigheden waaronder dat moest worden verricht - objectief beschouwd - als abnormaal of excessief moeten worden gekenschetst, komt vervolgens de vraag aan de orde of er tussen die werkomstandigheden en de ontstane psychische arbeidsongeschiktheid een oorzakelijk verband aanwijsbaar is. Slechts beantwoording van die laatste vraag is primair gelegen op het terrein van de medicus.
- 4.2.
De Raad acht het daarom niet juist dat de rechtbank haar oordeel over de aard van het werk en de werkomstandigheden geheel heeft gebaseerd op het advies van de medisch deskundige. Ook inhoudelijk acht de Raad het door de rechtbank gegeven oordeel echter niet juist.
- 4.3.
De onder 3.2. door gedaagde genoemde omstandigheden van het (tijdelijk) vervangen van een collega en het hoofd van zijn afdeling en van het moeten inspelen op wijzigingen in wet- en regelgeving moeten worden gerekend tot de normale werkomstandigheden van een functionaris als gedaagde. Dat de werkzaamheden regelmatig werden verricht in een tijdsspanne van 12 à 13 uur, vond zijn oorzaak in de aan gedaagde geboden gelegenheid zijn werktijden aan te passen aan zijn speciale (en belastende) privéomstandigheden. Daarbij heeft appellant niet van gedaagde gevergd dat hij de gebruikelijke arbeidsuren zou overstijgen. Ook acht de Raad de wijze waarop appellant heeft gereageerd op het verzoek van gedaagde om de door hem gevoelde werkdruk te verlichten van een adequate en zorgvuldige reactie getuigen.
In de door gedaagde gestelde feiten en omstandigheden kan de Raad dan ook geen aanleiding vinden om tot het oordeel te komen dat zodanige werkomstandigheden bestonden, dan wel dat gedaagde anderszins in zijn functie dusdanig belast was, dat - objectief bezien - van abnormale of excessieve werkomstandigheden kan worden gesproken.
- 5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat appellant terecht en op goede gronden na afloop van de termijn van 18 maanden ziekte is overgegaan tot het terugbrengen van gedaagdes volle bezoldiging naar 80% van de bezoldiging. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden vernietigd en het beroep moet alsnog ongegrond worden verklaard.
- 6.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat dient te worden beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. J.Th. Wolleswinkel en prof. mr. F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van mr. L.N. Nijhuis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) L.N. Nijhuis.