Hof Leeuwarden, 30-03-2010, nr. 200.046.470/01
ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9893
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
30-03-2010
- Zaaknummer
200.046.470/01
- LJN
BL9893
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9893, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 30‑03‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JPF 2010/136
Uitspraak 30‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Toevoeging van art. 1:116 BW; huwelijkse voorwaarden kunnen beslaglegger niet worden tegengeworpen nu die t.t.v. de beslaglegging niet waren ingeschreven. Beslaglegger mocht daarom uitgaan van wettelijke gemeenschap.
Arrest d.d. 30 maart 2010
Zaaknummer 200.046.470/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. J.M. Jansen, kantoorhoudende te Peize,
tegen
1. [X B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
advocaat: mr. R.M. Goudberg, kantoorhoudende te Heerenveen,
2. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding- vonnis uitgesproken op 30 september 2009 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 oktober 2009, hersteld bij exploot van 16 oktober 2009, is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [X B.V.] en [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 oktober 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, rechtdoende in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te vernietigen het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden van 30 september 2009, gewezen onder zaak- en rolnummer 99132.KG ZA 259, waarvan beroep;
II. opnieuw rechtdoende de vorderingen van appellante als eiseres in eerste aanleg alsnog toe te wijzen en de vorderingen van geïntimeerde sub 1 als gedaagde in eerste aanleg alsnog af te wijzen;
met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties, waaronder deurwaarderskosten, vast recht en het salaris van de advocaten van appellante, te begroten volgens het gebruikelijke tarief."
Bij memorie van antwoord is door [X B.V.] verweer gevoerd met als conclusie:
"[appellante] in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar vorderingen af te
Wijzen - en derhalve het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen - en [appellante] te veroordelen in de proceskosten van deze procedure."
Voorts heeft [appellante] een akte genomen.
Tenslotte hebben [appellante] en [X B.V.] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in het vonnis van 30 september 2009 een aantal feiten als (voorshands) vaststaand aangenomen. Tegen deze feitenvaststelling is grief I gericht. Met inachtneming van die grief staat het volgende vast.
1.1. [appellante] en R.P. [V] zijn gehuwd nadat zij op 12 oktober 1994 huwelijkse voorwaarden hadden gemaakt, inhoudende een uitsluiting van iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap.
1.2. Op 8 januari 2009 is een auto, merk Mitsubishi, type Outlander, kleur zwart, kenteken 95-GBV-8 (hierna: de auto) op naam van [appellante] gesteld. Zij heeft voorts de beschikking over de autosleutels en ze betaalt de kosten van de motorrijtuigenbelasting en van de verzekering van de auto. De groene kaart staat mitsdien eveneens op haar naam.
1.3. Krachtens executoriale titels van 15 mei 2006 en 17 september 2008 heeft [X B.V.] ten laste van [V] op 26 augustus 2009 executoriaal beslag laten leggen op de auto.
2. Met grief I bestrijdt [appellante] de feitenvaststelling van de rechtbank waar het betreft het moment van tenaamstelling van de auto. Volgens [appellante] heeft de tenaamstelling op 8 januari 2009 plaatsgehad en niet in 2008, zoals de rechtbank heeft overwogen. [X B.V.] heeft dat vervolgens niet bestreden. Daardoor staat in hoger beroep vast wat met de grief wordt aangevoerd. Dat betekent dat deze grief doel treft. De grief leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden vonnis en treft in zoverre geen doel.
Het geschil
3. Stellende dat elke gemeenschap tussen partijen is uitgesloten en dat zij de eigenaar is van de auto, heeft [appellante] de schorsing en opheffing van het beslag gevorderd, met een verbod tot latere beslaglegging op de auto. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen.
4. Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat ook een of meer van de overige grieven doel treffen, dient het hof de in eerste aanleg door [X B.V.] aan de orde gestelde, maar buiten behandeling gebleven verweren alsnog ambtshalve te beoordelen, voor zover deze in hoger beroep niet uitdrukkelijk zijn prijsgegeven. Bij die beoordeling stelt het hof het volgende voorop.
5. Vast staat dat de huwelijkse voorwaarden niet in het openbaar huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven en dat [X B.V.] op het moment van beslaglegging van die voorwaarden onkundig was. [X B.V.] neemt om die reden tot uitgangspunt dat zij ervan mocht uitgaan dat de auto ten tijde van de beslaglegging in een huwelijkse gemeenschap viel, aangezien [appellante] en [V] op dat moment gehuwd waren. Dat uitgangspunt is juist: ingevolge artikel 1:116 BW kunnen de huwelijkse voorwaarden onder de geschetste omstandigheden niet aan [X B.V.] worden tegengeworpen. Die constatering staat in de weg aan de mogelijkheid van [appellante] om in dit kort geding aannemelijk te maken dat de auto niet in enige gemeenschap viel, maar dat zij daar zelf eigenaar van was. Onverenigbaar met de strekking van de genoemde wetsbepaling is het standpunt van [appellante] dat deze voorwaarden na de beslaglegging wel aan [X B.V.] kunnen worden tegengeworpen, namelijk vanaf het moment dat laatstgenoemde met de inhoud daarvan bekend is geworden (Memorie van grieven onder 11).
6. Gelet op het voorgaande behoeven de nog niet behandelde grieven geen bespreking.
Slotsom
7. Het eindvonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellante] zal ook in hoger beroep in de proceskosten worden verwezen (tariefgroep 2, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 30 september 2009;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geschil in hoger beroep , tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X B.V.] begroot op € 313,= aan verschotten en € 894 ,= aan salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs Janse, voorzitter, Groefsema en Zandbergen, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 30 maart 2010 in bijzijn van de griffier.