Rb. Amsterdam, 18-05-2011, nr. 428714 / HA ZA 09-1670
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4842
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18-05-2011
- Zaaknummer
428714 / HA ZA 09-1670
- LJN
BQ4842
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4842, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑05‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ5646, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑08‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2011/321 met annotatie van prof. mr. drs. B.P.M. van Ravels
Uitspraak 18‑05‑2011
Inhoudsindicatie
De rechtbank Amsterdam heeft vandaag vonnis gewezen in de zaken van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB)/ Deminor en Stichting FortisEffect tegen onder anderen de Staat der Nederlanden en Ageas - voorheen Fortis NV - over de gang van zaken rondom de overname van de Nederlandse onderdelen van Fortis door de Staat op 3 oktober 2008. De rechtbank heeft alle vorderingen van eisers afgewezen. Kort gezegd is niet gebleken dat de Staat bij de verwerving van de Nederlandse onderdelen van Fortis misbruik heeft gemaakt van de bijzondere omstandigheden waarin Fortis zich in de aanloop naar 3 oktober 2008 bevond of dat hij daarbij een (veel) te lage prijs heeft betaald. Evenmin is gebleken dat de Staat of Fortis de aandeelhouders van Fortis (opzettelijk) onjuist of onvolledig hebben geïnformeerd of dat zij de beslissing tot verkoop ten onrechte en in strijd met de wet, niet aan de algemene vergadering van aandeelhouders hebben voorgelegd. De Staat en Fortis NV zijn dan ook niet aansprakelijk voor de door houders van effecten Fortis als gevolg van de overname geleden schade.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 428714 / HA ZA 09-1670
Vonnis van 18 mei 2011
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VEB NCVB,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
DEMINOR INTERNATIONAL CVBA,
gevestigd te Brussel (België),
e i s e r e s s e n,
advocaat mr. G.T.J. Hoff te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
advocaat mr. A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
AGEAS N.V. (voorheen FORTIS N.V.),
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
3. de vennootschap naar Belgisch recht
AGEAS SA/NV (voorheen FORTIS SA/NV),
gevestigd te Brussel (België),
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
AGEAS INSURANCE N.V. (voorheen FORTIS INSURANCE N.V.),
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
5. de naamloze vennootschap
AGEAS INSURANCE INTERNATIONAL N.V. (voorheen FORTIS INSURANCE INTERNATIONAL N.V.),
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
6. de vennootschap naar Belgisch recht
FORTIS BANK SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
g e d a a g d e n.
Eiseressen zullen hierna VEB en Deminor worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna de Staat der Nederlanden worden genoemd. Gedaagden sub 2 tot en met 5 zullen hierna gezamenlijk Fortis N.V. c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance en Fortis Insurance International. Gedaagde sub 6 zal hierna Fortis Bank België worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de gelijkluidende dagvaardingen van 24 april 2009 en 27 april 2009;
- -
de akte overlegging producties, tevens rectificatie-akte, met producties;
- -
de incidentele conclusie tot voeging ex art. 222 Rv, met producties, van de Staat der Nederlanden;
- -
de conclusie van antwoord in het voegingsincident, met producties, van VEB en Deminor;
- -
de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van Fortis N.V. c.s.;
- -
de conclusie van antwoord in het incident van Fortis Bank België;
- -
het vonnis in het incident van 19 augustus 2009;
- -
de conclusie van antwoord van de Staat der Nederlanden, met producties;
- -
de conclusie van antwoord van Fortis N.V. c.s., met producties;
- -
de conclusie van antwoord van Fortis Bank België;
- -
het tussenvonnis van 11 november 2009;
- -
de conclusie van repliek, tevens akte wijziging van eis, met producties;
- -
de conclusie van dupliek, tevens antwoord eiswijziging, met producties, van de Staat der Nederlanden;
- -
de conclusie van dupliek, met producties, van Fortis N.V. c.s.;
- -
de conclusie van dupliek van Fortis Bank België;
- -
de akte uitlating producties;
- -
de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken;
- -
de antwoordakte van de Staat der Nederlanden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De Fortis-groep in september 2008
2.1.1.
Fortis N.V. en Fortis SA/NV zijn de twee tophoudstervennootschappen van de Fortis-groep.
2.1.2.
Het aandeelhouderschap in de Fortis-groep heeft de vorm van een zogenoemd twinned share. Op grond van de statuten van zowel Fortis N.V. als Fortis SA/NV kan een aandeel in de ene vennootschap uitsluitend worden uitgegeven, genomen, ingetrokken, overgedragen en bezwaard tezamen met een aandeel in de andere vennootschap, zulks in de vorm van een unit. Een unit bestaat uit een gewoon aandeel in Fortis N.V. en een gewoon aandeel in Fortis SA/NV. Het aldus bepaalde aandeel Fortis is genoteerd aan de beurs van Euronext Amsterdam N.V. en aan de beurs van Euronext Brussel N.V.
2.1.3.
Fortis N.V. en Fortis SA/NV houden ieder 50% van de aandelen in Fortis Brussels SA/NV en 50% van de aandelen in Fortis Utrecht N.V.
Fortis Brussels SA/NV houdt nagenoeg alle aandelen in Fortis Bank België, die in de Fortis-groep optreedt als de houdstervennootschap voor de vennootschappen die zich binnen de groep bezig houden met het bankbedrijf.
Fortis Utrecht N.V. houdt alle aandelen in Fortis Insurance, die in de Fortis-groep optreedt als de houdstervennootschap voor de vennootschappen die zich binnen de groep bezig houden met het verzekeringsbedrijf.
2.1.4.
Artikel 14 onder a van de statuten van Fortis SA/NV luidt:
De Raad van Bestuur voert overleg en beslist volgens de regels van het Fortis Governance Statement dat van tijd tot tijd wordt aangepast in overeenstemming met de hierin vastgelegde bepalingen.
Artikel II.3.2 van de Fortis Governance Statement van 25 januari 2008 luidt:
De onderwerpen die ter besluitvorming worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders omvatten onder andere (…)
beslissingen die zo verstrekkend zijn dat ze de identiteit van de Vennootschap veranderen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
- -
overdracht aan een derde partij van een belangrijk deel van Fortis, of één van haar dochtermaatschappijen, zodanig dat Fortis zou stoppen met haar activiteiten in hetzij het verzekeringsbedrijf dan wel het bankbedrijf;
- -
overname of desinvestering door Fortis, of een dochtermaatschappij, van een belang in het kapitaal van een onderneming, resulterend in een stijging of vermindering van meer dan een derde van het kernvermogen van Fortis zoals bekendgemaakt in de meest recente Jaarrekeningen van Fortis.
Eind september 2008
2.2.1.
Bij brief van 30 september 2008 heeft de Nederlandse minister van Financiën, voor zover hier van belang, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven:
Aanleiding
Het afgelopen jaar, en de afgelopen weken in het bijzonder, heeft het aandeel van Fortis sterk onder druk gestaan op de beurs, mede als gevolg van de bredere problemen op dit moment binnen de financiële sector. Dat is een ontwikkeling geweest die ik nauwlettend in de gaten heb gehouden en waar ik intensief contact over heb gehouden, onder meer met de minister-president en met de president van De Nederlandsche Bank. Wij hebben in deze contacten analyses gemaakt van de situatie en gepraat over scenario’s waarbij we rekening hielden met alle mogelijke uitkomsten.
Eind vorige week is op de beurs duidelijk geworden dat het vertrouwen in Fortis steeds verder onder druk kwam te staan. Dit probleem moest worden opgelost. Een faillissement van Fortis zou onevenredige schade hebben toegebracht aan het Nederlandse financiële stelsel en daarmee ook de Nederlandse economie als geheel. Fortis is immers een systeemrelevante bank. Dit betekent dat zij een sleutelrol speelt in het Nederlandse financiële stelsel – ernstige problemen bij haar kunnen overslaan naar de rest van het financiële stelsel en de overige banken ook in gevaar brengen.
Op dit moment is Fortis, door middel van haar belang in RFS Holdings, mede-eigenaar van ABN AMRO. In het licht van het belang van Fortis in ABN AMRO en de algehele onzekerheden op de markt zouden ernstige problemen bij Fortis – bijvoorbeeld op het vlak van liquiditeit – in de huidige omstandigheden ook kunnen zijn overgeslagen op ABN AMRO, die dan eveneens in rechtstreeks gevaar zou worden gebracht. Ook ABN AMRO is een systeemrelevante bank.
Voorkomen moest worden dat de belangen van spaarders en klanten van Fortis of ABN AMRO in gevaar zouden komen. Veel Nederlanders, consumenten en bedrijven, bankieren bij Fortis en ABN AMRO. Met het oog op die belangen en bovengenoemd systeemrisico konden en wilden wij ons niet afzijdig houden.
Er is gesproken over verschillende manieren waarop er weer rust in deze situatie zou kunnen worden gebracht. Gedurende het weekeinde bleek daarbij ook dat er op heel korte termijn geen solide private oplossing voorhanden was in de vorm van een overname door een strategische partner. Daarbij speelde ook een grote rol dat een faillissement van Fortis mondiale gevolgen zou kunnen hebben op de toch al zeer zorgelijke situatie op de financiële markten. De president van de Europese Centrale Bank heeft dit onder meer onder de aandacht gebracht.
In overleg met alle betrokkenen, waaronder de minister-president, ben ik tot de conclusie gekomen dat overheidsingrijpen op dit moment de enige manier was om dat zo belangrijke vertrouwen te herstellen. Er is immers door de kredietcrisis een buitengewone situatie ontstaan. En in een dergelijke buitengewone situatie moeten alle middelen worden overwogen, die een bijdrage kunnen leveren aan het ondersteunen en herstellen van het vertrouwen in Fortis.
Investering in Fortis
In overleg met de minister-president, mijn Belgische en Luxemburgse ambtsgenoten, De Nederlandsche Bank, de Belgische en Luxemburgse toezichthouders en met het bestuur van Fortis is gekozen voor de volgende oplossing.
Besloten is dat België, Luxemburg en Nederland samen € 11,2 miljard investeren in Fortis. (…) De Nederlandse regering investeert € 4 miljard in Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. Zij verwerft daarmee een staatsdeelneming van 49 procent in Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. De Belgische regering investeert € 4,7 miljard in Fortis Bank S.A./N.V., en de Luxemburgse regering investeert € 2,5 miljard in Fortis Banque Luxembourg S.A. (…)
De deelneming van Nederland ziet niet op ABN AMRO. Fortis heeft aangekondigd haar belang in ABN AMRO te zullen verkopen, met uitzondering van ABN AMRO Asset Management (dit onderdeel van ABN AMRO is namelijk al geïntegreerd in Fortis). Over de voorgenomen verkoop van ABN AMRO kan ik op dit moment niets zeggen. Hoe dan ook zullen De Nederlandsche Bank en ik het verkoopproces zeer nauw in de gaten houden. Ik zal er bij alle betrokken partijen op aandringen dat rekening wordt gehouden met de belangen van werknemers en klanten van ABN AMRO.
(…)
De deelneming is in mijn ogen van tijdelijke aard aangezien het publiek belang primair ligt in het ondersteunen en herstellen van het vertrouwen in Fortis. De vormgeving van de transactie zal in de aankomende periode nader uitgewerkt worden.
2.2.2.
Op respectievelijk 29 en 30 september 2008 zijn de transacties met de Belgische en Luxemburgse overheden afgerond en zijn de krachtens die transacties verschuldigde koopsommen voldaan.
Begin oktober 2008
2.3.1.
De notulen van de vergadering van de raad van bestuur van Fortis N.V. en Fortis SA/NV van 3 oktober 2008 luiden, voor zover hier van belang:
Mr. [persoon 1], chairing the Fortis Board (…) informed the Board of the events since the Board meeting of 1 October 2008.
• Fortis is under enormous pressure from the Belgian and Dutch regulators and Central Banks (CBFA, DNB and BNB). Negotiations have been going on for the past 48 hours with the Benelux governments and the authorities, but more even between the Belgian and Dutch regulators.
• DNB considers the liquidity position of Fortis unacceptable, also in view of the fact that the liquidity of FBNL (Fortis Bank (Nederland) N.V.; rechtbank) is totally dependant on the central funding at the level of Fortis Bank (Belgium) (Fortis Bank België; rechtbank). (…)
• The situation of Fortis is also being discussed at the highest political level: the Prime Ministers and Finance Ministers of Belgium, the Netherlands and Luxembourg are in close contact and follow the situation. (…)
Mr. [persoon 1] informed the Board that the Dutch and Belgian regulators see no other solution for Fortis than the conclusion of a transaction as described hereafter. Alternatively, the (banking) supervisory authorities of the Netherlands would take protective measures (‘onder curatele plaatsen’) that could trigger harsh consequences for the remaining franchise of Fortis Bank.
The transaction that the Dutch and Belgian regulators want to be concluded is structured as follows:
(…)
Mr. [persoon 1] insists, to the agreement of all members of the Board, that avoiding insolvency of the parent companies is a condition sine qua non for any transaction.
(…)
Answering questions of Board members, Mr. [persoon 2] confirmed that on Monday and Tuesday withdrawals from institutional and corporate clients increased substantially. This resulted in a very weak negotiation position for Fortis, who was even not invited to the negotiation table. Negotiations took place between the authorities.
Mr. [persoon 1] pointed out that Fortis had very little room for manoeuvre and was forced to accept the conditions imposed by the governments. DNB and CBFA have demanded that Fortis sign the agreement in order not to jeopardize the stability of the financial system.
This being said the Board came to a conclusion. The following was mentioned:
• Some Board members stated that they had not enough information to take a position.
• It was noted that we have informed the market on Monday 29 September of a plan which is different from the one that is on the table. (…)
The Board then discussed on what remaining value could be preserved for the shareholders.
(…)
Hence, considering the weak liquidity position which could lead without prompt action to a situation of insolvency, € 16.8 for the Dutch activities is the only alternative to preserve some value for the shareholders.
Decision:
The Board had to come to decisions in extremely difficult circumstances, whereby no documents were available prior to the meeting, and information based on verbal reports made by the Special Board Committee.
Weighing the interests of the different stakeholders (shareholders, clients, employees, the financial system), and considering the uncertainty in the implementation of the transaction, all except two Board members accepted the transaction, as described above; (…) abstained.
(…)
Some Board members remarked to be of the opinion that Fortis has been put under unacceptable pressure from the authorities, and had as such little information to come to a responsible decision. But Board members concurred that there was no real choice under the current circumstances.
2.3.2.
Een op 3 oktober 2008 namens de Staat der Nederlanden, Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Bank België en Fortis Insurance ondertekende Term Sheet Share Sale luidt, voor zover hier van belang:
Sellers Fortis Bank S.A./N.V., Fortis Insurance N.V., Fortis Insurance International N.V. and Fortis FBN(H) Preferred Investments B.V.
Purchaser State of The Netherlands (the “Dutch State”)
Shares All issued shares in (i) Fortis Bank Nederland (Holding N.V.) (“FNBL Holding”), (ii) Fortis Verzekeringen Nederland N.V. and Fortis Corporate Insurance N.V. (collectively the “Shares”) (the Dutch Fortis Group, and the other Fortis entities collectively the Non-Dutch Fortis Group)
Purchase Price EUR 16.8 billion
(…)
Repayment of net Upon acquisition of the Shares the net short term debt of EUR 34
short term debt of billion owed by FBNL Holding and its subsidiaries to Fortis Bank
EUR 34 billion Belgium will be immediately due and payable and repayment will be guaranteed by the Dutch State. As a result the Dutch State and the entities whose Shares are being acquired will no longer bear any responsibility for the Non-Dutch Fortis Group other than the long term debt.
Ongoing Sellers (a) Ensure continuity of current group support (including IT) to FBNL
Covenants Holding and its subsidiaries going forward, on substantially the same arms’ length terms, in such manner that FBNL Holding and its subsidiaries can continue the ordinary course of business banking and other operations in the same manner as during the past 12 months;
- (b)
Ensure separation of group cross guarantee structure;
- (c)
Undertake all corporate action required to retain F-shares in RFS Holdings within FBNL Holding;
- (d)
Release of pledge (if any) on Shares and the shares FBNL Holding owns in subsidiaries; and
- (e)
Use best efforts to minimize change of control negative effects.
Mutatis mutandis the same covenants as provided in (a), (b), (d) and (e) in relation to Fortis Corporate Insurance N.V. and Fortis Verzekeringen Nederland N.V. and their respective subsidiaries apply.
The pledge of the Fortis Insurance business to the Belgium state will be terminated.
(…)
Governing Law Dutch
Met de hand is bijgeschreven:
RFS: The Dutch State assumes the position under the CSA of Fortis SA/NV and indemnifies Fortis SA/NV in this respect. There are currently no material outstanding liabilities due and payable under the CSA, except as disclosed to DNB.
2.3.3.
Een eveneens op 3 oktober 2008 tussen Fortis Bank SA/NV en de Staat der Nederlanden gesloten schriftelijke Agreement luidt:
The Government of The Netherlands undertakes, within a period of 1 month as from the date of this agreement, to convert or otherwise transform all outstanding long-term debt obligations of Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. and its subsidiaries vis à vis Fortis Bank NV/SA for a principal amount up to 16 Bio € into State-guaranteed tradeable securities, issued on the same terms and conditions as the existing debt obligations, except as otherwise agreed by the parties.
2.3.4.
De in de Term Sheet Share Sale bedoelde aandelen zijn nog op 3 oktober 2008 overgedragen. De Staat der Nederlanden is daarmee (indirect) eigenaar geworden van het Nederlandse bankbedrijf en het Nederlandse verzekeringsbedrijf van de Fortis-groep.
2.3.5.
Bij brief van 6 oktober 2008 hebben de Nederlandse minister van Financiën en de Nederlandse minister-president, voor zover hier van belang, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven:
- 2.
Achtergrond vervolg op eerder ingrijpen
Zeer snel na het (…) aangekondigde gezamenlijk ingrijpen (…) bleek dat de getroffen maatregelen onvoldoende waren om de stabiliteit van Fortis te waarborgen. De Nederlandsche Bank (“DNB”) hield, vanuit haar rol als prudentieel toezichthouder, net als de Belgische toezichthouder de CBFA, de situatie bij Fortis nauwlettend in de gaten. Al aan het begin van vorige week werd duidelijk dat de klanten van Fortis niet gerust gesteld waren door het gezamenlijke optreden van Nederland, België en Luxemburg. Dit uitte zich met name door een uitstroom van middelen van zakelijke klanten. Als gevolg hiervan kwam Fortis in ernstige liquiditeitsproblemen en moest Fortis gedurende de afgelopen week in toenemende mate een beroep doen op liquiditeitssteun verstrekt door de Nationale Bank van België en DNB.
Hierop hebben wij, in samenspraak met de president van de Nederlandsche Bank en in overleg met onze collega’s uit België en Luxemburg en Fortis zelf, besloten dat ten aanzien van Fortis verdergaand ingrijpen onvermijdelijk was.
Al in de voorgaande weken waren verschillende scenario’s onderzocht die tot het herstel van vertrouwen in Fortis zouden kunnen leiden. Hiertoe behoorde onder meer de mogelijkheid van de verkoop van Fortis en/of ABN AMRO – of onderdelen van een van hen – aan een solide (buitenlandse of binnenlandse) partij. Gegeven de marktomstandigheden en de beperkte beschikbare tijd, bleken alle verkende opties niet haalbaar danwel ontoereikend om de door ons geëiste stabiliteit van Fortis en ABN AMRO te garanderen. Om die reden is uiteindelijk besloten tot het nemen van een 100% deelneming in FBNH, de via FBNH en RFS Holdings B.V. gehouden ABN AMRO groepsondernemingen (“AA-onderdelen”), Fortis Verzekering Nederland N.V. (“FVN”) en Fortis Corporate Insurance (“FCI”). Deze laatste twee concernonderdelen betreffen de in Nederland gevestigde verzekeringsactiviteiten van Fortis.
(…)
4. Beschrijving overeengekomen deelnemingen van de Staat
In samenspraak met de president van DNB en in goed overleg met het bestuur van Fortis en de Belgische autoriteiten, is besloten tot de aankoop van alle bancaire en verzekeringsactiviteiten van Fortis in Nederland. Om dit te bereiken heeft de Nederlandse staat verschillende groepsonderdelen gekocht (…).
De Nederlandse staat heeft 100% van de aandelen in FBNH gekocht van de Belgische moeder, Fortis Bank S.A./N.V. Hiermee is eveneens het volledige belang van Fortis in de AA-onderdelen verworven. De Nederlandse staat heeft tevens 100% van de aandelen in FVN gekocht van Fortis Insurance N.V. Eveneens zijn 100% van de aandelen in FCI gekocht van Fortis Insurance International N.V.
De Nederlandse staat verkrijgt deze aandelen van Fortis. De prijs die moet worden betaald voor deze deelnemingen is € 16,8 miljard; dit bedrag is inmiddels betaald en ontvangen.
Daarnaast werkt de Nederlandse staat mee aan de onmiddellijke aflossing van de kortlopende schuld ten bedrage van maximaal € 34 miljard van FBNH en haar dochterondernemingen aan Fortis Bank S.A./N.V. Deze aflossing is voorgefinancierd met een overbruggingskrediet verstrekt door DNB onder een garantie van de Staat. Op dit moment wordt aan een herfinanciering van deze lening gewerkt door de Staat. Het uiteindelijke doel is dat FBNH deze lening volledig zelf regelt op de financiële markten. Ook is afgesproken dat enkele langlopende leningen ter waarde van maximaal € 16 miljard versneld zullen worden afgelost door FBNH aan Fortis Bank S.A./N.V. en enkele financieringsmaatschappijen binnen Fortis. Deze aflossing zal op korte termijn moeten plaatsvinden. Ook hier zal de Nederlandse staat op basis van marktconforme voorwaarden aan meewerken.
De hiervoor genoemde deelnemingen komen in de plaats van de eerder in mijn brief van 30 september jl. aangekondigde staatsdeelneming van 49% ad € 4 miljard in FBNH. De uitvoering van die afspraak had vertraging opgelopen vanwege onduidelijkheid in het contract met betrekking tot een onderpandbepaling. Pas op 3 oktober jl. is duidelijkheid ontstaan over deze onderpandbepaling; als gevolg hiervan, en gelet op de nieuwe overeenkomst die door de Nederlandse staat was bereikt, is het bedrag van € 4 miljard uiteindelijk niet meer overgemaakt.
5. Waardering van deelnemingen
Uitgangspunt in de onderhandelingen is geweest dat de aankoop moest plaatsvinden op basis van marktwaarde. Het bepalen van de marktwaarde is een complexe opgave, aangezien de aandelen van de aangekochte entiteiten niet op de beurs worden verhandeld en de (winst-)vooruitzichten met de nodige onzekerheid zijn omgeven.
Bij de bepaling van de marktwaarde heeft de Nederlandse Staat zich bij laten staan door een externe adviseur. Deze heeft de Nederlandse Staat ondersteund in het bepalen van de marktwaarde van de verschillende entiteiten via gangbare methodes.
Startpunt bij de bepaling van de marktwaarde is een “going concern” situatie, waarbij de klanten hun middelen bij de aangekochte entiteiten laten staan. Op basis van deze redelijke veronderstelling is een raming gemaakt van de structurele winst. Vervolgens is de structurele winst via koers-winst verhoudingen en financieringskosten van vergelijkbare banken vertaald naar een marktconforme waardering.
De uiteindelijke prijs van € 16,8 miljard is een resultaat van onderhandelingen. De prijs is binnen de bandbreedtes van de marktwaarde die op basis van bovenstaande methodes werd vastgesteld.
(…)
8. Financiële consequenties voor de Staat en de burger
De aankoop van de aandelen (ad € 16,8 miljard) en de door de Staat verstrekte leningen hebben geen rechtstreekse gevolgen voor de belastingbetaler. De aankoop van de eerder genoemde entiteiten kan worden aangemerkt als een financiële transactie. De Nederlandse staat leent voor zo’n transactie op de financiële markten. Bij een dergelijke financiële transactie staat tegenover de verschaffing van kapitaal door de Staat ook een groter bezit van de Staat (in de vorm van de staatsdeelneming). De benodigde financiering ten behoeve van het versneld aflossen van de eerder genoemde leningen is ook een financiële transactie. Dit betekent dat de verwerving van de aandelen en de financiering van de leningen voor de overheidsbalans in beginsel neutraal verloopt. (…)
Voor de bovengenoemde transacties geldt wel dat de overheidsschuld toeneemt. Dit leidt tot hogere rentelasten voor de Staat. Daar staan echter hogere opbrengsten voor de Staat tegenover. Deze opbrengsten bestaan uit dividendopbrengsten (uit het aandelenbezit) en renteopbrengsten (uit de leningen aan FBNH). Op dit moment is nog niet duidelijk of de opbrengsten uit de nieuwe staatsdeelneming lager of hoger zullen zijn dan de extra rentelasten op de overheidsschuld. Ook is onduidelijk wat de uiteindelijke opbrengst zal zijn van de verkoop van de deelnemingen door de Staat. (…)
9. Procedurele aspecten
Voor de verwerving van de Staatsdeelnames in FBNH, FCI en de AA-onderdelen zijn op 3 oktober jl. verklaring van geen bezwaar verleend door DNB en de minister van Financiën gezamenlijk.
Zoals al eerder gemeld zijn de deelnemingen en de leningen van tijdelijke aard. Het publieke belang ligt primair in het ondersteunen en herstellen van het vertrouwen in de gekochte bedrijfsonderdelen.
2.3.6.
Bij dezelfde brief hebben de Nederlandse minister van Financiën en de Nederlandse minister-president aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven:
Afgelopen weekeinde is – als vervolgstap op het Nederlandse akkoord – overeenkomst bereikt tussen de Belgische staat, Fortis SA/NV en BNP Paribas. Hedenochtend zijn de hoofdlijnen van deze overeenkomst bekend gemaakt. Op basis van de ons op dit moment beschikbare informatie (…) zou deze overeenkomst uit de volgende maatregelen bestaan:
- 1.
Uitbreiding van het belang van de Belgische staat in Fortis Bank België naar 100% voor € 4,7 miljard. BNP Paribas heeft vervolgens driekwart van deze participatie overgenomen voor € 8,25 miljard en een belang van 67% verworven in Fortis Bank Luxemburg voor € 0,75 miljard.
- 2.
BNP Paribas koopt de Belgische verzekeringsactiviteiten van Fortis voor € 5,7 miljard.
3.
Een portefeuille van gestructureerde producten met een waarde van € 10,4 miljard wordt door Fortis Bank België overgedragen aan een nog op te richten afgescheiden vennootschap met als aandeelhouders de Belgische staat (24%), BNP Paribas (10%) en de Fortis-groep (66%).
Er blijft dan een beursgenoteerde onderneming Fortis bestaan, die (i) Fortis Insurance International NV behoudt; (ii) een belang van 66% verkrijgt in de vennootschap met de gestructureerde producten; en (iii) de opbrengst van de verkochte dochterondernemingen Fortis Verzekeringen Nederland en Fortis Verzekeringen België ontvangt.
Hof van Beroep
- 2.4.1.
Bij arrest van 12 december 2008 heeft het Hof van Beroep te Brussel (België) een college van deskundigen een opdracht gegeven overeenkomstig het Belgische Wetboek van Vennootschappen.
- 2.4.2.
De bedoelde deskundigen zijn [persoon 3], emeritus hoogleraar, [persoon 4], emeritus hoogleraar, [persoon 5], bedrijfsrevisor en ere-voorzitter van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, [persoon 6], hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles en aan de Université Paris-Sorbonne, en [persoon 7], gepensioneerd voorzitter en gedelegeerd bestuurder van een grote Belgische bank.
- 2.4.3.
De bedoelde opdracht luidt:
In het kader van de onderzoeksmaatregel zullen de deskundigen aan de organen van Fortis SA/NV in het algemeen, en aan de algemene vergadering van aandeelhouders in het bijzonder, hun appreciatie dienen voor te leggen van de financiële en andere omstandigheden die gepaard gingen met de verkoop aan de SFPI van de participatie van Fortis Brussels in Fortis Bank en die gepaard gingen met de verkoop van activa van dochter- en kleindochtervennootschappen aan de Nederlandse Staat en aan BNP Paribas. De deskundigen dienen vast te stellen of deze verrichtingen, volgens hen, doorgang vonden in omstandigheden die schadelijk waren voor de maatschappelijke belangen van de groep.
Te dien einde, dienen de deskundigen (…) in alle geval een volledig rapport op te stellen over de financiële toestand van de vennootschappen van de groep wat betreft hun solvabiliteit en hun liquiditeit tussen 1 september en 12 oktober 2008, de waarde te bepalen van Fortis Bank ten tijde van de kapitaalsverhoging van 27 september 2008, de exacte situatie vast te stellen van de bankfilialen van Fortis in Nederland tussen 29 september en 3 oktober 2008 in termen van financiering, wettelijk statuut en concurrentie van derden, en tenslotte, hun advies te geven over de waarde van de overgedragen activa, aan de marktwaarde, op de dag van hun respectievelijke overdracht.
- 2.4.4.
Het rapport van het college van deskundigen (hierna: het rapport [rapport]) is in twee stappen uitgebracht. Het voorlopige rapport dateert van 26 januari 2009, het definitieve rapport dateert van 15 mei 2009.
3. Het geschil
3.1.1.
VEB en Deminor vorderen, na wijzigingen van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat,
- (a)
voor recht verklaart dat de Staat der Nederlanden met de transactie van 3 oktober 2008 jegens Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en aldus onrechtmatig heeft gehandeld jegens die partijen;
- (b)
voor recht verklaart dat de Staat der Nederlanden met de transactie van 3 oktober 2008 onrechtmatig heeft gehandeld jegens een ieder die op die datum aandeelhouder van Fortis N.V. en Fortis SA/NV was, de Deminor Partijen daaronder begrepen;
- (c)
voor recht verklaart dat de Staat der Nederlanden gehouden is tot vergoeding van de schade die de aandeelhouders door de sub (b) bedoelde onrechtmatige gedraging hebben geleden;
- (d)
de Staat der Nederlanden veroordeelt tot vergoeding van de schade die de Deminor Partijen als gevolg van de sub (b) bedoelde gedragingen hebben geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- (e)
de Staat der Nederlanden verbiedt om zonder instemmingen van de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Fortis N.V. en Fortis SA/NV aandelen in het kapitaal van Fortis Verzekeringen Nederland N.V. te vervreemden en de Staat der Nederlanden gelast te bewerkstelligen dat die vennootschap de door haar of door haar dochtermaatschappijen gedreven ondernemingen niet op enige wijze geheel of gedeeltelijk zullen (de rechtbank leest: zal) vervreemden, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 1 miljard per overtreding van dat verbod en onder de bepaling dat dit verbod vervalt indien een voorstel ter zake van een dergelijke vervreemding niet (dit woord is kennelijk een verschrijving; rechtbank) binnen drie maanden nadat het door de Staat der Nederlanden ter kennis van VEB en Deminor is gebracht in stemming is gebracht in de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Fortis N.V. en Fortis SA/NV;
- (f)
subsidiair, voor het geval de onder (b) en/of (c) bedoelde vorderingen worden afgewezen, Fortis N.V. en Fortis SA/NV gelast om binnen zes maanden na de datum van betekening van het vonnis rechtsmaatregelen tegen de Staat der Nederlanden te nemen en te vervolgen teneinde vergoeding te verkrijgen van de schade die zij als gevolg van de onder (a) bedoelde gedragingen van de Staat der Nederlanden hebben geleden, zulks tenzij binnen die termijn tussen Fortis N.V. en Fortis SA/NV en de Staat der Nederlanden een minnelijke regeling omtrent vergoeding van die schade is bereikt die is goedgekeurd door de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Fortis N.V. en Fortis SA/NV;
alles met veroordeling van de Staat der Nederlanden in de kosten van het geding.
3.1.2.
VEB en Deminor leggen aan deze vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
3.1.3.
VEB stelt haar vorderingen – vorderingen (a), (b), (c), (e) en (f) – in op grond van artikel 3:305a BW.
3.1.4.
Deminor, die op 3 oktober 2008 één aandeel Fortis hield, stelt haar vorderingen – vorderingen (a), (b), (d), (e) en (f) – in voor zich en als lasthebber van de in bijlage B van de akte overlegging producties, tevens rectificatie-akte, genoemde personen, die allen op 3 oktober 2008 een of meer aandelen Fortis hielden (de “Deminor Partijen”).
3.1.5.
Vordering (a) wordt zowel primair als subsidiair ingesteld.
De rechtshandelingen van 3 oktober 2008 zijn tot stand gekomen doordat de Staat der Nederlanden jegens Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. De Staat der Nederlanden heeft niet alleen het Nederlandse bankbedrijf van de Fortis-groep overgenomen, maar – zonder noodzaak – ook het Nederlandse verzekeringsbedrijf van de Fortis-groep. Daarnaast is zowel voor het bankbedrijf als voor het verzekeringsbedrijf een te lage prijs betaald, te weten EUR 12,8 miljard respectievelijk EUR 4 miljard. Met dit misbruik van omstandigheden heeft de Staat der Nederlanden tevens onrechtmatig jegens de zo-even genoemde Fortis-vennootschappen (gedaagden 2 tot en met 6) gehandeld.
3.1.6.
Vordering (b) bouwt voort op vordering (a).
Met het onrechtmatig handelen jegens de meergenoemde Fortis-vennootschappen heeft de Staat der Nederlanden tevens onrechtmatig gehandeld jegens de personen die op 3 oktober 2008 aandelen Fortis N.V.-Fortis SA/NV hielden. De Staat der Nederlanden heeft Fortis N.V. en Fortis SA/NV genoopt het bepaalde in artikel 2:107a BW, respectievelijk artikel 14 onder a van de statuten in samenhang met artikel II.3.2 van de Fortis Governance Statement, te schenden.
3.1.7.
Vordering (c) strekt ertoe dat jegens VEB voor recht wordt verklaard dat de Staat der Nederlanden jegens de personen die op 3 oktober 2008 aandelen Fortis N.V.-Fortis SA/NV hielden gehouden is tot vergoeding van de door zijn onrechtmatig handelen veroorzaakte schade.
3.1.8.
Vordering (d) strekt ertoe dat de Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die de Deminor Partijen als gevolg van zijn onrechtmatig handelen hebben geleden.
3.1.9.
Vordering (e) behelst een ordemaatregel die beoogt de schadeberekening te vergemakkelijken. Deze vordering is verminderd naar aanleiding van de verkoop van de aandelen in het kapitaal van Fortis Corporate Insurance N.V. aan een derde op 2 juni 2009.
3.1.10.
Vordering (f) wordt subsidiair ingesteld, voor het geval wél geoordeeld wordt dat de Staat der Nederlanden jegens Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en/of onrechtmatig heeft gehandeld, maar níet dat de Staat der Nederlanden (ook) onrechtmatig heeft gehandeld jegens de personen die op 3 oktober 2008 aandelen Fortis N.V.-Fortis SA/NV hielden.
3.2.
De Staat der Nederlanden concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van VEB en Deminor in hun vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met hoofdelijke veroordeling – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – van VEB en Deminor tot betaling van de gedingkosten, binnen zeven dagen na het vonnis, aan de Staat der Nederlanden, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen die termijn zijn voldaan hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
3.3.
Fortis N.V. c.s. voeren aan dat zij niet rechtens verwijtbaar of onrechtmatig hebben gehandeld jegens VEB en Deminor (en degenen wier belangen VEB en Deminor stellen te behartigen). Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen ter zake. Voor zover het niet enig rechtens verwijtbaar of onrechtmatig handelen van hen betreft, refereren Fortis N.V. c.s. zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen tegen de Staat der Nederlanden, behalve voor zover zij zich hiertegen uitdrukkelijk hebben verweerd. Fortis N.V. c.s. concluderen tot slot tot veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van VEB en Deminor in de kosten van het geding.
3.4.
Fortis Bank België concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van VEB en Deminor in hun vorderingen, althans tot ontzegging van die vorderingen, met veroordeling van VEB en Deminor in de proceskosten.
3.5.
Op de (nadere) stellingen en verweren zal hierna, in het kader van de beoordeling, (nader) worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Centraal in dit geding staat de vraag of de Staat der Nederlanden jegens Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. VEB, Deminor en de Staat der Nederlanden gaan er kennelijk van uit dat die vraag ten aanzien van elk van de zo-even genoemde Fortis-vennootschappen, ook de Belgische, dient te worden beantwoord naar Nederlands recht. De rechtbank zal VEB, Deminor en de Staat der Nederlanden hierin volgen, gelet ook op de in de Term Sheet Share Sale gemaakte keuze voor Nederlands recht.
4.2.
Artikel 3:44 lid 4 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat misbruik van omstandigheden aanwezig is, wanneer iemand, die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
4.3.
Vaststaat dat Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België op 3 oktober 2008 verkeerden in een noodtoestand als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. Bij gebrek aan (nadere) verschaffing van liquiditeiten door overheden, centrale banken en andere financiële instellingen stevenden zij af op een faillissement. Duidelijk was dat de gevolgen daarvan zeer ernstig zouden zijn. Niet alleen voor de Fortis-groep en de daarbij betrokkenen (onder wie de aandeelhouders van Fortis N.V. en Fortis SA/NV, de klanten en de werknemers), maar ook voor het financiële systeem in – in elk geval – Nederland, België en Luxemburg.
4.4.
Tevens staat vast dat Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België door die noodtoestand bewogen zijn tot de op 3 oktober 2008 verrichte rechtshandelingen. Ook de Staat der Nederlanden voert niet aan dat zonder die noodtoestand binnen de Fortis-groep ook maar zou zijn gedacht aan rechtshandelingen als de onderhavige.
4.5.
Tot slot staat vast dat de Staat der Nederlanden het tot stand komen van die rechtshandelingen heeft bevorderd. De Staat der Nederlanden heeft zich, in ieder geval ook met het oogmerk om ter bescherming van de Nederlandse financiële sector een faillissement van de Fortis-groep en haar Nederlandse onderdelen te voorkomen, actief ingezet voor de totstandkoming van de onderhavige rechtshandelingen.
4.6.1.
Resteert de vraag of hetgeen de Staat der Nederlanden destijds wist of moest begrijpen hem daarvan had behoren te weerhouden. Onder “hetgeen de Staat der Nederlanden wist of moest begrijpen” valt niet alleen zijn wetenschap omtrent de in artikel 3:44 lid 4 BW bedoelde bijzondere omstandigheden, maar ook zijn wetenschap omtrent wat als benadeling van Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België kan worden aangemerkt en zijn wetenschap omtrent alles wat overigens nog van belang zou kunnen zijn voor het oordeel of hij zich van het bevorderen van de totstandkoming van de onderhavige rechtshandelingen had behoren te onthouden. Verwezen wordt naar de Parlementaire geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, Boek 3, Vermogensrecht in het algemeen, bladzijde 213.
4.6.2.
VEB en Deminor beantwoorden de zo-even geformuleerde vraag bevestigend, de Staat der Nederlanden beantwoordt die vraag ontkennend.
De stelplicht en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, bewijslast rusten op VEB en Deminor. Daarbij wordt aangetekend dat de wetgever voor de partij die zich op misbruik van omstandigheden beroept (in het onderhavige geval VEB en Deminor) de lat hoog heeft gelegd. VEB en Deminor dienen feiten en omstandigheden te stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen waaruit niet alleen volgt dat de Staat der Nederlanden zich van het verrichten van de onderhavige rechtshandelingen had behoren te onthouden, maar ook dat de Staat der Nederlanden daarvan op de hoogte was, althans had behoren te zijn.
4.6.3.
Vooropgesteld wordt dat de Fortis-groep en de Staat der Nederlanden in elkaars armen zijn gedreven. De Fortis-groep, althans haar Nederlandse bedrijf, kon slechts overleven met hulp van de Staat der Nederlanden; de Staat der Nederlanden had – op grond van zijn publieke taken en verantwoordelijkheden – bij overleven van (het Nederlandse bedrijf van) de Fortis-groep, en dus bij hulpverlening, een eigen belang; een en ander in de uitzonderlijke omstandigheden van de herfst van 2008.
4.6.4.
Vooropgesteld wordt verder dat de Fortis-groep en de Staat der Nederlanden beide werden bijgestaan door eigen externe adviseurs, in het bijzonder ook financiële specialisten (van respectievelijk [persoon 8] en [persoon 9]).
4.6.5.
Zoals hiervoor onder 3.1.5 reeds is vermeld, rust de stelling van VEB en Deminor dat de Staat der Nederlanden jegens Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België misbruik van omstandigheden heeft gemaakt op drie pijlers: (i) het Nederlandse verzekeringsbedrijf is zonder noodzaak overgenomen; (ii) voor het Nederlandse bankbedrijf is een te lage prijs betaald, te weten EUR 12,8 miljard; (iii) voor het Nederlandse verzekeringsbedrijf is een te lage prijs betaald, te weten EUR 4 miljard. VEB en Deminor keren zich niet tegen de overname van het Nederlandse bankbedrijf als zodanig. Ook zij menen dat de noodzaak daartoe bestond. De Staat der Nederlanden voert tegen elk van de bedoelde drie pijlers verweer.
4.6.6.
VEB en Deminor lichten hun stelling dat de overname van het Nederlandse verzekeringsbedrijf van de Fortis-groep door de Staat der Nederlanden niet noodzakelijk was uitvoerig toe. Zo brengen zij naar voren dat de financiële problemen waarmee de Fortis-groep kampte niet het Nederlandse verzekeringsbedrijf betroffen, dat de Fortis-groep met het oog op die financiële problemen geen dringende behoefte had aan (de opbrengst van) verkoop van het Nederlandse verzekeringsbedrijf, dat het Nederlandse bankbedrijf en het Nederlandse verzekeringsbedrijf niet operationeel met elkaar vervlochten waren en dat er geen besmettingsgevaar was.
Wat er ook zij van deze en de andere door VEB en Deminor naar voren gebrachte argumenten, VEB en Deminor verzuimen (voldoende) toe te lichten en te onderbouwen waarom de Staat der Nederlanden zich onder de gegeven omstandigheden van het verrichten van de onderhavige rechtshandelingen had behoren te onthouden. Daarbij is van belang dat de Fortis-groep en de Staat der Nederlanden in de aanloop naar 3 oktober 2008 voor een ongekende opgave stonden. Op de kortst mogelijke termijn moesten maatregelen worden getroffen teneinde te waarborgen dat de Fortis-groep, althans het Nederlandse bedrijf, zou kunnen overleven. Elk uur telde. De eerder toegepaste, meer geijkte maatregelen hadden niet tot het gewenste resultaat geleid. Aangenomen kan worden dat, indien met de te nemen maatregelen het vertrouwen in de solvabiliteit van de onderneming niet zou worden hersteld, er niet nog een mogelijkheid zou komen dat alsnog te doen. Onorthodoxe maatregelen ter voorkoming van een deconfiture van de Nederlandse onderdelen van de Fortis-groep waren dan ook onvermijdelijk. Het Nederlandse bedrijf van de Fortis-groep, een vooraanstaande bankverzekeraar, was omvangrijk en complex. Een grondige analyse van de onderlinge banden tussen het Nederlandse bankbedrijf en het Nederlandse verzekeringsbedrijf en van de risico’s van het verbreken daarvan, ontbrak. Voor het opstellen van een dergelijke analyse ontbrak de tijd.
Onder deze omstandigheden heeft de Staat der Nederlanden, in de korte tijd die hem daarvoor gegund was, in redelijkheid tot de slotsom kunnen komen dat voor het bereiken van het door hem te dienen doel - te weten het ter bescherming van de Nederlandse financiële sector voorkomen van een faillissement van de Fortis-groep en haar Nederlandse onderdelen - de noodzaak bestond het geheel van de Nederlandse activiteiten van de Fortis-groep over te nemen. Tegen deze achtergrond kan, ook indien zou worden uitgegaan van de juistheid van het door VEB en Deminor gestelde, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden geconcludeerd dat de Staat der Nederlanden zich van overname van het Nederlandse verzekeringsbedrijf had behoren te onthouden. In dit verband is mede van belang dat de top van de Fortis-groep zich uiteindelijk, zij het met pijn in het hart, niet tegen die overname heeft verzet.
4.6.7.1.
Met betrekking tot de prijs die de Staat der Nederlanden voor het Nederlandse bedrijf van de Fortis-groep heeft betaald, hebben de Nederlandse minister van Financiën en de Nederlandse minister-president in hun brief van 6 oktober 2008 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven (zie hiervoor onder 2.3.5) dat uitgangspunt in de onderhandelingen is geweest dat de aankoop moest plaatsvinden op basis van marktwaarde. Een complexe opgave, zo schrijven zij, waarbij de Staat der Nederlanden zich heeft laten bijstaan door een externe adviseur. Op basis van een going concern situatie is een raming gemaakt van de structurele winst, die vervolgens via koers-winst verhoudingen en financieringskosten van vergelijkbare banken is vertaald naar marktconforme waardering. De uiteindelijke prijs van EUR 16,8 miljard is een resultaat van onderhandelingen, aldus de Nederlandse minister van Financiën en de Nederlandse minister-president.
4.6.7.2.
In het rapport [rapport] wordt uitvoerig ingegaan op de door de Staat der Nederlanden betaalde prijs. De Staat der Nederlanden, die zich op de conclusies van dat rapport beroept, voert onweersproken aan dat deze conclusies het resultaat zijn van gedegen onderzoek, uitgevoerd door daartoe bij uitstek gekwalificeerde personen.
4.6.7.3.
Daarmee is het aan VEB en Deminor om mede tegen de achtergrond van het rapport [rapport] hun pijlers (ii) en (iii) (zie hiervoor onder 4.6.5) voldoende nader toe te lichten en te onderbouwen. VEB en Deminor slagen hierin niet. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.6.7.4.
Allereerst wordt, ten overvloede, de aan te leggen maatstaf in herinnering geroepen; zie hiervoor onder 4.6.2. De vraag is of de Staat der Nederlanden zich, gelet op de hem ten tijde van zijn handelen bekende feiten en omstandigheden, van het verrichten van de onderhavige rechtshandelingen had behoren te onthouden, meer in het bijzonder of de Staat der Nederlanden zich, gelet op die feiten en omstandigheden, van het verwerven van het Nederlandse bank- en/of verzekeringsbedrijf van de Fortis-groep tegen de daarvoor betaalde prijs had behoren te onthouden. De vraag is aldus niet of de Staat der Nederlanden, achteraf bezien, een redelijke prijs heeft betaald.
4.6.7.5.
Het rapport [rapport] bevestigt dat de door de Staat der Nederlanden betaalde prijs tot op zekere hoogte het resultaat is geweest van onderhandelingen. Het rapport signaleert dat de Fortis-groep en de Staat der Nederlanden, ieder op basis van eigen waardeberekeningen, aanvankelijk ver van elkaar verwijderd waren. Tegenover EUR 22 miljard (Fortis-groep) stond EUR 9 miljard (Staat der Nederlanden). Het rapport signaleert verder dat de Staat der Nederlanden, mede op basis van door de Fortis-groep aangedragen argumenten, is opgeschoven naar de uiteindelijke prijs van EUR 16,8 miljard (en de overige in de Term Sheet Share Sale en de Agreement opgenomen voorwaarden).
4.6.7.6.
Het rapport [rapport] vangt aan met een analyse van (de berekening van) het bedrag van EUR 22 miljard en zet er vervolgens (de berekening van) het bedrag van EUR 9 miljard tegenover. De conclusie luidt: “Rekening houdend met de bijzonder moeilijke en extreme context (…)), zijn we van mening dat de aangehouden waardering (Nederlandse activiteiten gewaardeerd op 16,8 Md), die de facto overeenstemt met een raming op 75% van een beoordeling in going concern, redelijk is” (nummer 177). Overigens blijkt uit nummer 169 van het rapport [rapport] dat de Fortis-groep zelf in de dagen na 3 oktober 2008 het bedrag van EUR 16,8 miljard heeft verdeeld over het bankbedrijf (EUR 12,8 miljard) en het verzekeringsbedrijf (EUR 4 miljard).
4.6.7.7.
VEB en Deminor delen de in het rapport [rapport] getrokken conclusie niet en stellen dat de onderliggende analyse die conclusie niet kan dragen. Zij stellen er een eigen analyse tegenover en leggen een eigen waarderingsrapport van het Nederlandse verzekeringsbedrijf over (akte overlegging producties, productie 35). Zowel in de eigen analyse als in het waarderingsrapport wordt uiteengezet wat volgens VEB en Deminor begin oktober 2008 een reële waarde was van de door de Staat der Nederlanden gekochte onderdelen van de Fortis-groep. Anders dan in het rapport [rapport] wordt daarbij echter niet een concrete analyse gemaakt van de wijze waarop de uiteindelijk betaalde prijs tussen de Fortis-groep en de Staat der Nederlanden, op basis van de gevoerde onderhandelingen en bezien in het licht van de op dat moment door partijen gehanteerde gegevens, tot stand is gekomen en wordt evenmin de vraag beantwoord of die prijs in het licht van al die omstandigheden redelijk genoemd kan worden. Kort gezegd komen de door VEB en Deminor ingebrachte eigen analyse en waardering er op neer dat achteraf wordt betoogd dat men is uitgegaan van onjuiste getallen en aannames en dat daarom de prijs te laag is geweest. Een en ander diskwalificeert echter niet, althans niet voldoende, de methode, bevindingen en conclusies van het rapport [rapport], laat staan het in dat rapport concreet beoordeelde en gesanctioneerde handelen van de Staat der Nederlanden.
Al met al kan hetgeen door VEB en Deminor is aangevoerd met betrekking tot de door de Staat der Nederlanden voor de Nederlandse bank- en verzekeringsactiviteiten van de Fortis-groep betaalde prijs niet tot de slotsom leiden dat deze zo laag is geweest dat reeds deze prijs de Staat der Nederlanden ervan had moeten weerhouden te bevorderen dat Fortis N.V., Fortis SA/NV, Fortis Insurance, Fortis Insurance International en Fortis Bank België instemden met de transactie van 3 oktober 2008.
4.6.8.
De slotsom is dat de hiervoor onder 4.6.1 geformuleerde vraag ontkennend dient te worden beantwoord.
4.7.
Daaruit vloeit voort dat vordering (a) dient te worden afgewezen. Daarmee valt ook het doek voor vorderingen (b) tot en met (f). Die vorderingen bouwen immers, zoals VEB en Deminor zelf stellen (onder meer in de dagvaarding, onder 73, en in de conclusie van repliek, onder 149), voort op vordering (a). De overige stellingen en verweren behoeven dan ook geen behandeling.
4.8.1.
VEB en Deminor zullen, als de jegens de Staat der Nederlanden en Fortis Bank België in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk respectievelijk gezamenlijk worden veroordeeld in de aan de zijde van die partijen gevallen proceskosten. Deze worden voor ieder van die partijen begroot op EUR 262,00 aan verschotten (griffierecht) en EUR 19.266,00 aan salaris advocaat (zes punten, tarief VIII), in totaal EUR 19.528,00. De rechtbank hanteert tarief VIII omdat VEB en Deminor een (gestelde) schade van ettelijke miljarden tot inzet van dit geding hebben gemaakt; de rechtbank verwijst in dit verband naar de dagvaarding, onder 48 en 53. VEB en Deminor zullen tevens, overeenkomstig de vordering daartoe waartegen geen verweer is gevoerd, worden veroordeeld tot betaling aan de Staat der Nederlanden van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf acht dagen na dit vonnis, voor zover de proceskosten niet binnen zeven dagen na dit vonnis zijn betaald.
4.8.2.
De kosten in de zaak tussen enerzijds VEB en Deminor en anderzijds Fortis N.V. c.s. zullen worden gecompenseerd als hierna, in het dictum, zal worden vermeld. Redengevend is de proceshouding van Fortis N.V. c.s., die de vorderingen van VEB en Deminor hebben ondersteund, althans niet hebben bestreden.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt VEB en Deminor hoofdelijk in de aan de zijde van de Staat der Nederlanden gevallen kosten van het geding, tot dit vonnis begroot op EUR 19.528,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt VEB en Deminor in de aan de zijde van Fortis Bank België gevallen kosten van het geding, tot dit vonnis begroot op EUR 19.528,00;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten in de zaak tussen enerzijds VEB en Deminor en anderzijds Fortis N.V. c.s. in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, mr. A.W.H. Vink en mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.
Uitspraak 19‑08‑2009
Inhoudsindicatie
In dit incidentele vonnis van de meervoudige kamer is afgewezen de vordering van de Staat om deze zaak wegens de nauwe samenhang te voegen met de zaak die tegen de Staat is aangebracht door de Stichting FortisEffect en anderen. Weliswaar is sprake van enige samenhang tussen de beide zaken, maar dat weegt niet op tegen het risico dat de behandeling van de gevoegde zaken onaanvaardbaar zou worden vertraagd, dat de zaken onnodig complex zouden worden en dat het proces onhanteerbaar zou worden. De Staat is veroordeeld in de kosten van het incident. De bodemzaak staat nu op de rol van 16 september 2009 voor conclusie van antwoord.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Meervoudige civiele kamer
zaaknummer / rolnummer: 428714 / HA ZA 09-1670
Vonnis van 19 augustus 2009
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VEB NCVB,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
DEMINOR INTERNATIONAL CVBA,
gevestigd te Brussel (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor,
tegen
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A.R.J. Croiset van Uchelen,
en
2. de naamloze vennootschap
FORTIS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de vennootschap naar Belgisch recht
FORTIS SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
4. de naamloze vennootschap
FORTIS INSURANCE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
5. de naamloze vennootschap
FORTIS INSURANCE INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. H.J. de Kluiver,
en
6. de vennootschap naar Belgisch recht
FORTIS BANK SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk VEB c.s. genoemd. Gedaagde onder 1 wordt hierna de Staat genoemd. Gedaagden onder 2 tot en met 5 worden hierna gezamenlijk Fortis c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 24 en 27 april 2009, met producties,
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis Bank SA/NV,
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv aan de zijde van de Staat, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van VEB c.s.,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis c.s.,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis Bank SA/NV.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling
in het incident
2.1. De Staat vordert dat de hoofdzaak (hierna: de zaak van VEB c.s.) wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 426224 / HA ZA 09-1362 (hierna: de zaak van FortisEffect).
De Staat stelt daartoe, samengevat, dat dezelfde feiten, verwijten en schade in de beide zaken aan de orde zijn en dat hij belang heeft bij een doelmatige procesvoering waarbij het risico van tegenstrijdige beslissingen wordt uitgesloten, zodat de zaak van VEB c.s. en de zaak van FortisEffect moeten worden gevoegd. De Staat wijst ook op de mogelijkheid van tijdrovende bewijslevering in de beide zaken met het betoog dat afstemming doelmatig en gewenst is.
2.2. VEB c.s. en Fortis c.s. voeren verweer. Fortis Bank SA/NV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3. Voorop moet worden gesteld dat de zaak van VEB c.s. tot op zekere hoogte verknocht is met de zaak van FortisEffect, nu in de beide zaken de overname van de Nederlandse onderdelen van het Fortis-concern door de Staat op 3 oktober 2008 en de voorgeschiedenis daarvan aan de orde zijn.
2.4. Daartegenover staat dat in de zaak van FortisEffect wezenlijk andere vorderingen zijn ingesteld dan in de zaak van VEB c.s. In de zaak van FortisEffect is gevorderd voor recht te verklaren dat besluiten nietig zijn in het licht van artikel 2:107a van het Burgerlijk Wetboek en gedaagden te veroordelen tot ongedaanmaking van die besluiten. In de zaak van VEB c.s. zijn daartoe strekkende vorderingen niet ingesteld en is het (primair) gevorderde toegespitst op een verklaring voor recht dat de Staat misbruik heeft gemaakt van omstandigheden en aldus onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is.
Bovendien is de grondslag van het gevorderde in de zaak van VEB c.s. toegespitst op het gestelde misbruik van omstandigheden, terwijl in de zaak van FortisEffect (ook) de gestelde misleiding van het publiek in september en oktober 2008 een rol speelt.
Verder voert de Staat in de zaak van FortisEffect formele verweren, bijvoorbeeld met betrekking tot artikel 3:305a BW en de geldigheid van de cessies waarop de eisende partijen zich beroepen. Deze verweren zien specifiek op elke eisende partij en kunnen voor iedere eisende partij nopen tot onderzoek. Onzeker is of soortgelijke verweren in de zaak van VEB c.s. zullen worden gevoerd.
Ten slotte is een door FortisEffect ingediend verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor aanhangig, waarover nog geen eindbeslissing is gegeven. Indien dit verzoek wordt toegewezen en de eisende partijen in de zaak van FortisEffect de uitkomst van de te houden getuigenverhoren wensen af te wachten alvorens voort te procederen, dan kan dit leiden tot (ernstige) vertraging in de zaak van FortisEffect.
2.5. Al met al wegen de door de Staat gestelde belangen niet op tegen het risico, in het geval van voeging van de beide zaken, dat de behandeling van de gevoegde zaken onaanvaardbaar wordt vertraagd, dat de zaken onnodig complex worden en dat het proces onhanteerbaar wordt.
2.6. Het voorgaande betekent dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.7. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van VEB c.s., Fortis c.s. en Fortis Bank SA/NV telkens begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.
in de hoofdzaak
2.8. Fortis SA/NV heeft reeds van antwoord gediend. De zaak zal naar de rol van 16 september 2009 worden verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de Staat en van Fortis c.s.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van VEB c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
3.3. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van Fortis c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
3.4. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van Fortis Bank SA/NV tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.5. verwijst de zaak naar de rol van 16 september 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van de Staat en van Fortis c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzitter, en mrs. K.A. Brunner en L.S. Frakes, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.?