Rb. Assen, 16-02-2011, nr. 304554 \ EK VERZ 10-10618
ECLI:NL:RBASS:2011:BP6513
- Instantie
Rechtbank Assen
- Datum
16-02-2011
- Zaaknummer
304554 \ EK VERZ 10-10618
- LJN
BP6513
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBASS:2011:BP6513, Uitspraak, Rechtbank Assen, 16‑02‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Besluit van de bijzondere vergadering van de VvE, op grond waarvan verzoeker zijn scootmobiel uit de gemeenschappelijke ruimte dient te verwijderen. De kantonrechter acht zich ook bevoegd terzake van het verzoek tot nietigverklaring. Niet blijkt van noodzaak tot verwijdering vanwege (brand-)veiligheid, zodat sprake is van een verboden onderscheid op grond van de WGBH/CZ. Volgt nietigverklaring.
RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 304554 \ EK VERZ 10-10618
beschikking van de kantonrechter van 16 februari 2011
in de zaak van
[Verzoeker],
hierna te noemen: [verzoeker],
wonende te [adres],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. T. Elferink ,
tegen
De Vereniging van Eigenaren [BS],
hierna te noemen: de VvE,
gevestigd te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.T. van Daatselaar.
1. De procedure
1.1 [verzoeker] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 december 2010, verzocht het besluit van de bijzondere vergadering van de VvE van 25 november 2010 nietig te verklaren, dan wel te vernietigen.
1.2 Het verweerschrift van de VvE is binnengekomen op 31 januari 2011.
1.3 De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2011.
1.4 De beslissing is bepaald op heden.
2. De feiten en omstandigheden
2.1 [verzoeker] is eigenaar van het appartementsrecht [te adres] en in die hoedanigheid van rechtswege lid van de VvE.
2.2 Bij brief van 20 maart 2009 heeft [verzoeker] het bestuur van de VvE verzocht om, in afwachting van een beslissing van de ledenvergadering, toestemming te verlenen de scootmobiel van zijn echtgenote in de gemeenschappelijke ruimte te mogen stallen.
2.3 Bij brief van 1 april 2009 heeft het bestuur van de VvE [verzoeker] bericht dat die toestemming niet wordt verleend.
2.4 Bij verzoekschrift van 6 mei 2009 heeft [verzoeker] de kantonrechter van de rechtbank Assen verzocht (onder meer) het besluit van 1 april 2009 te vernietigen, alsmede om dat besluit hangende het geding te schorsen.
2.5 Bij beschikking van 19 mei 2009 heeft de kantonrechter (onder meer) het besluit van het bestuur van de VvE van 1 april 2009, voor zover betrekking hebbend op de plaatsing van de scootmobiel in gemeenschappelijke ruimten, geschorst. Bij beschikking van 8 oktober 2009 heeft de kantonrechter (onder meer) het besluit van 1 april 2009 vernietigd.
2.6 Van die beschikking is de VvE in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van 28 september 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden de beschikking van de kantonrechter van 8 oktober 2009 vernietigd, en het besluit van het bestuur van de VvE van 1 april 2009, voor zover dat ziet op de scootmobiel, nietig verklaard .
2.7 Bij brief van 29 november 2010 heeft het bestuur van de VvE [verzoeker] bericht dat op de bijzondere ledenvergadering van 25 november 2010 is besloten om het advies van de brandweer, vermeld in een brief van 25 oktober 2010, in zijn geheel op te volgen. Dat advies luidt, voor zover hier van belang, om de voor het appartement van [verzoeker] geplaatste scootmobiel uit het oogpunt van brandveiligheid elders te parkeren en op te laden.
2.8 Het bestuur van de VvE heeft onder aanhaling van dit advies [verzoeker] in haar brief van 29 november 2010 gesommeerd de betreffende scootmobiel uit de gemeenschappelijke ruimte te verwijderen en in het eigen appartement, dan wel in de berging te plaatsen. Voorts geeft het bestuur in die brief aan dat de door [verzoeker] nog voorgestelde optie om rookmelders te plaatsen niet akkoord is.
2.9 Die door [verzoeker] voorgestelde optie is gebaseerd op de brief van de brandweer van 23 november 2010 gericht aan [verzoeker], waarin het installeren van rookmelders als een (andere) mogelijkheid wordt aangegeven.
3. Het verzoek en het verweer
3.1 [verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat het besluit van de VvE in strijd is met de beslissing van het Gerechtshof van 28 september 2009. Met name stelt [verzoeker] dat de VvE geen novum heeft aangevoerd, op basis waarvan de beslissing van het Gerechtshof zou kunnen worden herzien. Subsidiair is [verzoeker] van oordeel dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. In dat verband heeft [verzoeker] onder meer gewezen op de weigering van de VvE om akkoord te gaan met het door hem voorgestelde alternatief. Hij stelt tevens dat het besluit van de VeE in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (verder: WGBH/CZ).
3.2 De VvE stelt zich primair op het standpunt dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoek van [verzoeker], voor zover dat verzoek betrekking heeft op de nietigheid van het besluit. Ook ten aanzien van de vraag of het bestreden besluit in strijd is met de wet of statuten, is de VvE van oordeel dat de kantonrechter niet bevoegd is. (Meer) Subsidiair stelt de VvE zich op het standpunt dat de kantonrechter enkel te beoordelen staat of het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De in het kader daarvan te maken belangenafweging dient in het voordeel van de VvE uit te vallen. Doorslaggevend argument daarbij dient naar het oordeel van de VvE te zijn het brand- en/ of ontploffingsgevaar van scootmobiels.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1 Door de VvE is gesteld dat de kantonrechter niet bevoegd is van het verzoek van [verzoeker] kennis te nemen, voor zover dat verzoek de nietigheid van het besluit betreft. De kantonrechter overweegt ter zake als volgt.
4.2 In artikel 5: 130 BW is bepaald dat, in afwijking van artikel 2:15, lid 3, BW, de vernietiging van een besluit van een orgaan van een VvE geschiedt door een uitspraak van de kantonrechter. Bij die bepaling is derhalve aan de kantonrechter een exclusieve bevoegdheid gegeven. Voor het laten vaststellen van de nietigheid van een besluit is geen soortgelijke, van artikel 2:15, lid 3, BW afwijkende, regeling getroffen. Daarvan uitgaande zou de kantonrechter inderdaad niet bevoegd zijn om te oordelen over de vraag of een besluit nietig is. De kantonrechter acht zich in het onderhavige geval echter toch bevoegd en overweegt daartoe als volgt.
4.3 Indien de kantonrechter niet bevoegd zou zijn om over de nietigheid te oordelen, zou dit tot gevolg hebben dat de onderhavige zaak voor dat gedeelte naar de rechtbank, sector civiel ter verdere behandeling moet worden doorverwezen (artikel 71 Rv). De consequentie daarvan zou zijn dat twee verschillende rechters over hetzelfde besluit en hetzelfde feitencomplex zouden moeten oordelen. Daarbij komt dat -als sprake is van nietigheid- de vraag naar vernietiging niet meer aan de orde zou moeten kunnen komen. Een nietig besluit kan niet worden vernietigd.
4.4 De onder 4.3 weergegeven gang van zaken rijmt niet met het uitgangspunt zoals dat door de wetgever voor de dagvaardingsprocedure is vastgelegd in artikel 94 Rv, te weten dat samenhangende zaken vanuit een oogpunt van doelmatigheid zo veel mogelijk door één en dezelfde rechter moeten worden behandeld en beslist waarbij rekening moet worden gehouden met het specialisme van de kantonrechter. Daarbij komt dat nagenoeg alle verzoeken van boek 5 titel 9 BW moeten worden behandeld en beslist door de kantonrechter. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het aangewezen is dat in de onderhavige procedure ook het beroep op nietigheid zal worden beoordeeld. Dat sprake is van samenhang tussen de verzoeken tot nietig verklaring en vernietiging is evident: het betreft één en hetzelfde besluit en [verzoeker] heeft zich voor de nietigheid en voor de vernietiging beroepen op dezelfde feiten en omstandigheden. De raadsman van de VvE heeft desgevraagd ook niet duidelijk gemaakt welke argumenten zich verzetten tegen gezamenlijke behandeling bij de kantonrechter en zich in zoverre gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Een en ander maakt dat de kantonrechter zich bevoegd acht kennis te nemen van het gehele verzoek van [verzoeker] en om daarop te beslissen.
Inhoudelijk
4.5 Met betrekking tot het verzoek van [verzoeker] overweegt de kantonrechter dat het Gerechtshof Leeuwarden reeds eerder het wettelijk kader heeft uitgezet, waarbinnen het verzoek van [verzoeker] moet worden beoordeeld. Dat wettelijk kader betreft de WGBH/CZ. Uit de stellingen van partijen, maakt de kantonrechter op dat zij niet betwisten dat ook in de onderhavige procedure het verzoek -mede- moet worden bezien van uit de WGBH/CZ, meer in het bijzonder artikel 6b onder d en artikel 3 lid 1onder a.
4.6 Artikel 6b onder d verbiedt bij het uitvoeren van het reglement van de vereniging van eigenaren (in-)direct onderscheid te maken ten aanzien van gehandicapten en chronisch zieken. Blijkens de parlementaire geschiedenis treft dit verbod tot onderscheid ook het in een akte van splitsing en/ of het reglement opgenomen verbod tot het plaatsen van een scootmobiel in de gemeenschappelijke ruimte. Een uitzondering op dit verbod kan worden gevonden in artikel 3 lid 1 onder a, voor zover het onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid.
4.7 De VvE heeft zich ter rechtvaardiging van het in beginsel verboden onderscheid beroepen op de inhoud van de brief van de brandweer van 25 oktober 2010, zodat de kantonrechter dient te beoordelen of uit die brief kan worden opgemaakt dat het door de VvE gemaakte onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. De kantonrechter overweegt dat in de betreffende brief niet dwingend wordt voorgeschreven dat de scootmobiel uit een oogpunt van (brand-)veiligheid verwijderd moet worden. Dit in tegenstelling tot hetgeen in diezelfde brief over het vastzetten van zelfsluitende deuren met haakjes staat opgenomen; die haakjes dienen weggehaald te worden. Ten aanzien van de scootmobiel is slechts sprake van een advies. Dat dit zo is volgt tevens uit de brief van 23 november 2010 van de brandweer aan [verzoeker]. Daarin is expliciet aangegeven dat het installeren van rookmelders een reëel alternatief is. Dat verwijdering van de scootmobiel noodzakelijk is vanuit een oogpunt van veiligheid en gezondheid is dan ook niet aannemelijk gemaakt.
4.8 Voor zover door de VeE is beoogd te stellen dat haar brandverzekeraar de verwijdering eveneens verlangt, is de kantonrechter van oordeel dat dit niet uit de door haar overgelegde brief van de verzekeraar blijkt. In die brief is vermeld dat de verzekeraar zich aansluit bij besluiten van de gemeente, dan wel brandweer, alsmede dat als het plaatsen wordt toegestaan, een en ander opnieuw zal worden beoordeeld. Als laatste wijist de kantonrechter er nog op dat uit de door [verzoeker] overgelegde foto`s niet blijkt dat er sprake is van een belemmering (van vluchtwegen) door de scootmobiel.
4.9 Het voorgaande maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat de VvE zich niet kan beroepen op de in artikel 3 van de WGBH neergelegde uitzondering, nu niet is gebleken dat verwijdering van de scootmobiel noodzakelijk is vanuit een oogpunt van (brand-)veiligheid. Hierdoor heeft het in artikel 6 van diezelfde wet neergelegde verbod dan ook onverkort te gelden. Het besluit van de bijzondere vergadering is in strijd met deze wettelijke bepaling, zodat het besluit van bijzondere vergadering ingevolge artikel 2:14 lid 1 nietig is. Dit maakt dat het verzoek van [verzoeker] op deze grondslag toewijsbaar is. Hetgeen partijen over en weer verder nog hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
4.10 De VvE zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. Beslissing?
De kantonrechter:
1. verklaart het besluit van de bijzondere vergadering van de VvE van 25 november 2010 nietig;
2. veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beslissing is gegeven door de kantonrechter mr. A.M.A.M. Kager en in het openbaar
uitgesproken op 16 februari 2011.
typ: 202
coll: