Vrijstelling voor bepaalde natuursubsidies

Vrijstelling voor bepaalde natuursubsidies

Luc Adriaansen MSc RB

f0ce8450-c346-4037-88f1-f6f4452f10ba

Senior belastingadviseur en medewerker Bureau vaktechniek belastingadvies bij ABAB Van Betekenis

Een agrariër die bijdraagt aan de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur kan, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een vergoeding. Voor deze ontvangen vergoeding geldt onder voorwaarden een vrijstelling van belastingheffing. Dit geldt echter alleen als de subsidieregeling is genoemd in artikel 6 Uitvoeringsregeling Inkomstenbelasting 2001.

In dit thema krijgt u antwoord op de volgende vragen:

1.

Wat houdt de vrijstelling voor natuursubsidies in?

2.

Hoe verhoudt de vrijstelling zich met goedkoopmansgebruik?

3.

Welke beperking verbindt de rechter aan de vrijstelling?

Inleiding

De overheid stimuleert het particulier beheer van natuurterreinen, onder andere via jaarlijkse subsidies voor de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur. De minister wijst aan welk van deze subsidies (voor een gedeelte) is vrijgesteld van inkomsten- en vennootschapsbelasting. De vrijstelling staat in de inkomstenbelasting, maar is via een schakelbepaling ook van toepassing voor de vennootschapsbelasting. De voordelen uit de meeste regelingen zijn voor 100% vrijgesteld. Voor de overige regelingen is dit 90%.

Subsidie omzetting landbouwgrond naar natuur

Bij een subsidie voor de omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein (zoals bijvoorbeeld de SKNL-subsidie functieverandering) doet zich iets bijzonders voor. De subsidie is in dat geval een compensatie voor de waardedaling van de grond als gevolg van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein. Ondanks de aanwijzing van de regeling door de minister oordeelde de rechter dat de vrijstelling niet volledig van toepassing is op de ontvangen voordelen. De ontvanger moet de subsidie eerst afboeken op de boekwaarde van de grond.

Beoordeling fiscale verwerking subsidie

Uit jurisprudentie volgt dat, aan de hand van de beginselen van goedkoopmansgebruik, eerst de fiscale aard van de subsidie moet worden vastgesteld bij toepassing van de vrijstelling. De eerste vraag is of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de subsidie en de aanschaf of voortbrenging van een bedrijfsmiddel. Met andere woorden, of de subsidie naar haar aard een investerings- of objectsubsidie is of een meer algemene ondernemings-/ exploitatiesubsidie.

Documenten bij dit thema

Artikel 3.11 Wet inkomstenbelasting 2001

Artikel 3.13 lid 1 sub g Wet inkomstenbelasting 2001

Artikel 6 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Artikel 8 lid 1 Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Hoge Raad, 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:23, BNB 2021/71, V-N 2021/10.3, V-N Vandaag 2021/439, TaxVisions editie 26 februari 2021

Hof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:357, V-N Vandaag 2023/215

Hof Arnhem-Leeuwarden, 19 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9782, V-N Vandaag 2021/2571, V-N 2022/3.1.1

A-G Wattel, 13 november 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1079, V-N 2020/64.8, V-N Vandaag 2020/2911, TaxVisions editie 18 december 2020

Rechtbank Noord-Nederland, 21 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1688, V-N Vandaag 2023/963, V-N 2023/31.2.1

‘Vrijstelling natuursubsidies: onduidelijkheid’, Drs. A.W. de Beer RB, LTB 2016/2

‘Vrijstelling natuursubsidies en afwaardering landbouwgronden’, Drs. A.W. de Beer RB, LTB 2021/29

Vakstudie Inkomstenbelasting, art. 3.13 Wet IB 2001, aant. 8

Cursus Belastingrecht, IB.3.2.13.I Vrijstelling voordelen groene regelingen (art. 3.13, lid 1 onderdeel g)