Rb. Midden-Nederland, 01-11-2023, nr. 10486971 \ LC EXPL 23-973
ECLI:NL:RBMNE:2023:7659
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
01-11-2023
- Zaaknummer
10486971 \ LC EXPL 23-973
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2023:7659, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 01‑11‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑11‑2023
Inhoudsindicatie
Overeenkomst met betrekking tot verpleging en verzorging. De verpleegde is na dagvaarding onder bewind gesteld. Openstaande facturen voor de verpleging toegewezen. Die facturen zijn opeisbaar, want betalingsregeling is terecht komen te vervallen. De zoon van de verpleegde is niet aansprakelijk. Geen verzuim op grond van artikel 6:83 aanhef en sub a BW. Reconventionele vorderingen gebaseerd op de AVG. Artikel 17 AVG en artikel 152 Rv.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak met zaaknummer: 10486971 \ LC EXPL 23-973 D/51246 van
de vennootschap onder firma
[eiseres] ,
h.o.d.n. [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] , [handelsnaam 4] , [handelsnaam 5] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. W.A. Holm (GGN Mastering Credit B.V.),
tegen
de besloten vennootschap
1. [gedaagde sub 1] B.V.,
handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
2. [gedaagde sub 2] ,
wonende te gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 april 2023 met 6 producties;- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde sub 2] ;
- de akte indiening productie van [onderbewindgestelde] ;
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties 7 tot en met 15 van [eiseres] ;
- de akte van de bewindvoerder;- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie met producties 1 tot en met 4 van de bewindvoerder;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie met producties 1 tot en met 3 van [gedaagde sub 2] ;- de conclusie van dupliek in reconventie van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] heeft met ingang van 1 november 2021 met [onderbewindgestelde] een zorgovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres] [onderbewindgestelde] heeft verpleegd en verzorgd. In de zorgovereenkomst is [gedaagde sub 2] aangesteld als vertegenwoordiger van [onderbewindgestelde] .
2.2.
[eiseres] en [onderbewindgestelde] hebben in het kader van de zorgovereenkomst een zorgplan opgesteld. Hierin staat – voor zover van belang – het volgende:
“05. JURIDISCHE AANSPRAKELIJKHEID
05.a. MACHTIGING
Ondergetekende,
mevrouw [voornaam van onderbewindgestelde] [....] , geboren [onderbewindgestelde]
(…)
machtigt hierbij haar zoon
de heer [gedaagde sub 2] ,
(…)
om alle besluiten te nemen en alle noodzakelijke handelingen op administratief, medisch en financieel gebied te verrichten, dan wel laten verrichten, om de voor haar noodzakelijke verzorging te realiseren in de breedste zin van het woord.
(…)
05.b. ALGEMENE AANSPRAKELIJKHEID
De zorg voor mevrouw [....] - [achternaam van onderbewindgesteld] is administratief, planmatig, structureel, inhoudelijk en financieel, georganiseerd door haar zoon
de heer [gedaagde sub 2] ,
(…)
De heer [gedaagde sub 2] is in dat kader, de gewaarborgde hulp en de eerst verantwoordelijke voor:
(…)
2. Alle administratieve procedures inclusief de noodzakelijke administratieve
verwerking voor het aannemen, ontslaan en de salaris uitbetaling van de
zorgverleners;”.
2.3.
[eiseres] heeft [onderbewindgestelde] in de periode vanaf 15 december 2021 tot en met 21 januari 2022 vier facturen gestuurd van in totaal € 8.408,75. [gedaagde sub 2] heeft de facturen voor akkoord ondertekend.
2.4.
Per Whatsapp-bericht van 24 januari 2022 schrijft [gedaagde sub 2] – voor zover van belang – het volgende aan [eiseres] :
“(…) December wlz wordt in 3 delen uitbetaald naar grote van het bedrag per zorgverlener. November en December 2021 worden uit prive gelden betaald wegens tekort op budget 2021. De facturen vanaf 1 januari 2022 worden via het pgb portaal betaald zoals afgesproken.”.
2.5.
Per Whatsapp-bericht van 25 januari 2022 schrijft [gedaagde sub 2] – voor zover van belang – het volgende aan [eiseres] :
“Nov en dec 2021 gaan niet via het portaal. Dat kan niet omdat ik die facturen gesplitst aan je betaal. (…)”.
2.6.
Op 29 juni 2022 heeft [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] telefonisch met de gemachtigde van [eiseres] (hierna: GGN) een betalingsregeling afgesproken. In een notitie in het systeem van GGN staat hierover het volgende:
“Zoon klant wil regeling treffen. Klant is dement en niet in staat om zelf te regelen. Ik zet de [.] in en zal erop wijzen dat lopende zorgpremie voldaan moet worden. Geen ophoging, anders komt regeling definitief voor Zilveren Kruis te vervallen. Regeling voor alle dossiers van € 200,00 1e voor 01-08-2022 naast beslag.”.
2.7.
Tijdens een telefoongesprek op 4 juli 2022 is de betalingsregeling gewijzigd. In een notitie in het systeem van GGN staat hierover het volgende:
“tel. in zoon van klant belt over de gemaakte afspraak. Hij heeft een regeling met ons getroffen van € 200 per maand, maar ziet nu dat er ook beslag is gelegd op de inkomsten. In de notitie staat ook regeling naast het beslag, maar hij geeft aan dat hij toen niets van het beslag wist.
€ 200 naast het beslag is teveel.
Afgesproken regeling van € 100 per maand voor de minnelijke dossiers en in het beslagdossier alleen”.
2.8.
Per brief van 9 december 2022 schrijft GGN aan [onderbewindgestelde] – voor zover van belang – het volgende:
“In bovengenoemd dossier heeft u enige tijd geleden een betalingsregeling met ons afgesproken. De beslaglegging vanuit dossier [nummer] is nagenoeg voldaan. Daardoor komt er fors meer afloscapaciteit vrij. Daardoor dient de regeling nu verhoogd te worden.
(…)
Indien wij het inkomsten- en uitgavenformulier met de nodige bewijsstukken niet uiterlijk binnen 5 dagen na de datum van deze brief hebben ontvangen, danwel het volledig openstaande bedrag van € 6.726,88 op onze rekening hebben ontvangen, komt de regeling onherroepelijk te vervallen en wordt het totale (restant)bedrag ineens opeisbaar. Wij kunnen zonder nadere waarschuwing overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen.”.
2.9.
Per brief van 9 december 2022 schrijft GGN aan [gedaagde sub 2] – voor zover van belang – het volgende:
“In bovengenoemd dossier hebben wij u eerder gemeld dat u hoofdelijk aansprakelijk bent voor de vordering. Nu heeft alleen uw moeder een betalingsregeling bij ons. Echter is dit niet voldoende volgens [eiseres] heeft u immers de schuld veroorzaakt. Daardoor eisen wij dat ook u maandelijks gaat betalen aan de vordering.”.
2.10.
Per brief van 1 februari 2023 schrijft GGN – voor zover van belang – het volgende aan [onderbewindgestelde] :
“In bovengenoemd dossier heeft u een betalingsregeling getroffen. Wij hebben u verzocht het regelingsbedrag te verhogen, u heeft daar geen gehoor aangegeven.
De betalingsregeling is daarom nu definitief komen te vervallen en derhalve is de totale vordering ineens opeisbaar. Wij hebben nu opdracht gekregen verdere maatregelen tegen u te nemen.”.
2.11.
De zorgovereenkomst tussen [eiseres] en [onderbewindgestelde] is inmiddels beëindigd.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiseres] vordert bij dagvaarding – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [onderbewindgestelde] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 8.823,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.832,44 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling. Verder vordert [eiseres] hoofdelijke veroordeling van [onderbewindgestelde] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] vorderen – samengevat – dat de kantonrechter [eiseres] opdraagt het zorgplan uit het dossier te verwijderen, dat hij bepaalt dat het door [eiseres] ingediende zorgplan geen deel uitmaakt van de processtukken en dat hij beslist dat in deze procedure geen acht wordt geslagen op het zorgplan. Verder vorderen de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] dat [eiseres] wordt veroordeeld om het zorgplan binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te vernietigen, ook bij derden aan wie [eiseres] het zorgplan heeft uitgereikt, waaronder incassobureaus en deurwaarders, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag. Tot slot vorderen de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
[onderbewindgestelde] is na het uitbrengen van de dagvaarding onder bewind gesteld. De bewindvoerder vertegenwoordigt [onderbewindgestelde] tijdens het bewind bij de vervulling van haar taak in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Als gevolg van het bewind is [onderbewindgestelde] dus processueel onbekwaam geworden. De bewindvoerder heeft de gemachtigde van [onderbewindgestelde] (mr. Gloudi) gemachtigd om mede namens haar in deze procedure te verschijnen. Daarom wordt de bewindvoerder in genoemde hoedanigheid als de formele procespartij aangemerkt in deze procedure.
in reconventie
4.2.
Uit praktische overwegingen zullen hierna eerst de vorderingen in reconventie worden beoordeeld.
4.3.
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [eiseres] het zorgplan, met daarin onder meer medische informatie van [onderbewindgestelde] , zonder toestemming openbaar hebben gemaakt. Daarmee heeft [eiseres] volgens de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] gehandeld in strijd met de AVG.
4.4.
Voor zover de vorderingen zien op de verwijdering en vernietiging van het zorgplan (bij derden), geldt dat de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] niet-ontvankelijk zijn. Uit artikel 17 AVG in samenhang met artikel 35 van de Uitvoeringswet AVG volgt dat de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] een verzoekschrift bij de rechtbank kunnen indienen. De dagvaardingsprocedure is hiervoor niet de geëigende weg. De kantonrechter zal de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] dan ook tot zover niet-ontvankelijk verklaren.
4.5.
Voor zover de vorderingen erop zien dat het zorgplan bij de beoordeling in deze procedure buiten beschouwing wordt gelaten, geldt het volgende. Artikel 152 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942, ro. 5.2.3). Dergelijke omstandigheden zijn door de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] niet gesteld. Het staat de kantonrechter dan ook vrij om het zorgplan indien nodig bij de beoordeling te betrekken, ook als mocht blijken dat het zorgplan, althans de medische gegevens, ten onrechte zijn overgelegd. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen voor het overige worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld. Omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie wordt de helft van het aantal punten toegekend. De kosten van [eiseres] worden begroot op € 100,- (zijnde 2 punten x factor 0,5 x tarief € 200,-) aan salaris gemachtigde.
4.7.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in conventie
[gedaagde sub 2] is niet aansprakelijk voor de openstaande facturen
4.8.
Volgens [eiseres] blijkt uit artikel 5 van het zorgplan en de handelingen van [gedaagde sub 2] dat hij naast [onderbewindgestelde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van (het restantbedrag van) de openstaande facturen. [gedaagde sub 2] betwist dit. Hij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] alleen [onderbewindgestelde] tot betaling kunnen aanspreken.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor het voldoen van de facturen. Die aansprakelijkheid volgt in ieder geval niet uit het zorgplan. Hierin heeft [onderbewindgestelde] [gedaagde sub 2] gemachtigd om haar in het kader van de zorgovereenkomst te vertegenwoordigen. Die machtiging behelst dat [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] – en dus niet namens zichzelf – handelde. Dat [gedaagde sub 2] het financiële aspect van de zorg voor [onderbewindgestelde] organiseerde en “in dat kader” de eerst verantwoordelijke is voor de salaris uitbetaling van de zorgverleners, maakt nog niet dat [gedaagde sub 2] de facturen uit zijn eigen vermogen zou (moeten) betalen. [eiseres] stelt ter verdere onderbouwing nog dat [gedaagde sub 2] partij is geworden bij de zorgovereenkomst, althans dat hij als borg in de zin van artikel 7:850 lid 1 BW moet worden aangemerkt. Volgens [eiseres] blijkt dit uit het feit dat [gedaagde sub 2] de facturen heeft ondertekend en uit de Whatsapp-berichten van 24 en 25 januari 2022. Hiermee heeft [gedaagde sub 2] volgens [eiseres] toegezegd dat hij de facturen zou betalen. Dit standpunt kan [eiseres] niet helpen. Uit de Whatsappberichten en de ondertekening van de facturen blijkt slechts dat de facturen door [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] zijn geaccepteerd. Hieruit volgt nog niet dat [gedaagde sub 2] de verplichting op zich heeft genomen om de facturen vanuit zijn eigen vermogen te betalen. Van borgtocht door een toezegging tot betaling is daarom ook geen sprake, nog afgezien van het feit dat [eiseres] de borgtocht op grond van artikel 7:859 lid 1 BW met een ondertekend geschrift hadden moeten onderbouwen. Ondertekening van de facturen door [gedaagde sub 2] is daarvoor onvoldoende.
4.10.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde sub 2] als vertegenwoordiger van [onderbewindgestelde] uitsluitend in haar naam heeft gehandeld, zodat hij niet persoonlijk aansprakelijk is voor betaling van de openstaande facturen. De vorderingen gericht tegen [gedaagde sub 2] zullen daarom worden afgewezen.
Vordering van [eiseres] op de bewindvoerder is opeisbaar
4.11.
De bewindvoerder voert aan dat de vordering tot betaling van het restantbedrag van de facturen niet opeisbaar is. Volgens de bewindvoerder houdt zij zich nog steeds aan de betalingsregeling zoals die op 4 juli 2022 is overeengekomen. [eiseres] stelt daartegenover dat de betalingsregeling is komen te vervallen.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de vordering van [eiseres] op de bewindvoerder opeisbaar. Uit de brief van 9 december 2022 blijkt dat GGN de betalingsregeling heeft willen verhogen. Daarom heeft GGN [onderbewindgestelde] een verzoek tot inkomensverantwoording gestuurd. [onderbewindgestelde] (althans [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] ) heeft de benodigde gegevens niet aan GGN verstrekt, waarna GGN de betalingsregeling per brief van 1 februari 2023 vervallen heeft verklaard. De bewindvoerder voert aan dat GGN de betalingsregeling niet eenzijdig namens [eiseres] mocht opzeggen, omdat de regeling nog werd nagekomen. Dit verweer kan de bewindvoerder niet helpen. Uit de notities in het systeem van GGN blijkt dat bij de betalingsregeling rekening is gehouden met een eerder beslag in het kader van een andere vordering. Op enig moment was die vordering door de beslaglegging kennelijk nagenoeg voldaan, zodat de financiële situatie van [onderbewindgestelde] zich sinds de totstandkoming van de betalingsregeling aanzienlijk had verbeterd. Onder die omstandigheid kon in redelijkheid niet van [eiseres] worden verlangd dat zij met de overeengekomen betalingsregeling genoegen bleef nemen. Zij mocht de betalingsregeling dan ook laten vervallen, nadat de benodigde informatie voor een aanpassing van de betalingsregeling uitbleef.
De bewindvoerder moet € 7.832,44 aan [eiseres] betalen
4.13.
Volgens [eiseres] is via de (inmiddels vervallen) betalingsregeling een bedrag van € 700,- betaald. Hiervan heeft [eiseres] € 573,31 in mindering gebracht op de openstaande facturen, zoals blijkt uit de door [eiseres] ingediende specificatie (productie 10 bij de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie). De rest van het bedrag dat via de betalingsregeling is voldaan (€ 126,69) is afgeboekt op een vordering van [onderbewindgestelde(-s)] zorgverzekeraar, die volgens [eiseres] ook onderdeel uitmaakte van de betalingsregeling. Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat het openstaande bedrag € 7.832,44 (€ 8.408,75 minus € 573,31) bedraagt. De bewindvoerder zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres] te betalen.
Wettelijke rente
4.14.
[eiseres] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Volgens [eiseres] bedraagt de rente € 195,49 tot en met 25 april 2023. Dit bedrag kan naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer worden toegewezen. De bewindvoerder is de wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin zij (althans [onderbewindgestelde] ) met betaling van de facturen in verzuim is geweest. [eiseres] stelt zich ten onrechte op het standpunt dat het verzuim is ingetreden door het verstrijken van de vervaldata op de facturen. Uit niets blijkt dat [eiseres] een betaaltermijn met [onderbewindgestelde] is overeengekomen, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de vervaldata eenzijdig door [eiseres] zijn vastgesteld. De vervaldata kwalificeren daarom niet als fatale termijnen in de zin van artikel 6:83 aanhef en sub a BW. Per brief van 30 mei 2022 – ingediend door [eiseres] – heeft GGN [onderbewindgestelde] gesommeerd om een bedrag van € 6.335,- binnen veertien dagen te betalen. Omdat [onderbewindgestelde] dat niet heeft gedaan, is zij met betaling van dit bedrag in verzuim geraakt. De getroffen betalingsregeling heeft aan dit verzuim geen einde gemaakt. De kantonrechter zal de wettelijke rente over € 6.335,- dan ook toewijzen vanaf 14 juni 2022. Per brief van 10 januari 2023 – ingediend door [eiseres] – heeft GGN [onderbewindgestelde] gesommeerd om een bedrag van € 2.073,75 binnen veertien dagen te betalen. Omdat [onderbewindgestelde] dat niet heeft gedaan, is zij ook met betaling van dit bedrag in verzuim geraakt. De wettelijke rente over € 2.073,75 zal dan ook vanaf 25 januari 2023 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Niet gebleken is dat [eiseres] de bewindvoerder (althans [onderbewindgestelde] ) voor de bedragen van € 6.335,- en € 2.073,75 een aanmaning zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft gestuurd nadat [onderbewindgestelde] op 14 juni 2022 respectievelijk 25 januari 2023 met betaling van het bedrag in verzuim is geraakt. Aan de vereisten uit artikel 6:96 lid 6 BW is dan ook niet voldaan. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
De bewindvoerder moet, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding | € | 108,95 | |
- griffierecht | € | 514,00 | |
- salaris gemachtigde | € | 660,00 | (2 punten × € 330,00) |
- nakosten | € | 132,00 | |
Totaal | € | 1.414,95 |
4.17.
Omdat de door [eiseres] ingestelde vorderingen tegen [gedaagde sub 2] worden afgewezen, moet [eiseres] de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde sub 2] betalen. De kosten van [gedaagde sub 2] worden begroot op € 792,- (2 punten x tarief € 330,- aan salaris gemachtigde en € 132,- aan nakosten).
5. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [eiseres] te betalen:
I. een bedrag van € 7.832,44;
II. de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 6.335,- vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen;
III. de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.073,75 vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.414,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe door [eiseres] . Als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 792,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
verklaart de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen voor zover deze zien op de verwijdering en vernietiging van het zorgplan (bij derden);
5.7.
wijst de vorderingen voor het overige af;
5.8.
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 100,- aan salaris gemachtigde;
5.9.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de nakosten van € 100,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde sub 2] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.