NJ 2022/194
Openbaar vaarwater; publieke bestemming; duldplicht eigenaar; maatstaf. Erfdienstbaarheid; verzwaring?
HR 03-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1815, m.nt. F.M.J. Verstijlen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 december 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.E.B. ter Heide, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/01351
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
F.M.J. Verstijlen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS651070:1
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Goederenrecht / Genotsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1815, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:356, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2020
- Wetingang
Art. 5:1; 5:74 BW
Essentie
Openbaar vaarwater; publieke bestemming; duldplicht eigenaar; maatstaf. Erfdienstbaarheid; verzwaring?
Samenvatting
Voor de beantwoording van de vraag of een water openbaar is, is het feitelijke gebruik van het water bepalend. Indien daaruit blijkt dat een ieder van het water gebruik kan maken, is het water openbaar. Openbare wateren die met enige duurzaamheid en frequentie voor het economisch vervoer van goederen en personen worden gebruikt, zijn openbare vaarwateren (HR 12 juni 1951, NJ 1951/616). Ook het antwoord op de vraag welk gebruik de eigenaar van openbaar vaarwater moet dulden als ‘normaal gebruik’, is afhankelijk van het feitelijke gebruik ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.