Rb. Leeuwarden, 24-10-2007, nr. 77131 / HA ZA 06-532
ECLI:NL:RBLEE:2007:BB6499
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
24-10-2007
- Zaaknummer
77131 / HA ZA 06-532
- LJN
BB6499
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2007:BB6499, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 24‑10‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2009:BK6130
Uitspraak 24‑10‑2007
Inhoudsindicatie
Erfrecht. De vordering uit onverschuldigde betaling dan wel misbruik van omstandigheden is door een aantal van de gezamenlijke deelgenoten in een nalatenschap tegen andere deelgenoten ingesteld. Daarom zijn eisers niet ontvankelijk.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77131 / HA ZA 06-532
Vonnis van 24 oktober 2007
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
wonende te Reduzum,
2. [eiser sub 2],
wonende te Sneek,
3. [eiseres sub 3],
wonende te Harlingen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna tezamen te noemen eisers,
procureur mr. E.J. Jongsma,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Reduzum,
gedaagde sub 1,
2. [gedaagde sub2],
wonende te Reduzum,
gedaagde sub 2,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
hierna tezamen te noemen gedaagden,
procureur mr. J. Steenstra.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de brief van 31 juli 2006 van de zijde van eisers met productie 11
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- -
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- -
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- -
de conclusie van dupliek in reconventie
- -
de akte van de zijde van gedaagden van 4 juli 2007.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1.
Eisers en gedaagden zijn samen de erfgenamen van hun ouders, wijlen mevrouw [erflaatster] (hierna te noemen: [erflaatster]) en de heer [erflater] (hierna te noemen: [erflater]).
2.2.
[erflater] is op 21 oktober 2001 overleden. Bij testament van 30 mei 1991 heeft hij [erflaatster] en de kinderen voor gelijke delen tot zijn erfgenamen benoemd. Voorts heeft hij in dit testament [erflaatster] alle tot de onverdeeldheid toebehorende baten toegedeeld en aan de kinderen een vordering op [erflaatster] toegedeeld, die pas opeisbaar was in een zevental gevallen, waaronder bij het overlijden van [erflaatster].
2.3.
In september 2002 is [erflaatster] door haar huisarts aangemeld bij de Regionale Indicatie Commissie Opname (thans RIO) voor opname in een verzorgingstehuis. [erflaatster] is per 1 maart 2003 geplaatst in het zorgcentrum Nij Friesma Hiem.
2.4.
Uit een mutatieoverzicht als ook uit een bankafschrift d.d. 18 september 2003 van de Rabo Rendement Rekening met nr. [nummer] ten name van [erflater] en/of [erflaatster] blijkt dat op 18 september 2003 een bedrag aan gedaagde sub 2 is overgemaakt van € 90.000,--. Uit een stortingsoverzicht van de Rabobank blijkt dat het bedrag van € 90.000,-- ten laste is gegaan van de Rabo Rendement Rekening die (toen nog) op naam stond van "[erflater] en of". Uit een afschrift van voornoemde Rabo Rendement Rekening van 29 september 2003 blijkt dat een bedrag door gedaagde sub 2 is (terug)gestort op deze rekening van € 45.000,--, onder de noemer "correctieboeking". Uit een afschrift van 2 oktober 2003 van de Rabo Rendement Rekening blijkt dat een bedrag van € 45.000,-- is gestort naar de rekening van gedaagde sub 1.
2.5.
Op 16 juli 2004 is [erflaatster] overleden. Bij testament van 30 mei 1991 heeft zij over haar nalatenschap beschikt. Haar kinderen, eisers en gedaagden, zijn ieder voor gelijke delen (1/5) gerechtigd tot de nalatenschap.
2.6.
Eisers hebben gedaagden bij brief van 8 februari 2005 verzocht ieder een bedrag van € 6.235,-- te storten op de onder r.o. 2.4 bedoelde Rabo Rendement Rekening ten name van de erven, stellende dat zij ieder reeds € 45.000,-- hebben ontvangen terwijl het erfdeel € 38.765,-- per kind bedroeg.
2.7.
De advocaat van eisers heeft gedaagden op 15 december 2005 aangeschreven en de rechtshandelingen, zijnde de drie in r.o. 2.4. vermelde overboekingen, vernietigd op grond van artikel 3:44 lid 1 juncto lid 4 BW en gedaagden gesommeerd het bedrag van € 90.000,- terug te storten. Gedaagden hebben geen reactie gegeven op dit schrijven.
3. Vorderingen, grondslagen en verweer
In conventie
3.1.
Eisers vorderen in conventie om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair gedaagde sub 1 te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 45.000,-, ten titel van onverschuldigde betaling, op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster] te storten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2006;
subsidiair, indien en voor zover de primaire vordering niet toewijsbaar is, de schenking aan gedaagde sub 1 door [erflaatster] op 2 oktober 2003 te vernietigen op grond van artikel 3:44 lid 1 juncto lid 4 BW en gedaagde sub 1 te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 45.000,-- op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster] te storten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2006;
primair gedaagde sub 2 te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 45.000,-, ten titel van onverschuldigde betaling, op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster] te storten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2006;
subsidiair, indien en voor zover de primaire vordering niet toewijsbaar is, de schenking aan gedaagde sub 2 door [erflaatster] op 18 september 2003 te vernietigen op grond van artikel 3:44 lid 1 juncto lid 4 BW en gedaagde sub 2 te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 45.000,-- op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster] te storten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2006;
een notaris te benoemen die de afwikkeling en verdeling van de nalatenschappen van [erflater] en [erflaatster] tot stand zal brengen op grond van hun beider testamenten;
gedaagden op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag te veroordelen hun medewerking te verlenen aan de afwikkeling en verdeling van de nalatenschappen van [erflater] en [erflaatster], zoals vastgesteld door en op aanwijzing van een door de rechtbank te benoemen notaris, één en ander binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 2.159,01 terzake van wettelijke rente vanaf 15 maart 2005 tot en met 23 mei 2006 op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster];
gedaagde sub 2 te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 2.159,01 terzake van wettelijke rente vanaf 15 maart 2005 tot en met 23 mei 2006 op rekeningnummer [nummer] ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster];
gedaagden te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 1.788,- terzake van buitengerechtelijke incassokosten aan eisers;
gedaagden te veroordelen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van tenuitvoerlegging van het vonnis.
3.2.
Eisers stellen daartoe het volgende. Gezien het feit dat [erflaatster] al haar kinderen gelijk wenste te behandelen, hetgeen ook blijkt uit haar testament, is de stelling van gedaagden dat [erflaatster] hen door middel van vorenbedoelde overboekingen ten opzichte van eisers heeft willen bevoordelen niet geloofwaardig. Uit de gang van zaken met betrekking tot de overboekingen blijkt volgens eisers dat het niet de wil is geweest van [erflaatster] om aan gedaagden ieder € 45.000,-- te geven, maar dat zulks op initiatief van gedaagden heeft plaatsgevonden. Dat er geen sprake is geweest van een schenking blijkt tevens uit het feit dat er geen schenkingsakte is opgemaakt en dat er door gedaagden geen aangifte successierechten is gedaan ter zake van de € 90.000,--. Gelet op het vorenstaande is er onverschuldigd betaald aan gedaagden, aldus eisers. Subsidiair stellen eisers dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. Gedaagden wisten of hadden moeten begrijpen dat [erflaatster] door bijzondere omstandigheden, zoals afhankelijkheid en een slechte geestestoestand, makkelijk te bewegen was tot het laten overboeken van grote sommen geld. [erflaatster] leed aan een progressieve vorm van dementie en takelde ook fysiek af als gevolg van de ziekte van Hodgkin, diabetes mellitus en een schildklierafwijking. Dit was bij gedaagden bekend. Zij hadden daarom deze overboekingen niet mogen laten uitvoeren noch mogen bevorderen noch hier hun medewerking aan mogen verlenen. Derhalve dienen gedaagden het door hen ontvangen bedrag terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vorderen eisers verdeling van de nalatenschappen van [erflaatster] en [erflater], omdat deze verdeling nog niet heeft plaatsgevonden.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Op het verweer van gedaagden wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
Gedaagden vorderen in reconventie om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de (wijze van) verdeling van de nalatenschappen van [erflaatster] en [erflater] vast te stellen, in die zin dat ieder der partijen 1/5e gedeelte van het saldo van Rabo Rendement Rekening met nummer [nummer] bij de Rabobank wordt toegescheiden en eisers te veroordelen in de kosten van het geding.
3.5.
Zij stellen hiertoe dat tot de nalatenschap enkel nog voornoemde bankrekening behoort en dat het saldo van deze bankrekening over alle erfgenamen in gelijke gedeeltes verdeeld dient te worden.
3.6.
Eisers (in conventie) voeren gemotiveerd verweer. Op hun verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie:
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers hun vorderingen als omschreven in r.o. 3.1 onder 1 en 2, primair hebben gebaseerd op onverschuldigde betaling en subsidiair op misbruik van omstandigheden. Uit de processtukken blijkt niet dat eisers ook voor zichzelf procederen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad. De rechtbank kan daarom alleen beoordelen of voormelde vorderingen van eisers op grond van onverschuldigde betaling of misbruik van omstandigheden kan slagen.
4.2.
Ingevolge artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Vernietiging van een rechtshandeling op grond van misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 BW) kan enkel worden gevorderd door degene die onder invloed van het wilsgebrek heeft gehandeld, door het "slachtoffer" dus. Veronderstellenderwijze uitgaande van de juistheid van de stellingen van eisers zou [erflaatster] derhalve degene zijn die een vordering op één van deze gronden zou kunnen instellen tegen gedaagden. Ingevolge artikel 3:80 lid 2 BW is erfopvolging een verkrijging onder algemene titel, hetgeen inhoudt dat de verkrijger wordt beschouwd als de voortzetter van de volledige rechtspositie van zijn rechtsvoorganger. Mocht na het overlijden van [erflaatster] blijken dat haar vorderingsrechten toekomen dan zijn die dus onder algemene titel overgegaan op haar erfgenamen. Dat houdt in dat partijen, zijnde de deelgenoten in de nog onverdeelde gemeenschap van nalatenschap van [erflaatster], gezamenlijk de vorderingsrechten van [erflaatster] toekomen. In deze zaak is aan de orde dat een deel van de deelgenoten een rechtsvordering van de gemeenschap (dus van de deelgenoten gezamenlijk) tegen het andere deel van de deelgenoten instelt. Daarop stuit de vordering reeds af.
4.3.
Artikel 3:171 BW biedt weliswaar de mogelijkheid dat een deelgenoot op eigen naam, dus zelfstandig, een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, echter deze bepaling is in casu niet van toepassing, nu deze bepaling enkel ziet op rechtsvorderingen tegen derden en niet op rechtsvorderingen tegen mededeelgenoten.
4.4.
Verder biedt artikel 3:184 BW ieder der deelgenoten de mogelijkheid om bij een verdeling te verlangen dat op het aandeel van een andere deelgenoot wordt toegerekend hetgeen deze aan de gemeenschap schuldig is. Indien de rechtbank, zonodig onder aanvulling van rechtsgronden, in de vordering van eisers een beroep op artikel 3:184 BW zou lezen, zou dit beroep evenmin kunnen slagen. De vordering van eisers zou dan namelijk aldus begrepen moeten worden dat zij stellen dat gedaagden een schuld aan de onverdeelde gemeenschap van nalatenschap van [erflaatster] hebben, omdat [erflaatster] onverschuldigd aan hen heeft betaald dan wel de schenking door [erflaatster] vernietigbaar is, omdat deze door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen is. Of dat juist is, vergt een inhoudelijke beoordeling van het beroep op onverschuldigde betaling dan wel misbruik van omstandigheden. Zoals hiervoor is overwogen, is een dergelijk beroep echter voorbehouden aan de deelgenoten gezamenlijk.
4.5.
Het vorenstaande dient tot de conclusie te leiden dat de vorderingen als omschreven in r.o. 3.1 onder 1 en 2, niet ontvankelijk dienen te worden verklaard en dat de vorderingen, als omschreven in r.o. 3.1 onder 5, 6 en 7 dienen te worden afgewezen, nu deze vorderingen samenhangen met voormelde niet-ontvankelijke vorderingen.
4.6.
Ten aanzien van de vorderingen van eisers om een notaris te benoemen en gedaagden op straffe van een dwangsom te veroordelen hun medewerking te verlenen aan de afwikkeling en verdeling van de nalatenschappen van [erflater] en [erflaatster], zoals vastgesteld door en op aanwijzing van deze notaris, overweegt de rechtbank als volgt.
4.7.
Met gedaagden is de rechtbank van oordeel dat zij niet op straffe van een dwangsom kunnen worden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap, zoals vastgesteld door en op aanwijzing van de notaris, nu nog onduidelijk is of partijen bij de notaris tot overeenstemming zullen komen over de verdeling. De rechtbank leidt uit voormelde vorderingen van eisers af dat zij vrezen dat gedaagden de totstandkoming en de afwikkeling van de verdeling zullen gaan frustreren. Het ligt dan meer in de rede om de rechtbank op grond van artikel 3:185 BW de verdeling te laten vaststellen, zoals door gedaagden in reconventie is gevorderd. De rechtbank zal daarom vorenbedoelde vorderingen in conventie afwijzen en de vordering in reconventie toewijzen.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat tot de nalatenschap van [erflater] en [erflaatster] enkel nog een bankrekening behoort, bekend onder nummer [nummer], dat partijen thans de enige erfgenamen zijn van [erflater] en [erflaatster] en dat volgens de testamenten van [erflater] en [erflaatster] de erfgenamen voor gelijke zijn delen gerechtigd tot hun nalatenschap. De rechtbank zal daarom bepalen dat aan ieder der partijen 1/5e gedeelte van het saldo van voormelde bankrekening op 24 oktober 2007, de datum van deze uitspraak, wordt toegescheiden.
4.9.
Aangezien partijen broers en zusters van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen, als genoemd in r.o. 3.1, onder 1 en 2;
5.2.
wijst de overige vorderingen af;
5.3.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
in reconventie
5.4.
stelt de verdeling van de nalatenschappen van [erflaatster] en [erflater] aldus vast, dat aan ieder van hun kinderen, te weten [eiseres sub 1], [eiser sub 2], [eiseres sub 3] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voornoemd, 1/5e deel van het saldo op 24 oktober 2007 van de bankrekening bij de Rabobank, bekend onder nummer [nummer], ten name van Erven [erflater] en/of erven [erflaatster], wordt toegedeeld;
5.5.
veroordeelt ieder van de onder r.o. 5.4 vermelde personen om mee te werken aan de onder r.o. 5.4 vastgestelde verdeling;
5.6.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2007.