Ktg. Maastricht, 04-03-2009, nr. 309933CVEXPL08-4213
ECLI:NL:RBMAA:2009:BH5407
- Instantie
Kantongerecht Maastricht
- Datum
04-03-2009
- Zaaknummer
309933CVEXPL08-4213
- LJN
BH5407
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2009:BH5407, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 04‑03‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Gedaagde laat, nadat hij is verhuisd en zijn nieuwe adres niet aan Ziggo (eiseres) heeft kenbaar gemaakt, facturen van zijn TV-Basisabonnement onbetaald. Het was aan gedaagde om er in het kader van een nog niet afgewikkelde overeenkomst zorg voor te dragen dat zijn (gewijzigde) adresgegevens bij eiseres bekend zijn, hetgeen hij, zo staat onweersproken vast, niet heeft gedaan. De gevolgen daarvan dienen voor zijn eigen rekening en risico te blijven.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 309933 CV EXPL 08-4213
typ: RK
Vonnis d.d. 4 maart 2009
in de zaak van:
ZIGGO B.V., als rechtsopvolgster van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid @HOME B.V.,
gevestigd te Groningen,
eisende partij,
gemachtigde: een onbekend gelaten persoon ten kantore van de LAVG ZUID, gevestigd en kantoorhoudend te Groningen, Drachten, Zwolle en/of Roosendaal
tegen:
[gedaagde partij],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.K. Louws, advocaat te Meerssen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Eiseres heeft gedaagde bij exploot van dagvaarding d.d. 16 september 2008 gedagvaard onder overlegging van twee, deels meervoudige, producties in fotokopievorm.
Gedaagde in persoon heeft, onder gelijktijdige overlegging van twee producties in fotokopievorm, mondeling geantwoord: “Ik heb betaald maar ik heb nooit een rekening gehad. Ik was inmiddels verhuisd. De woning bestaat niet meer, die is afgebroken. Ik heb de adreswijziging aan de post doorgegeven. Ik leg bewijs over van de nieuwe woning per 1-4-2007 en van de huurbeëindiging van de woning aan de [adres] per 30-3-2007.”
Eiseres heeft daarop gereageerd bij conclusie van repliek, waaraan nog vier, deels meervoudige, producties in fotokopievorm waren toegevoegd.
Gedaagde heeft vervolgens via zijn voornoemde gemachtigde geconcludeerd voor dupliek onder bijvoeging van één productie in fotokopievorm
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen vast dat eiseres met gedaagde op enig moment een overeenkomst heeft gesloten gericht op de levering van televisiediensten in de vorm van een “TV Basis abonnement.”
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert eiseres de veroordeling van gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 40,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2008 en onder verwijzing van gedaagde in de proceskosten.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 78,12 hoofdsom (kosten “TV Basis abonnement”)
€ 3,52 tot 22 juli 2008 vervallen rente
€ 37,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten
€ 78,12- op 19 maart 2008 ontvangen betaling en/of toegepaste verrekening.
Eiseres stelt dat gedaagde de facturen van 1 april 2007 en 1 juli 2007, die betrekking hebben op het “TV Basis abonnement” over de periode 1 april 2007 tot en met 30 september 2007, niet tijdig heeft voldaan. De facturen zijn naar het adres [adres] verstuurd, hetgeen op dat moment het bij eiseres bekende adres van gedaagde was. Omdat tijdige betaling uitbleef, heeft Bos Incasso, in opdracht van eiseres, gedaagde bij brief van 22 oktober 2007 tot betaling binnen vijf dagen gesommeerd. Ook die brief is aan het adres [adres] verstuurd, doch kwam (onbestelbaar) retour. Daarop heeft eiseres de vordering overgedragen aan de huidige gemachtigde, die, na onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie, op 4 maart 2008, 19 maart 2008 en 25 april 2008 gedaagde heeft aangemaand om binnen vijf dagen de achterstallige abonnementsgelden, inclusief de tot die momenten vervallen rente en de gemaakte incassokosten, te betalen. Gedaagde heeft op 19 maart 2008 de hoofdsom van € 78,12 betaald, maar (ten onrechte) niet de vervallen rente en de incassokosten.
Gedaagde stelt tot zijn verweer dat hij vanaf 1 april 2007 (bij repliek stelt de gemachtigde van gedaagde, kennelijk per abuis, dat gedaagde in juli 2007 is verhuisd) niet meer op het adres [adres] woonde maar aan de [adres] en legt, ter adstructie daarvan, twee kopieën over van de digitale administratie van Servatius Woningstichting. Gedaagde heeft de facturen nimmer ontvangen en heeft pas bij schrijven van 4 maart 2008 kennis genomen van de onderhavige achterstand, waarna hij op 19 maart 2008 het achterstandsbedrag heeft voldaan. De aanmaning van 19 maart 2009 heeft ‘gekruist’ met de betaling.
Gedaagde acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat het incassobureau voor
‘€ 40,00’ tot dagvaarding overgaat met alleen al het dubbele bedrag aan dagvaardingskosten, ‘enkel en alleen voor zijn/haar eigen incassoprovisie’.
Het verweer kan niet slagen. Het was aan gedaagde om er in het kader van een nog niet afgewikkelde overeenkomst zorg voor te dragen dat zijn (gewijzigde) adresgegevens bij eiseres bekend zijn, hetgeen hij, zo staat onweersproken vast, niet heeft gedaan. De gevolgen daarvan dienen voor zijn eigen rekening en risico te blijven.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan worden toegewezen nu de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden worden gespecificeerd, deze werkzaamheden op zich niet door gedaagde partij worden betwist en aard en omvang van deze werkzaamheden het kostenbedrag - in dit geval berekend naar de gebruikelijke forfaitaire maatstaf - redelijkerwijs rechtvaardigen.
Dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn dat gemaakte buitengerechtelijke kosten langs de weg van een gerechtelijke procedure worden gepoogd te verhalen is in zijn algemeenheid onjuist. Het openstellen van die weg, zelfs als het ‘enkel en alleen’ om een “incassoprovisie” gaat, is juist een elementair onderdeel van het Nederlandse (burgerlijke) rechtstelsel, nog daargelaten dat het in het onderhavige geval ook om vervallen rente gaat.
De renteclaim is, ook voor wat betreft de tot 22 juli 2008 reeds vervallen rente, onbetwist gebleven en is dus toewijsbaar.
Ingevolge de toerekeningsregel van artikel 6:44 BW heeft eiseres terecht de op 19 maart 2008 ontvangen betaling primair toegerekend aan de thans in rechte gehonoreerde onderdelen incassokosten en verschenen rente, zodat het restant van € 40,52 in zijn geheel als hoofdsom moet worden aangemerkt.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van eiseres gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van
€ 40,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot de datum van dit vonnis begroot op € 201,13, bestaande uit € 60,00 aan salaris gemachtigde, € 61,00 aan vastrecht en € 80,13 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.