Inhoudsopgave
WFR 2024/198:Marnix Van Rij blikt terug en kijkt vooruit: ‘niet compenseren niet-bezwaarmakers was moeilijkste beslissing’
WFR 2024/198
Marnix Van Rij blikt terug en kijkt vooruit: ‘niet compenseren niet-bezwaarmakers was moeilijkste beslissing’
Documentgegevens:
Wil Vennix en Marit Muller-van Zeijl, datum 08-07-2024
- Datum
08-07-2024
- Auteur
Wil Vennix en Marit Muller-van Zeijl1
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS967139:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Belastingrecht algemeen / Organisatie Belastingdienst, Dienst Toeslagen, Douane
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Mr. W.J.M. Vennix RB is partner bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs en lid van de redactie van het Weekblad. M. Muller-van Zeijl RB is zelfstandig fiscaal journalist en presentator.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Foto's Berly Damman
Hij oogt ontspannen. Druk, dat wel. Van het ene afscheid naar het andere. We spreken staatssecretaris Van Rij in zijn allerlaatste dagen als staatssecretaris van Financiën. (Twee dagen later zou hij via een interview in Trouw onthullen dat hij nota bene door Geert Wilders benaderd is om minister-president te worden.)
“Een interview in zo’n eminent vakblad als WFR, aan zo’n verzoek voldoe ik graag,” geeft hij aan.
Het werden vijftig minuten van onverdeelde aandacht in een openhartig gesprek over verleden, heden en toekomst, over fiscale dilemma’s en lastige keuzes, het zoeken naar verbinding en het bewaren van de rust.
Van Rij is heel blij dat zijn opvolger Folkert Idsinga van NSC ook fiscalist is. Van Rij: “Het is gewoon een enorm voordeel als staatssecretaris als je fiscalist bent. En als het kan ook over wat politieke ervaring beschikt. Je kan een hele bekwame belastingadviseur zijn of een hoogleraar in het belastingrecht, maar als je weinig begrepen hebt van politiek, dan heb je misschien heel vaak gelijk in de studeerkamer, maar buiten die studeerkamer krijg je die niet.”
Die politieke ervaring heeft Van Rij zelf ruimschoots opgedaan. Naast zijn werk als belastingadviseur is hij raadslid en wethouder geweest. Tijdens zijn werkzaamheden als senior partner bij EY was hij partijvoorzitter van het CDA, bestuurslid en later voorzitter van de NOB.
Van Rij blikt terug op zijn NOB-voorzitterschap: “Dat was precies in de tijd dat de fiscaliteit en ook onze beroepsgroep onderdeel gingen uitmaken van het politieke debat. Je had te maken met de financiële crisis. In november 2012 werd met een grote meerderheid in de Tweede Kamer een motie aangenomen van het nog jeugdige Kamerlid Jesse Klaver, waarbij de Nederlandse regering werd opgeroepen om maatregelen te nemen om belastingontwijking via Nederland tegen te gaan. Mijn achterban zei toen: Marnix jij hebt verstand van zaken, leg ze nou in Den Haag nog één keer uit dat ze het niet bij het rechte eind hebben. Ik heb toen gezegd: Nee, zo werkt het niet. Die tijden zijn voorbij dat wij een afvaardiging naar Den Haag sturen met die boodschap. Dit is een paradigmawisseling. Dit heeft niet met lobbyen te maken. Dit heeft te maken met de relatie, onze beroepsgroep en politiek. Wij zijn geen politieke partij. Wij moeten ons ook absoluut niet in het politieke debat mengen. Wij moeten wel meer naar buiten treden en de kennis die we hebben, moeten we delen.”
De verandering die de beroepsgroep van belastingadviseurs onderging als gevolg van de financiële crisis heeft Van Rij in de essaybundel Tax Governance Code uitgebreid belicht.
Vrijwel direct na zijn NOB-voorzitterschap, werd Van Rij lid van de Eerste Kamer. “Dat vond ik geweldig. Medewetgevingswerk is heel noeste arbeid. Ik zat daar met de kennis die ik had opgedaan om zo goed mogelijk mijn rol als medewetgever en controleur uit te oefenen in een fractie. Natuurlijk keek toch wel iedereen naar mij als het om de fiscaliteit ging. Dat is het voordeel van dit vak. In het land der blinden is eenoog koning. Maar ja, ik had toch, denk ik, met de bagage die ik inmiddels had, wel twee ogen.”
U heeft zoveel verschillende rollen vervuld. Is ooit sprake geweest van een ‘dubbele pet’?
“Nee, nooit. Je moet gewoon zuiver op de graat zijn. In de rol die je vervult, moet je blijven. Ben je voorzitter van de NOB, dan ben je iets anders dan dat je Eerste Kamerlid bent en dat is weer een geheel andere rol dan staatssecretaris. Volg gewoon je eigen morele kompas. Dan heb je geen ‘dubbele petten’-problematiek.’
Sinds 10 januari 2022 vervult u de rol van Staatssecretaris van Financiën. Neemt u dan afstand van fiscale overtuigingen? Kijkt u anders tegen zaken aan?
“Je neemt je ervaringen mee, je neemt je kennis mee, maar je moet je heel erg bewust zijn van het feit dat je een andere jas aan hebt. En je moet rolvast zijn. Je bent met het algemeen belang bezig. Maar dat gezegd hebbende, is het natuurlijk heel ingewikkeld. Je moet wel deelbelangen afwegen en daarop besluiten nemen. Daar moet je heel zorgvuldig in zijn, transparant in zijn, mensen meenemen in de overwegingen, goed luisteren.”
Een voorbeeld van een deelbelang waarop een besluit is genomen is de keuze om de niet-bezwaarmakers van box 3 niet te compenseren. Dat moet een moeilijke beslissing zijn geweest.
“Een hele moeilijke. Ik besef heel goed dat het rechtsgevoel van velen hierdoor gekrenkt is. Dit is de moeilijkste beslissing geweest. Natuurlijk is het serieus bekeken vanuit drie dimensies: afbakening (vanwege precedentwerking), de uitvoerbaarheid en het budgettaire gevolg. Uiteindelijk is het een collectieve beslissing van kabinet en parlement geweest. In het jaar van torenhoge inflatie en mensen die hun elektriciteits- en gasrekening niet meer konden betalen, was er geen politiek draagvlak om miljarden uit te geven aan compensatie van de groep niet-bezwaarmakers. Dat leidde natuurlijk tot woede en dat begrijp ik.”
Van Rij spreekt zijn waardering uit voor de koepelorganisaties: “Om even het verhaal af te maken: dan zijn de koepelorganisaties heel belangrijk. Die toonden maatschappelijke verantwoordelijkheid, wat ik zeer waardeer. Want er gingen natuurlijk heel veel mensen alsnog bezwaarschriften indienen. En toen hebben we de afspraak gemaakt van de ‘massaal bezwaarschriften plus’. Dat betekent dat, mócht de Staat in hoogste instantie verliezen – en dat is dan waarschijnlijk niet voor de Hoge Raad, maar in Straatsburg (Europese Hof voor de Rechten van de Mens) ergens in de toekomst – iedereen alsnog zijn geld terugkrijgt. En dat ligt vast.”
Kabinet-Rutte IV startte midden in een roerige tijd. De pandemie was nog gaande en de oorlog in Oekraïne brak uit. Ook op fiscaal vlak lag er direct een grote uitdaging. De inkt van het box 3-kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 was amper droog.
Hoe heeft u dit aangepakt?
“Ik heb tegen mijn ambtenaren gezegd: ik wil iedere week geïnformeerd worden over box 3. Ik wil sowieso dat de bezwaarmakers binnen zes maanden hun geld terugkrijgen, want als ook dat ons niet lukt, dan is helemaal de geest uit de fles. Dan krijgen we ingebrekestellingen met eventueel dwangsommen op de koop toe. En ik heb meteen gezegd: we moeten niet alleen het verleden zo goed mogelijk oplossen (Herstelwet), we moeten tegelijkertijd ook het spoor van tijdelijke wetgeving opstarten (Overbruggingswet) en ook nog perspectief voor de verdere toekomst bieden. Ik had natuurlijk de opdracht meegekregen om met een voorstel te komen om het werkelijk rendement te belasten.”
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook de Herstelwet en de Overbruggingswet in strijd zijn met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht.
Dat is opnieuw een tik op de neus van de wetgever. Hoe heeft u dat ervaren?
“Ik respecteer altijd alle uitspraken van de onafhankelijke rechter. Maar dat wil niet zeggen dat ik het daar altijd mee eens ben. In strijd met het discriminatieverbod van het EVRM en artikel 1 van het Eerste Protocol (eigendomsrecht) bij het EVRM is natuurlijk een zwaar oordeel, maar als je de 6 juni-arresten door gaat lezen dan zie je dat de Hoge Raad nog wel een paar dingen meer zegt, zoals over wat werkelijk rendement is. Dat had de Hoge Raad in december 2021 moeten doen, maar heeft dat toen niet gedaan. Dat heeft wel veel onrust gegeven. Als je gewoon naar de wetsgeschiedenis kijkt, weet iedereen dat werkelijk rendement, direct rendement is plus indirect rendement.”
Door de 6 juni-arresten is volgens Van Rij nu op bijna alle punten wel redelijk duidelijk wat de Hoge Raad verstaat onder werkelijk rendement. “Daarmee is de geest voor een deel weer terug in de fles.”
De Belastingdienst is bezig met een digitaal formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’, waarmee belastingplichtigen kunnen aangeven dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitair bepaalde rendement. Van Rij geeft aan dat de belastingplichtige niet op zijn handen kan gaan zitten. Die moet aantonen en aannemelijk maken dat zijn werkelijk rendement lager is.
Krijgt de Belastingdienst dit opgaafformulier op tijd klaar?
“Ja. Is het makkelijk? Nee. Moet het een beetje op tijd? Ja. Moet je daar goede afspraken over maken met de koepelorganisaties en de Bond voor Belastingbetalers? Ja, want wij kunnen dat natuurlijk niet alleen. Je hebt elkaar daar wel bij nodig.”
Hebben we hiermee nu niet alsnog een tegenbewijsregeling en had dit niet al direct in de Herstel- en Overbruggingswet moeten zitten?
“Ja, de facto is er nu een tegenbewijsregeling. Ik had die tegenbewijsregeling al in 2017 gewild en ook anderen hebben daarnaar gevraagd in de Tweede en Eerste Kamer. Maar toen werd gezegd dat dat uitvoeringstechnisch en juridisch niet kon.”
Inmiddels ligt het wetsontwerp van een nieuw box 3-stelsel naar werkelijk rendement bij de Raad van State. Beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2027. Is er een kans dat door de 6 juni-arresten die inwerkingtreding naar voren wordt gehaald?
“Ik ga mijn opvolger niet voor de voeten lopen. Wat ik wel kan zeggen, is dat er straks twee keuzes voorliggen: of je dient na het advies van de Raad van State het wetsontwerp al dan niet met wat wijzigingen in, of je maakt de Overbruggingswet Hoge Raad-proof. Ik heb steeds gezegd dat het wetsontwerp werkelijk rendement heel ingewikkeld is. De rechtvaardigheid van het werkelijk rendement heeft een prijs. Het is niet én eenvoud én rechtvaardigheid. En dan speelt natuurlijk de ICT een rol en ook wat het wetsontwerp betekent voor de begroting de komende jaren. Daar zal mijn opvolger denk ik wel een brief over schrijven.”
Willen we het allemaal nog steeds te ingewikkeld maken en zijn we als maatschappij te weinig bereid om een stukje rechtsvaardigheidsgevoel op te geven ten behoeve van de uitvoerbaarheid, efficiency en minder complexiteit?
“Dat is natuurlijk een ontzettend interessante kwestie en ook altijd het debat.” Van Rij noemt met opzet de inzet van fiscale instrumenten. “We verdienen met z’n allen meer dan € 1000 miljard. Aan belasting- en premieopbrengsten halen we dit jaar € 403 miljard op. Maar de fiscale regelingen kosten € 160 miljard. Die hebben we geïnventariseerd. Als een regeling als ondoelmatig of niet doeltreffend wordt beoordeeld, dan moet deze worden afgeschaft of versoberd, of de bewindspersoon die de regeling toch wil handhaven zal sterk in zijn schoenen moeten staan. Als je deze exercitie nu eens twee kabinetsperiodes consequent volhoudt, dan heb je een zekere mate van vereenvoudiging. En je moet nog iets doen: geen nieuwe fiscale instrumenten invoeren. Dan ga je echt vereenvoudiging krijgen.”
Is in plaats van een fiscale regeling een subsidie ook een optie?
“Een subsidie is soms ook gewoon een prima alternatief. In het coalitieakkoord stond dat we onderzoek zouden doen naar de verlaging van het btw-tarief op groente en fruit. Na dat onderzoek stonden bijna alle seinen op rood. Dan ga je met je collega, de staatssecretaris van VWS om de tafel zitten. Gewoon een gesprek, een op een, over de vraag wat wil je bereiken. ‘Ik wil eigenlijk dat kinderen tussen de 4 en 18 jaar gratis groente en fruit krijgen’, was het antwoord. Ik heb gezegd dat ik me dat helemaal kan voorstellen en het daar ook mee eens ben. Vervolgens heb ik gezegd: laten we dan een subsidieregeling gaan ontwikkelen aan de uitgavenkant. En zo moet je die discussie voeren. Dan kun je volgens mij heel ver komen. Maar dan moet je dus ook in je keuken laten kijken. De Belastingdienst heeft aan de Staatssecretaris van VWS uitgelegd waarom een verlaging van het btw-tarief op groente en fruit zo ingewikkeld is.”
Dat is wel iets van de laatste jaren, want in het verleden zei de Belastingdienst toch altijd ‘ja’ tegen nieuwe taken?
“De Belastingdienst heeft 300 niet-fiscale taken. Als er nu gevraagd wordt om een nieuwe niet-fiscale taak dan is het antwoord nee, tenzij …”
Van Rij heeft voor deze ingezette lijn ook een vurig pleidooi gehouden vrijwel direct na het aantreden van het kabinet. “We zaten er nog maar net zes weken en midden in de energiecrisis. Er werd meteen gekeken naar de Belastingdienst, naar de Staatssecretaris van Financiën met het argument ‘jullie kunnen zoveel’. Ik zeg, nee, zo gaan we dat niet doen. We gaan het er niet over hebben wie het moet doen. We gaan eerst even gemeenschappelijk vaststellen wat het probleem is.”
“Dat is toch hoe wij als fiscalisten ook in elkaar zitten: maak een hele scherpe analyse van de probleemstelling. Kijk dan wat de verschillende opties zijn. Werk dat uit, laat de dilemma’s zien en kom dan gemeenschappelijk ook in een kabinet tot een keuze waarbij heel duidelijk moet zijn wie verantwoordelijk is. Maar waar niet van tevoren gezegd wordt: de Belastingdienst moet het doen omdat het moeilijk is.”
Naast een visie op vereenvoudiging heeft Van Rij ook een duidelijke visie als het gaat om de kwaliteit van wetgeving.
Hoort daar grondwetstoetsing bij, zoals is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet?
“De constitutionele toetsing kan veel beter. Het constitutioneel hof zit in Straatsburg. Moeten we er nu ook nog een constitutioneel hof in Nederland bij hebben? Daar kun je verschillend over denken. Neem de constitutionele toetsing wat mij betreft gewoon in het wetgevingsproces mee.”
Dan vervolgt Van Rij zijn visie op de kwaliteit van wetgeving. Hij is een groot voorstander van een meerjarenplan omdat dit volgens hem rust brengt op het wetgevingsfront. “Toen ik begon heb ik gezegd: maak maar een driejarenplan en begin vanuit 31 december 2024 terug te redeneren naar 2022. Nou, dat was nieuw. Er werd altijd gedacht in cycli van één jaar. Met een meerjarige agenda krijg je een betere balans in het wetgevingsproces, de Raad van State heeft meer tijd voor hun advisering en er is meer tijd voor internetconsultatie, waar ik ook grote voorstander van ben.”
De waarde van het vooraf in consultatie brengen van fiscale voorstellen, zo geeft Van Rij aan, is dat bij iedere internetconsultatie wel dingen naar voren komen die op het Ministerie van Financiën niet bedacht zijn.
Hoe kan het dan dat in de praktijk het gevoel leeft dat met de opgehaalde input weinig gedaan wordt?
“Die input wordt wel degelijk heel serieus genomen.” Als voorbeeld noemt Van Rij de wijziging van de samenloopvrijstelling bij de koop van nieuw onroerend goed via een aandelentransactie. “In de consultatiefase wees de praktijk op een overkill. Daar zijn we mee aan de slag gegaan.”
“Maar, en dat heb ik in mijn NOB-tijd natuurlijk ook gemerkt, niet alles wat de praktijk voorstelt of in een internetconsultatie wordt bepleit, wordt overgenomen. Dat is nu eenmaal inherent aan het politieke besluitvormingsproces.”
Geldt dat ook voor de vragen die koepelorganisaties stellen bijvoorbeeld over de Prinsjesdagstukken?
“Er is weleens gezegd: wilt u als staatssecretaris commentaar geven op alle vragen die door de NOB en het RB gesteld zijn, want die hebben hiervoor doorgeleerd. Toen heb ik gezegd: dat doe ik niet. Dat heb ik ook niet gedaan als Eerste Kamerlid. De vragen die zijn gesteld, die moet je lezen. Vervolgens beslis jij als Kamerlid welke vraag je wel of niet relevant vindt en dan zou je een vraag ook nog eens een keer zo moeten formuleren dat je je de vraag helemaal eigen maakt.”
Over de Prinsjesdag-wetsvoorstellen gesproken: de grote hoeveelheid aan ingediende amendementen bij het aannemen van het pakket Belastingplan 2024 in de nacht van 26 op 27 oktober 2023. Heeft dit u niet een klein trauma bezorgd?
Van Rij lacht: “Kijk ik heb het natuurlijk een beetje over mezelf afgeroepen. Ik was 25 oktober jarig toen we het plenaire debat hadden. Toen zei ik bij wijze van grap: er zijn nog maar 57 amendementen ingediend en ik word 63 jaar. Nou, het werden er nog meer dan 63.”
Van Rij vervolgt met een serieuze ondertoon: “Het was wel heel veel. En het heeft wel echt negatieve gevolgen in die zin dat burgers en bedrijven dit niet meer begrijpen. Maar goed dan heb je alsnog een Eerste Kamer die corrigerend optrad. Ik heb mij graag namens het kabinet laten wegsturen met de opdracht om met alternatieven te komen. In het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet wordt een groot deel van die amendementen weer teruggedraaid. De hele gang van zaken is natuurlijk niet goed.”
Maar hoe voorkomen we dit?
“Door vooral een missionair kabinet te houden en niet steeds kabinetten te laten vallen.”
Van Rij hoopt dat ook het nieuwe kabinet een inhoudelijk kabinet is, dat de fiscale agenda voortzet. “En er ligt een mooie bouwstenennotitie; dus er is nog voldoende werk te verrichten.”
Terugkijkend op tweeënhalf jaar staatssecretarisschap is Van Rij het meest trots op de Belastingdienst. “In mijn allereerste debat heb ik gezegd: de Belastingdienst doet heel veel dingen goed en heeft ook dingen fout gedaan. Die fouten moet je aanpakken en oppakken, moet je benoemen, ook als het gaat om institutioneel racisme en de vreselijke dingen die met de toeslagen zijn gebeurd. Maar wat ik weiger te accepteren is dat ambtenaren van de Belastingdienst persoonlijk aan de schandpaal genageld worden.”
Hoezeer de Belastingdienst de aanpak van Van Rij heeft gewaardeerd werd onlangs duidelijk toen hij afscheid nam van de 22 directeuren van de Belastingdienst. “Ze hadden een mooi lied gemaakt waarin ze aangaven dat de Belastingdienst weer een beetje in zijn kracht is gekomen. Dat is zo belangrijk voor dit land. Je moet weer dat herstel van vertrouwen krijgen. Er werken 26.000 mensen bij de Belastingdienst die hun best doen en op het moment dat ze ’s avonds thuiskomen met een beetje trots willen zeggen dat ze bij de Belastingdienst werken. Daar heb ik een klein steentje aan bijgedragen.”
En hoe gaan de ambtenaren op het Ministerie van Financiën en bij communicatie u straks herinneren?
“Bij mijn afscheid deze week zeiden ze: ‘Hij is rustig, hij is bedachtzaam, hij luistert’. En ik hoop dat ik toch ook een beetje verbindend ben, maar wel resultaatgericht.”
Kijkt u op tegen uw allerlaatste dag als staatssecretaris en u op 2 juli definitief het stokje overdraagt aan uw opvolger?
“Als ik een vergelijking mag maken: die dag zal, denk ik, voelen, zoals je je kunt voelen op oudjaar, misschien een beetje weemoedig. De dag erna wellicht als nieuwjaar.”
Van Rij gaat vanaf 1 november aan de slag als plaatsvervangend bewindvoerder van de Nederlands-Belgische kiesgroep bij het IMF in Washington. Dan ruilt hij zijn Nederlandse werkplek in voor Amerika.
Zien we u nog terug in de fiscaliteit of in de politiek of misschien nog een keer als Staatssecretaris van Financiën?
“Ik ben inmiddels 63. Ik heb wel een open mind, maar één van mijn principes is: doe nooit weer opnieuw wat je al een keer gedaan hebt. Daar heb ik eenmalig een uitzondering op gemaakt toen ze me vroegen om interim partijvoorzitter van het CDA te worden. Toen heb ik gezegd dat ik dat alleen ad interim doe, omdat ik niet voor de voeten van mijn opvolger wil lopen.”
“Misschien ga ik nog wel colleges geven. Ik vind dat heel leuk om te doen en dat kan ook met een IMF-rol. We zien wel wat de toekomst brengt. Ik hou ook van schrijven. Een opstel schrijven en een spreekbeurt houden vond ik op het gymnasium altijd het leukste om te doen.”
En dan is de tijd om. Met een laatste vriendelijke handdruk vervolgt staatssecretaris Van Rij zijn weg. Andere belangrijke zaken en afscheidsmomenten wachten, totdat hij op 2 juli definitief afzwaait en de spreekwoordelijke deur van het Ministerie van Financiën achter zich dichttrekt.