Fiscale waardering van vorderingen en schulden

Fiscale waardering van vorderingen en schulden

Mr. dr. Charlie Bruijsten

id-5c939c6e-07e6-452d-a79d-ecfdcdb71bb2

Verbonden aan Bureau Vaktechniek van EY Belastingadviseurs

In dit thema wordt de waardering van vorderingen en schulden in de winstsfeer besproken. Deze waardering vindt plaats aan de hand van goed koopmansgebruik.

In dit thema krijgt u antwoord op de volgende vragen:

Hoe worden vorderingen gewaardeerd?

Kan bij onvolwaardige vorderingen een afwaarderingsverlies worden genomen?

Hoe worden schulden gewaardeerd?

Wanneer moet waardering op contante waarde plaatsvinden?

Waardering van vorderingen

Vorderingen worden als hoofdregel gewaardeerd op de nominale waarde.

Afwaardering van een vordering is mogelijk als er een reëel risico bestaat dat de vordering niet of niet volledig zal worden afgelost. Dat kan op twee manieren. De eerste manier is een individuele waardering. Per afzonderlijke vordering wordt dan gekeken of er voldoende reden is voor een afwaardering. De tweede manier is een collectieve waardering. Daarbij wordt niet per afzonderlijke vordering een inschatting gemaakt, maar voor een geheel van vorderingen die tegen een vast percentage worden afgewaardeerd.

Waardering van schulden

Schulden worden als hoofdregel gewaardeerd op nominale waarde.

Als een schuld tegen een vaste rente is aangegaan, kan de waarde van de schuld fluctueren naar gelang de marktrente fluctueert. Als de marktrente hoger is dan de overeengekomen rente, is de waarde van de schuld lager dan de nominale waarde. Dit is winst voor de schuldenaar. Omdat die winst (nog) niet is gerealiseerd, hoeft deze (nog) niet te worden genomen.

Als de marktrente lager is dan de overeengekomen rente, is de waarde van de schuld hoger dan de nominale waarde. Dit is verlies voor de schuldenaar. Op basis van het voorzichtigheidsbeginsel mag het verlies worden genomen wanneer dit zich voordoet. De schuld mag dan ten laste van de winst worden opgewaardeerd.

Documenten bij dit thema

Artikel 3.25 Wet IB 2001

Kennisgroepstandpunt van 28 maart 2023, KG:213:2022:2, Contante waarde renteloze vierjaars lening

HR 14 juni 2000, nr. 35 550, ECLI:NL:HR:2000:AA6212, BNB 2000/269, BNB 2000/270, V-N 2000/28.9, V-N 2000/29.16, FED 2000/455, WFR 2000/963

HR 28 juni 2000, nr. 34 169, ECLI:NL:PHR:2000:AA6313, BNB 2000/275, WFR 2000/1032, V-N 2000/30.7, FED 2000/357, FED 2001/429

HR 25 juli 2000, nr. 34 742, ECLI:NL:PHR:2000:AA6595, BNB 2001/2, WFR 2000/1156, 2, V-N 2000/36.10, FED 2000/439, FED 2000/577, FED 2000/439

HR 23 januari 2004, nr. 38 029, ECLI:NL:HR:2004:AI0416, BNB 2004/163, WFR 2004/152, V-N 2004/9.7, FED 2004/59, FED 2004/75, Belastingadvies 2004/3.2

HR 25 november 2011, nr. 08/05323, ECLI:NL:HR:2011:BN3442, BNB 2012/37, V-N 2011/63.10, FED 2012/20, NJB 2011/2281

HR 18 december 1957, nr. 13 320, ECLI:NL:HR:1957:AY1089, BNB 1958/64

HR 9 april 1958, nr. 13 523, ECLI:NL:HR:1958:AY1821, BNB 1958/176

HR 29 oktober 1958, nr. 13 649, ECLI:NL:HR:1958:AY1261, BNB 1958/342

HR 11 december 1967, nr. 13 381, ECLI:NL:HR:1957:AY1067, BNB 1958/22

HR 6 december 2000, nr. 35 997, ECLI:NL:HR:2000:AA8866, BNB 2001/85, WFR 2000/1821, 1, V-N 2001/3.11, FED 2000/703, FED 2001/116

Passivering van geldschulden binnen een fiscale eenheid VPB, J.N. Bouwman, NTFR 2014/1835

De waardering van schulden op de openingsbalans en daarna, B.F.M. Coebergh en S.A. Stevens, WFR 2011/716

Schuld of voorziening?, J. Doornebal, NTFR-B 2010/42

Cursus Belastingrecht, Inkomstenbelasting, par. IB.3.2.18.B

Cursus Belastingrecht, Inkomstenbelasting, par. IB.3.2.21.B

Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 3.25 Wet IB 2001, aant. 16

Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 3.25 Wet IB 2001, aant. 28