Einde inhoudsopgave
Wet maritiem beheer BES
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening maritiem beheer, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba; 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
21-09-2010, Stb. 2010, 626 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Waterrecht (V)
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De krachtens artikel 51 aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;
- d.
alle plaatsen, met uitzondering van woningen, zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van de door hen aangewezen personen;
- e.
schepen en stilstaande voertuigen, alsmede de lading daarvan te onderzoeken;
- f.
woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.
2.
Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
3.
Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het derde lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering BES van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging, indien het betreft de krachtens het eerste lid aangewezen personen, wordt verleend door de procureur-generaal en, indien het betreft de krachtens het tweede lid aangewezen personen, de gezaghebber.