Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Artikel 13 Witwassen van de opbrengsten van corruptiedelicten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig blijken te zijn om overeenkomstig haar interne recht als strafbaar feit aan te merken, de gedragingen vermeld in het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (ETS nr. 141), in artikel 6, eerste en tweede lid, onder de daarin genoemde omstandigheden, wanneer het gronddelict wordt gevormd door een van de krachtens de artikelen 2 tot en met 12 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, voor zover de Partij geen voorbehoud heeft gemaakt of een verklaring heeft afgelegd ten aanzien van deze strafbare feiten, dan wel deze strafbare feiten in het licht van de wetgeving met betrekking tot het witwassen van geld niet als ernstige strafbare feiten beschouwt.