Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 28 Voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot invordering
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
Indien en zolang de schuldvordering en/of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit wordt of worden betwist, kan de verzoekende autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in gevallen waarin artikel 31, lid 4, derde alinea, van toepassing is.
2.
Voordat de verzoekende autoriteit een verzoek tot invordering doet, moet zij de passende invorderingsmiddelen aanwenden die in de staat van de verzoekende autoriteit ter beschikking staan, behalve in de volgende situaties:
- a)
indien het duidelijk is dat er in die staat geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die middelen niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de verzoekende autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de staat van de aangezochte autoriteit over vermogensbestanddelen beschikt;
- b)
wanneer de aanwending van die middelen in de staat van de verzoekende autoriteit tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.