Einde inhoudsopgave
Toezichtbeleidsbrief erkenninghouders RDW 2016
c Bijlage Erkenninghouder Controleapparaten 2016
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
07-03-2016, Stcrt. 2016, 14366 (uitgifte: 22-03-2016, regelingnummer: JBZ2016/12141)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-2016, Stcrt. 2016, 14366 (uitgifte: 22-03-2016, regelingnummer: JBZ2016/12141)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
- Hoofdstuk 1.
Toelichting op de Bijlage Controleapparaten
- 1.1.
Toelichting
- 1.2.
Indeling
- 1.3.
Titel
- 1.4.
Erkenningen en bevoegdheden
- 1.5.
Meerdere werkplaatsen
- Hoofdstuk 2.
Positie van de RDW
- 2.1.
Basis van het toezicht
- 2.2.
Wijze van toezicht houden
- 2.3.
Frequentie van het toezicht
- Hoofdstuk 3.
Positie van de erkenninghouder
- 3.1.
Voorschriften
- 3.1.1.
Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef
- 3.1.1.1.
Aanwezigheid tijdens de steekproef
- 3.1.2.
Documentatie
- 3.1.3.
Erkenningsschild
- 3.1.4.
Financiële verplichting
- 3.1.5.
Instrueren van uw personeel
- 3.1.6.
Bewaarplicht stukken
- 3.1.7.
Werkplaats
- 3.1.8.
Datacommunicatie met de RDW
- 3.1.9.
Apparatuur
- 3.1.10.
Registerkaart
- 3.2.
Maatregelen
- 3.3.
Typen controleapparaten
- 3.4.
Handhaving controleapparaten
- Hoofdstuk 4.
Overtredingen en sancties
- 4.1.
Vaststellen van een overtreding
- 4.2.
Zienswijze
- 4.3.
Ingangsdatum
- 4.4.
Verjaringstermijn
- 4.5.
Categorisering overtredingen en stroomschema
- 4.6.
Soorten sancties
- Hoofdstuk 5.
Bezwaar en beroep
- 5.1.
Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole
- 5.1.1.
Hoorzitting
- 5.1.2.
Waarschuwing via datacommunicatie
- 5.1.3.
Opschorten
- 5.2.
Beroep
- 5.3.
Voorlopige voorziening
Hoofdstuk 1. Toelichting op de Bijlage Controleapparaten
1.1. Toelichting
De Bijlage Erkenninghouder Controleapparaten is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder controleapparaten. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.
De erkenning controleapparaten kan gelden als installateur controleapparaten of als reparateur controleapparaten. In het algemeen spreken we van de erkenninghouder controleapparaten. Daarmee bedoelen we zowel de installateur als de reparateur. Als er onderscheid gemaakt moet worden, wordt dit aangegeven.
Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.
1.2. Indeling
(Zie Algemeen Deel)
Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder controleapparaten.
1.3. Titel
Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Controleapparaten van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.
1.4. Erkenningen en bevoegdheden
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.
1.5. Meerdere werkplaatsen
Uitbreiding of wijziging van een erkenning met een mobiele installatie eenheid of werkplaats is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie. Voor mobiele activeringseenheden geldt dat er aantoonbaar afwisselend activeringen moeten worden verricht in de op de bijlage van de erkenning vermeldde inrichtingen
In beginsel wordt een sanctie per mobiele installatie eenheid dan wel werkplaats van een erkenninghouder opgelegd. Indien een erkenninghouder meerdere werkplaatsen dan wel mobiele installatie eenheden met inrichtingen heeft geldt dat indien in, al dan niet verschillende, werkplaatsen of met mobiele activeringseenheden in inrichtingen, drie overtredingen van de categorie III zijn geconstateerd de gehele erkenning wordt ingetrokken voor een periode van 12 weken. Dit houdt in dat u als erkenninghouder gedurende die 12 weken geen activeringen kunt verrichten,
Indien een erkenninghouder meerdere werkplaatsen dan wel mobiele installatie eenheden met inrichtingen heeft geldt dat indien in, al dan niet verschillende werkplaatsen of met mobiele installatie eenheden in inrichtingen, een categorie IV overtreding wordt geconstateerd de gehele erkenning wordt ingetrokken.
Hoofdstuk 2. Positie van de RDW
2.1. Basis van het toezicht
De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning controleapparaten. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling controleapparaten 2005 en de Regeling tachograafkaarten.
2.2. Wijze van toezicht houden
(Zie Algemeen deel).
Bij een herkeuring (steekproef) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de inbouw of het onderzoek van het controleapparaat. Bij een periodiek controlebezoek wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en -voorschriften houdt.
2.3. Frequentie van het toezicht
De frequentie van het toezicht door middel van herkeuringen (steekproeven) is afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde onderzoeken c.q. reparaties en de resultaten van de herkeuringen (steekproeven). Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. U leest hier meer over in het Cusumsysteem Controleapparaten 2005.
De RDW brengt u daarnaast in beginsel één keer per twee jaar een periodiek controlebezoek.
Hoofdstuk 3. Positie van de erkenninghouder
Als erkenninghouder controleapparaten mag u digitale en analoge controleapparaten installeren, onderzoeken, kalibreren en/of repareren. Dit moet gebeuren in de door u opgegeven werkplaats, door een bevoegd persoon. Dit is iemand die is opgeleid om te werken met de typen controleapparaten waarvoor uw erkenning geldig is. Voor digitale tachografen geldt dat de bevoegde persoon niet alleen met succes een opleiding hebben afgerond, maar ook moet beschikken over een werkplaatskaart. Deze werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl
Deze bevoegdheid kan u in uw dienstverlening naar de klant grote voordelen opleveren. U kunt zo een volledig pakket aan diensten verlenen. De erkenning brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Door uw handelen, kan het toezicht op de arbeidstijden van uw klanten worden beïnvloed.
In de Regeling controleapparaten 2005 is beschreven aan welke eisen u permanent moet voldoen en hoe u uw erkenning moet gebruiken. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden.
U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf
De erkenning controleapparaten kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel en niet-mobiel (vaste werkplaats). Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen een erkenninghouder met een vaste werkplaats en een erkenninghouder met een mobiele installatie-eenheid, is dit in de tekst aangegeven.
Het raadplegen en afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden.
3.1. Voorschriften
Op 4 februari 2014 is de Verordening nr. 165/2014 vastgesteld, ter vervanging van de 3821/85. Deze Verordening, nr. 165/2014 geldt per 2 maart 2016. In de Regeling controleapparaten 2005 staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor het installeren, het onderzoeken en het repareren van controleapparaten. Om uw erkenning naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.
Samengevat moet u bij elke installatie of onderzoek in ieder geval aan de volgende voorschriften voldoen:
- a.
Voorafgaand aan het onderzoek moet eerst een manipulatiecheck worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie moet dit bij de Dienst Wegverkeer gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. De installatie, de onderzoekkalibratie worden uitgevoerd door een bevoegd persoon met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt de bevoegde persoon het controleapparaat en onderwerpt hij het voertuig waar deze is geïnstalleerd aan een korte rijproef.
- b.
Van iedere inbouw en onderzoek worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.
- c.
Na installatie of onderzoek wordt het voertuig door de bevoegde persoon via datacommunicatie afgemeld bij de RDW.
- d.
Na installatie of onderzoek wordt een installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van het controleapparaat worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel, op een goed waarneembare plek in de bestuurdersruimte. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat het controleapparaat goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:
- •
de in artikel 36 bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek door de Dienst Wegverkeer; of
- •
de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek, maar dat deze controle niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel
- •
de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.
Ik wijs u er met nadruk op dat ook installaties en onderzoeken (inclusief de manipulatiecheck) van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In artikel 36, tweede lid, is geregeld in dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.
Sleutelen in quarantainetijd
Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de installatie. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de keuringsplaats aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.
Ook als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of het controleapparaat wijzigingen worden aangebracht, wordt dit aangemerkt als ‘sleutelen in quarantainetijd’.
3.1.1. Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef
Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. Als een voertuig in de steekproef valt, is de bevoegde persoon verplicht aanwezig. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast de aanwezigheid van de bevoegde persoon betekent dit dat hij ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer zijn werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet u de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen. De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst aan de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de bevoegde persoon of het voertuig van elders (buiten de werkplaats) te laten komen. Bij een overtreding van deze voorschriften wordt een intrekkingsprocedure gestart.
3.1.1.1. Aanwezigheid tijdens de steekproef
U als erkenninghouder bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig en de bevoegde persoon aanwezig zijn en blijven zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Heeft u een erkenning voor een mobiele installatie-eenheid controleapparaten, dan geldt dat ook de mobiele installatie-eenheid, bij de steekproef aanwezig moet zijn.
Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.
Als een voertuig in de steekproef valt moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de installatie, onderzoek of kalibratie te laten wachten, hun vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de installatie duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.
De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in uw bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.
3.1.2. Documentatie
Als erkenninghouder controleapparaten moet u beschikken over de werkplaatshandboeken en documentatie die door de fabrikant of importeur van de controleapparaten wordt voorgeschreven. Uw personeel moet hier ook over kunnen beschikken. Daarnaast moet u gebruik maken van het Handboek Tachograaf.
3.1.3. Erkenningsschild
Bent u een erkenninghouder met een mobiele installatie-eenheid, dan hoeft u geen erkenningsschild of raamstickers te voeren.
3.1.4. Financiële verplichting
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.
3.1.5. Instrueren van uw personeel
(zie Algemeen deel)
Bevoegd personeel
Onder bevoegd personeel wordt personeel verstaan dat de vereiste opleiding om controleapparaten te installeren, repareren en kalibreren met succes heeft afgerond. Voor de erkenninghouder van digitale tachografen geldt dat de bevoegde persoon per erkende werkplaats over maximaal één werkplaatskaart mag beschikken. Deze heeft hij nodig om als installateur of reparateur controleapparaten te onderzoeken en te kalibreren. Verricht de bevoegde persoon deze werkzaamheden in meerdere erkende werkplaatsen, dan heeft hij voor iedere erkende werkplaats een werkplaatskaart nodig.
De cursus voor het installeren en onderzoeken van controleapparaten wordt verzorgd door de fabrikant of de importeur van de controleapparaten. Een afschrift van het scholingsbewijs moet altijd in de werkplaats aanwezig zijn en op verzoek worden getoond.
Per 2 maart 2016 gelden nieuwe verplichtingen voor de bevoegde persoon.
Naast de opleiding door de fabrikanten of importeurs moeten deze personen worden getoetst door een door de RDW aangewezen instelling. Dit is het IBKI. De bevoegde personen ontvangen na diplomering een pas en pincode van de RDW die 4 jaar geldig is. Voor verlenging van de pas en pincode moet de bevoegde persoon opnieuw met goed gevolg een toets afleggen.
De bevoegdheidspas en pincode moet worden gebruikt voor het afmelden van de tachografen in het RDW register. Deze verstrekte pas en pincodes zijn persoonsgebonden en mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode persoonsgebonden is en blijft.
Over de invoering van de verplichte toets met bevoegdheidspas en pincode, per 1 januari 2017, ontvangt u nader bericht.
Overig personeel
Om de regelgeving goed te kunnen naleven en de erkenning in stand te houden, moet het personeel in ieder geval over de volgende zaken zijn geïnformeerd:
- —
het gebruik van de werkplaatskaarten en pincodes is persoonsgebonden;
- —
alleen de bevoegde persoon mag een controleapparaat installeren, onderzoeken, repareren of kalibreren;
- —
afmelden mag alleen door de bevoegde persoon worden gedaan;
- —
het voertuig, het diploma of scholingsbewijs en de werkplaatskaart moeten aanwezig zijn bij een steekproef;
- —
de bevoegde persoon moet aan de steekproef feitelijk assistentie verlenen.
3.1.6. Bewaarplicht stukken
U moet de gegevens op de registerkaart tot ten minste drie jaar na installatie, onderzoek of reparatie bewaren zoals aangegeven in de Regeling controleapparaten 2005. Daarnaast mogen de verzegelinrichting, de werkplaatskaarten en de toegangscodes alleen toegankelijk zijn voor bevoegd personeel.
3.1.7. Werkplaats
Als erkenninghouder controleapparaten moet u beschikken over een werkplaats die goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is. Goed verwarmd houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de werkplaats minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte ook met geopende deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik.
De verwarming van de werkplaats moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.
3.1.8. Datacommunicatie met de RDW
Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u een tachograafonderzoek kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats worden gebruikt.
3.1.9. Apparatuur
In de Regeling controleapparaten 2005 staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap de bevoegde installateur en reparateur moet beschikken. Dit kan door de fabrikant of importeur voorgeschreven apparatuur zijn of door de RDW daaraan gelijkwaardig geachte apparatuur. Het gaat hierbij veelal om specifieke meetapparatuur en gereedschap. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.
3.1.10. Registerkaart
Na installatie, onderzoek of reparatie, inclusief de manipulatiecheck van het controleapparaat moeten de gegevens op uw eigen registerkaart worden vastgelegd. Daarna moet het voertuig via datacommunicatie worden afgemeld bij de RDW.
Bij een analoog controleapparaat moeten de gegevens worden genoteerd op zogenaamde registerkaarten. Voor digitale controleapparaten mogen deze gegevens zowel op papier als digitaal worden opgeslagen.
Als u de gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd vastlegt, bewaart, raadpleegt of verstrekt is de Wet bescherming persoonsgegevens(WBP) van toepassing. Dit houdt onder meer in, dat u een verwerking van persoonsgegevens moet aanmelden bij het College bescherming persoonsgegevens. Dit kan eenvoudig door middel van een formulier dat u kunt downloaden van het internet. Voor meer informatie kijkt u op www.cbpweb.nl.
Als een digitaal controleapparaat defect is en vervangen moet worden door een nieuw digitaal controleapparaat, moeten de voertuiggegevens in het defecte apparaat worden veiliggesteld. Dit blijkt in de praktijk niet altijd mogelijk. In dat geval moet u een zogenaamd ‘certificate of undownloadability’ of een ‘certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht’ afgeven aan de transportondernemer (werkgever of zelfstandige). In Nederland kunnen alle erkenninghouders een dergelijk document afgeven. Dit document moet worden voorzien van een certificaatnummer die u bij de RDW kunt aanvragen; u wordt hier apart over geïnformeerd. Van de uitgegeven certificaten moet u een eigen administratie bijhouden. U moet de afgegeven certificaten en de veiliggestelde data ongewijzigd ten minste één jaar bewaren.
Is het niet mogelijk de gegevens digitaal over te brengen, maar kan er wel een afdruk uit het apparaat worden gegenereerd? Dan moet die afdruk worden gemaakt en aan het certificaat worden gehecht.
3.2. Maatregelen
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.
3.3. Typen controleapparaten
Als erkenninghouder bent u ervoor verantwoordelijk dat alleen die typen controleapparaten in uw werkplaats worden geïnstalleerd, onderzocht en gekalibreerd, waarvoor uw erkenning van toepassing is. Indien uw erkenning geldig is voor een digitaal controleapparaat dan geldt dit voor alle merken en typen digitale controleapparaten.
3.4. Handhaving controleapparaten
Als blijkt dat een voertuig niet is afgemeld bij de RDW, maar er wel een installatieplaatje is aangebracht, of de instellingen van het apparaat worden gewijzigd zonder dit bij de RDW af te melden, wordt dit aangemerkt als een overtreding.
Hoofdstuk 4. Overtredingen en sancties
4.1. Vaststellen van een overtreding
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.
4.2. Zienswijze
In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.
4.3. Ingangsdatum
Als u een erkenning heeft ten behoeve van uw eigen wagenpark, treedt iedere sanctie onmiddellijk in werking.
4.4. Verjaringstermijn
(Zie Algemeen Deel)
Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.
4.5. Categorisering overtredingen en stroomschema
(Zie Algemeen Deel)
Voorbeelden van categorie I overtredingen:
- —
tijdens de steekproef defecte apparatuur
- —
gegevens in het register of op registerkaart niet volledig vastgelegd
- —
niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning
- —
niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier
- —
niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart
Voorbeelden van categorie II overtredingen:
signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld
Voorbeelden van categorie III overtredingen:
- —
kwaliteit ten aanzien van de installatie eisen:
- •
bereiken of overschrijden grenswaarde in de P-klasse;
- •
cusumbijdrage van 9,4 of hoger
- —
sleutelen in quarantainetijd
- —
geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:
- •
voertuig en/of mobiele installatie-eenheid niet aanwezig;
- •
bevoegde persoon niet aanwezig bij de steekproefcontrole;
- •
vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld
- —
voertuig / kalibratie niet afgemeld
- —
werkplaatskaart niet aanwezig
- —
installatie door onbevoegde persoon
- —
onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode
- —
onterecht of niet afgeven certificate van undownloadability
- —
onvolledige installatie, onderzoek of reparatie uitgevoerd (niet conform 165/2014)
- —
niet downloaden massageheugen van een DTCO
- —
vastgestelde manipulatie niet gemeld.
Voorbeelden van categorie IV overtredingen:
- —
fraude
- —
ondermijning van het toezicht, zoals:
- •
verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;
- •
niet verlenen van toegang tot de werkplaats;
- •
intimidatie.
Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.
Meervoudige overtredingen
Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.
4.6. Soorten sancties
(zie Algemeen deel)
Hoofdstuk 5. Bezwaar en beroep
5.1. Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole
Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.
5.1.1. Klacht
Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht. Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.
5.1.2. Waarschuwing via datacommunicatie
Het is niet mogelijk om tegen de plaatsing in de P-klasse in beroep te gaan.
5.1.3. Opschorten
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.
5.2. Beroep
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.
5.3. Voorlopige voorziening
(Zie Algemeen Deel)
Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.