Internationaal Verdrag inzake optreden in volle zee bij ongevallen die verontreiniging door olie kunnen veroorzaken
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 06-05-1975
- Bronpublicatie:
29-11-1969, Trb. 1970, 197 (uitgifte: 24-11-1970, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-05-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-1975, Trb. 1975, 122 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Hoofdstuk I. Verzoening
Artikel 1
Tenzij de betrokken Partijen anders besluiten, wordt de verzoeningsprocedure gevoerd met inachtneming van de bepalingen vervat in dit Hoofdstuk.
Artikel 2
1
Op het door een Partij, overeenkomstig artikel VIII van het Verdrag, aan de andere Partij gerichte verzoek, wordt een Verzoeningscommissie ingesteld.
2
Het verzoek om verzoening ingediend door een Partij bevat een voordracht van de zaak en gaat vergezeld van schriftelijke bewijsstukken ter ondersteuning.
3
Indien tussen twee Partijen een procedure is aangevangen, kan elke andere Partij wier onderdanen of eigendommen door dezelfde maatregelen zijn getroffen of die, als kuststaat, dergelijke maatregelen heeft genomen, zich voegen in de verzoeningsprocedure, door schriftelijke kennisgeving aan de Partijen die de procedure oorspronkelijk zijn aangevangen, tenzij een van die Partijen zich daartegen verzet.
Artikel 3
1
De Verzoeningscommissie bestaat uit drie leden: een lid benoemd door de kuststaat die de maatregelen nam, een lid benoemd door de Staat wiens onderdanen of eigendommen door die maatregelen werden getroffen en een derde die de Commissie voorzit en die in onderlinge overeenstemming tussen de twee oorspronkelijke leden wordt benoemd.
2
De leden van de Verzoeningscommissie worden gekozen uit een vooraf opgestelde lijst overeenkomstig de procedure vervat in artikel 4 hieronder.
3
Indien binnen een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om verzoening de Partij tot wie dat verzoek is gericht de andere Partij bij het geschil niet in kennis heeft gesteld van de benoeming van het lid voor wiens keuze zij verantwoordelijk is of indien, binnen een tijdvak van 30 dagen na de datum van benoeming van het tweede lid van de Commissie dat door de Partijen moet worden aangewezen, de beide eerste leden niet in staat zijn geweest in onderlinge overeenstemming de Voorzitter van de Commissie aan te wijzen, gaat de Secretaris-Generaal van de Organisatie op verzoek van een der Partijen binnen een termijn van 30 dagen over tot de vereiste benoeming. De aldus benoemde leden van de Commissie worden gekozen uit de in het voorgaande lid bedoelde lijst.
4
In geen geval mag de Voorzitter van de Commissie een onderdaan zijn of een onderdaan geweest zijn van een van de Partijen die de procedure zijn aangevangen, ongeacht de wijze van benoeming.
Artikel 4
1
De hiervoor in artikel 3 bedoelde lijst bestaat uit door de Partijen aangewezen personen van de vereiste hoedanigheid en wordt bijgehouden door de Organisatie. Elke Partij kan voor opneming in de lijst vier personen aanwijzen, die niet noodzakelijkerwijze haar onderdanen behoeven te zijn. Deze aanwijzingen geschieden voor een termijn van zes jaar en kunnen telkens worden vernieuwd.
2
In geval van overlijden of ontslag van een persoon wiens naam op de lijst voorkomt, kan de Partij die deze persoon aanwees voor het resterende deel van de ambtstermijn een vervanger aanwijzen.
Artikel 5
1
Tenzij de Partijen anders overeenkomen, stelt de Verzoeningscommissie haar eigen procedureregels vast, welke er in elk geval in moeten voorzien dat beide Partijen worden gehoord. Wat het getuigenverhoor betreft, zal de Commissie, tenzij zij met eenparigheid van stemmen anders beslist, de bepalingen in acht nemen van Hoofdstuk III van het Verdrag van 's-Gravenhage voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen van 18 oktober 1907.
2
De Partijen worden voor de Verzoeningscommissie vertegenwoordigd door agenten wier taak het is als tussenpersoon tussen de Partijen en de Commissie op te treden. Elk van de Partijen kan ook de bijstand vragen van raadslieden en deskundigen, die door haar te dien einde worden benoemd en kan verzoeken alle personen wier getuigenis haar nuttig voorkomt, te doen horen.
3
De Commissie heeft het recht uiteenzettingen te vragen aan agenten, raadslieden en deskundigen van de Partijen, evenals aan alle personen waarvan zij het nuttig acht dat zij, met toestemming van hun Regeringen, worden opgeroepen.
Artikel 6
Tenzij de Partijen anders overeenkomen, worden de beslissingen van de Commissie genomen met meerderheid van stemmen en de Commissie doet geen uitspraak met betrekking tot het geschil zelf, tenzij al haar leden aanwezig zijn.
Artikel 7
De Partijen vergemakkelijken het werk van de Verzoeningscommissie en in het bijzonder, overeenkomstig hun wetgeving en met gebruikmaking van alle hun ten dienste staande middelen:
- (a)
verschaffen zij de Commissie de nodige stukken en inlichtingen;
- (b)
stellen zij de Commissie in staat hun grondgebied te betreden, getuigen of deskundigen te horen en de situatie ter plaatse in ogenschouw te nemen.
Artikel 8
De Verzoeningscommissie heeft tot taak de geschilpunten op te helderen, te dien einde alle nodige inlichtingen door middel van getuigenverhoor of andere middelen te verzamelen, en te trachten de Partijen te verzoenen. Na onderzoek van de zaak doet de Commissie de Partijen een aanbeveling die haar passend voorkomt en bepaalt zij een tijdvak van niet langer dan 90 dagen binnen hetwelk de Partijen moeten verklaren of zij de aanbeveling al of niet aanvaarden.
Artikel 9
De aanbeveling dient met redenen te zijn omkleed. Indien de aanbeveling niet geheel of gedeeltelijk het eenstemmig oordeel van de Commissie weergeeft, is elk lid gerechtigd afzonderlijk zijn oordeel te doen kennen.
Artikel 10
Een verzoening wordt geacht te zijn mislukt indien, 90 dagen nadat de aanbeveling aan de Partijen is medegedeeld, een der Partijen de andere Partij niet heeft medegedeeld dat zij de aanbeveling heeft aanvaard. De verzoening wordt eveneens geacht te zijn mislukt, indien de Commissie niet binnen de in het derde lid van artikel 3 bedoelde termijn is ingesteld of, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, indien de Commissie haar aanbeveling niet heeft gedaan binnen een jaar te rekenen van de datum van benoeming van de Voorzitter.
Artikel 11
1
Elk lid van de Commissie ontvangt een bezoldiging voor zijn werk; deze bezoldiging wordt vastgesteld bij overeenstemming tussen de Partijen, die elk een gelijk deel daartoe bijdragen.
2
De algemene kosten die voortvloeien uit de werkzaamheden van de Commissie, zullen op dezelfde wijze worden verdeeld.
Artikel 12
De Partijen bij het geschil kunnen te allen tijde gedurende de verzoeningsprocedure in onderlinge overeenstemming besluiten gebruik te maken van een andere procedure voor de regeling van geschillen.
Hoofdstuk II. Arbitrage
Artikel 13
1
Tenzij de Partijen anders besluiten, zal de scheidsrechterlijke procedure worden gevoerd met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk.
2
Wanneer de verzoening is mislukt, kan een verzoek tot arbitrage slechts worden ingediend binnen een termijn van 180 dagen na de mislukking van de verzoening.
Artikel 14
Het Scheidsgerecht bestaat uit drie leden: een scheidsman benoemd door de kuststaat die de maatregelen heeft genomen, een scheidsman benoemd door de Staat wiens onderdanen of eigendommen door die maatregelen werden getroffen en een derde scheidsman die wordt benoemd bij overeenstemming tussen de eerstgenoemde scheidslieden en die optreedt als Voorzitter van het Scheidsgerecht.
Artikel 15
1
Indien na het verstrijken van een termijn van 60 dagen na de benoeming van de tweede scheidsman de Voorzitter van het Scheidsgerecht niet is benoemd, gaat de Secretaris-Generaal van de Organisatie op verzoek van een der Partijen binnen een termijn van nogmaals 60 dagen over tot de benoeming; hij doet daarbij een keuze uit de lijst van personen van de vereiste hoedanigheid die van tevoren is opgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4. Deze lijst is een andere dan de lijst van deskundigen voorgeschreven in artikel IV van het Verdrag en dan de lijst van leden van de Verzoeningscommissie voorgeschreven in artikel 4 van deze Bijlage; dezelfde persoon kan evenwel voorkomen zowel op de lijst van leden van de Verzoeningscommissie als op de lijst van scheidslieden. Een persoon die in een geschil is opgetreden als lid van de Verzoeningscommissie kan evenwel niet worden gekozen om op te treden als scheidsman in dezelfde zaak.
2
Indien binnen een termijn van 60 dagen na de ontvangst van het verzoek een van de Partijen het lid van het Scheidsgerecht voor wiens aanwijzing zij verantwoordelijk is niet heeft benoemd, kan de andere Partij de Secretaris-Generaal van de Organisatie hiervan rechtstreeks in kennis stellen. Deze wijst de Voorzitter van het Scheidsgerecht aan binnen een termijn van 60 dagen; hij kiest deze uit de lijst bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
3
De Voorzitter van het Scheidsgerecht verzoekt na te zijn aangewezen de Partij die geen scheidsman heeft gesteld, dit te doen volgens dezelfde regels en op dezelfde voorwaarden. Indien de Partij de vereiste aanwijzing niet verricht, verzoekt de Voorzitter van het Scheidsgerecht de Secretaris-Generaal van de Organisatie de aanwijzing te verrichten op de wijze en volgens de regels bedoeld in het voorgaande lid.
4
De Voorzitter van het Scheidsgerecht die met inachtneming van het bepaalde in dit artikel is aangewezen, mag geen onderdaan zijn of geen onderdaan zijn geweest van een van de betrokken Partijen, tenzij de andere Partij of Partijen verklaren daartegen geen bezwaar te hebben.
5
In geval van overlijden of in gebreke blijven van een scheidsman voor wiens aanwijzing een van de Partijen verantwoordelijk is, wijst die Partij een vervanger aan binnen een termijn van 60 dagen te rekenen van de datum van overlijden of in gebreke blijven. Indien deze Partij de aanwijzing niet verricht wordt de arbitrage voortgezet door de overblijvende scheidslieden. In geval van overlijden of in gebreke blijven van de Voorzitter van het Scheidsgerecht wordt een vervanger aangewezen overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, of, bij gebreke van overeenstemming tussen de leden van het Scheidsgerecht, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen van het overlijden of in gebreke blijven, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
Artikel 16
Indien tussen twee Partijen een procedure is aangevangen, kan elke andere Partij wier onderdanen of eigendommen door dezelfde maatregelen zijn getroffen of die, als kuststaat, dergelijke maatregelen heeft genomen, zich voegen in de arbitrageprocedure door schriftelijke kennisgeving aan de Partijen die de procedure zijn aangevangen, tenzij een van die Partijen zich daartegen verzet.
Artikel 17
Een ingevolge de bepalingen van deze Bijlage ingesteld Scheidsgerecht stelt zelf zijn procedureregels vast.
Artikel 18
1
Het Scheidsgerecht beslist, zowel wat betreft de procedure als de plaats waar het vergadert, als wat betreft elk daaraan voorgelegd geschil met meerderheid van stemmen; de omstandigheid dat een van de leden van het Scheidsgerecht voor wiens benoeming de Partijen verantwoordelijk waren afwezig is of zich van stemming onthoudt, verhindert niet dat het Scheidsgerecht een beslissing neemt. Bij staking van stemmen geeft de stem van de Voorzitter de doorslag.
2
De Partijen vergemakkelijken het werk van de Verzoeningscommissie en in het bijzonder, overeenkomstig hun wetgeving en met gebruikmaking van alle hun ten dienste staande middelen:
- (a)
verschaffen zij de Commissie de nodige stukken en inlichtingen;
- (b)
stellen zij de Commissie in staat hun grondgebied te betreden, getuigen of deskundigen te horen en de situatie ter plaatse in ogenschouw te nemen.
3
Afwezigheid of in gebreke blijven van een Partij belemmert de voortgang van de procedure niet.
Artikel 19
1
De uitspraak van het Scheidsgerecht is met redenen omkleed. Zij is definitief en er staat geen beroep tegen open. De Partijen voldoen onverwijld aan de uitspraak.
2
Alle geschillen die zich tussen de Partijen kunnen voordoen ten aanzien van de uitlegging en uitvoering van de uitspraak, kunnen door een Partij ter beslechting worden voorgelegd aan het Scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan of, indien dit niet beschikbaar is, aan een ander voor dit doel ingesteld Scheidsgerecht, dat is ingesteld op dezelfde wijze als het eerste Scheidsgerecht.