Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/523 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 26-03-2021
- Bronpublicatie:
24-03-2021, PbEU 2021, L 107 (uitgifte: 26-03-2021, regelingnummer: 2021/523)
- Inwerkingtreding
26-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2021, PbEU 2021, L 107 (uitgifte: 26-03-2021, regelingnummer: 2021/523)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
EU-recht / Financiering
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173 en artikel 175, derde alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie, en heeft grote sociale en economische gevolgen voor de verschillende lidstaten en regio's. De economische activiteit in de Unie liepen als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors terug. De verwachting is dat het bbp van de Unie in 2020 met ongeveer 7,4 % zal krimpen, veel sterker dan tijdens de financiële crisis in 2009. De investeringsactiviteit is aanzienlijk gedaald. Voor kwetsbare punten, zoals de al te sterke afhankelijkheid van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen en een gebrek aan kritieke infrastructuur, moet een oplossing komen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) met inbegrip van micro-ondernemingen, bijvoorbeeld door de strategische waardeketens te diversifiëren en te versterken, opdat de noodrespons van de Unie maar ook de veerkracht van de hele economie kan worden verbeterd, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels. Zelfs vóór de pandemie, toen het volume investeringen als percentages van het bbp in de Unie zich bleken te herstellen, bleven zij onder het niveau dat in een krachtig herstel mocht worden verwacht en waren zij ontoereikend om de jarenlange onderinvesteringen na de crisis van 2009 te compenseren. Belangrijker is dat de huidige investeringsniveaus en -prognoses niet de behoeften aan structurele investeringen van de Unie dekken voor een nieuwe start en voor het behoud van de groei op de lange termijn, rekening houdend met de technologische veranderingen en het mondiale concurrentievermogen, onder meer wat betreft innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kmo's en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid of vergrijzing aan te gaan. Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie en de ondersteuning van een snel, duurzaam, inclusief, blijvend en gezond economisch herstel is steun dan ook noodzakelijk om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken en de investeringskloof in specifieke sectoren te dichten.
- (2)
Uit evaluaties is gebleken dat de verscheidenheid aan financieringsinstrumenten die binnen het meerjarig financieel kader 2014–2020 zijn gecreëerd, heeft geleid tot overlappingen wat hun toepassingsgebied betreft. Deze verscheidenheid heeft ook tot complexiteit geleid voor intermediairs en eindontvangers, die met verschillende subsidiabiliteits- en rapportageregels werden geconfronteerd. Het ontbreken van verenigbare regels heeft ook het combineren van verschillende fondsen van de Unie belemmerd, hoewel dergelijke combinaties gunstig zouden zijn geweest om projecten te ondersteunen die verschillende soorten financiering nodig hadden. Daarom moet voortbouwend op de ervaringen met het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat in het kader van het investeringsplan voor Europa is opgericht, één enkel fonds, het InvestEU-fonds, worden opgericht om de steun aan de eindontvangers efficiënter te laten verlopen door de aangeboden financiering te groeperen en te vereenvoudigen onder één enkele begrotingsgarantieregeling, waardoor de impact van de steun van de Unie wordt vergroot en de uit de begroting van de Unie te betalen kosten worden verminderd.
- (3)
De afgelopen jaren heeft de Unie ambitieuze strategieën aangenomen om de interne markt te voltooien en duurzame en inclusieve groei en banen te stimuleren. Dergelijke strategieënzijn onder meer ‘Europa 2020 — een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei’ van 3 maart 2010, het ‘Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie’ van 30 september 2015, ‘Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie’ van 2 december 2015, ‘Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit’ van 20 juli 2016, de ‘Ruimtestrategie voor Europa’ van 26 oktober 2016, het pakket ‘Schone energie voor alle Europeanen’ van 30 november 2016, het ‘Europees defensieactieplan’ van 30 november 2016, de ‘Oprichting van het Europees Defensiefonds’ van 7 juni 2017, de ‘Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten’ van 13 december 2017, ‘Een nieuwe Europese agenda voor cultuur’ van 22 mei 2018, de ‘Europese Green Deal’ van 11 december 2019, het ‘Investeringsplan voor de Europese Green Deal’ van 14 januari 2020, ‘Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities’ van 14 januari 2020, de strategie ‘De digitale toekomst van Europa vormgeven’, de ‘Europese Datastrategie’ en het witboek ‘over kunstmatige intelligentie — een Europese benadering op basis van excellentie en vertrouwen’ van 19 februari 2020, ‘Een nieuwe industriestrategie voor Europa’ van 10 maart 2020 en de ‘Kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa’ van 10 maart 2020. Het InvestEU-fonds moet de synergieën tussen deze wederzijds versterkende strategieën benutten en versterken door steun te verlenen voor investeringen en toegang tot financiering. Daarnaast heeft de Unie Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgesteld.
- (4)
Op het niveau van de Unie vormt het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid het kader om de nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en de uitvoering ervan te monitoren. De lidstaten ontwikkelen, in voorkomend geval in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden gepresenteerd om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen of Uniefinanciering, of met beide, moeten worden ondersteund. Voorts moeten deze strategieën op samenhangende wijze gebruikmaken van Uniefinanciering en de toegevoegde waarde maximaliseren van de financiële steun die met name uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, de faciliteit voor herstel en veerkracht ingesteld bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (4) en het InvestEU-programma wordt verleend.
- (5)
Het InvestEU-fonds dient bij te dragen aan een sterker concurrentievermogen en een grotere sociaaleconomische convergentie en cohesie van de Unie, onder meer op het gebied van innovatie en digitalisering, aan het efficiënte gebruik van hulpbronnen volgens de beginselen van de circulaire economie, aan de duurzaamheid en inclusiviteit van de economische groei van de Unie en aan de sociale veerkracht en integratie van de kapitaalmarkten van de Unie, onder meer via oplossingen om de versnippering van die markten tegen te gaan en de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te diversifiëren. Daartoe moet het InvestEU-fonds projecten ondersteunen die technisch en economisch levensvatbaar zijn door een kader te bieden voor het gebruik van schuld-, risicodelings- en eigenvermogens- en quasi-eigenvermogensinstrumenten die worden gedekt door een garantie uit de begroting van de Unie en, naargelang van het geval, door financiële bijdragen van uitvoerende partners. Het InvestEU-fonds moet vraaggestuurd zijn en moet er tegelijkertijd op gericht zijn strategische voordelen op lange termijn te leveren met betrekking tot essentiële terreinen van het beleid van de Unie die anders niet of onvoldoende zouden worden gefinancierd, zodat wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Steun uit het InvestEU-fonds moet een breed scala aan sectoren en regio's bestrijken, maar moet buitensporige sectorale of geografische concentratie vermijden en toegang tot financiering bieden voor projecten met partnerentiteiten in talrijke regio's over de gehele Unie, met inbegrip van projecten die de ontwikkeling van netwerken, clusters en digitale-innovatiehubs bevorderen.
- (6)
De culturele en de creatieve sector zijn belangrijke en snelgroeiende sectoren in de Unie, die een belangrijke rol kunnen spelen bij het garanderen van een duurzaam herstel en zowel economische als culturele waarde uit intellectuele eigendom en individuele creativiteit genereren. De beperkingen op sociale contacten die tijdens de COVID-19-crisis werden ingevoerd, hebben echter aanzienlijke negatieve economische effecten teweeggebracht in deze sectoren. Voorts hebben kmo's en organisaties uit deze sectoren vanwege de immateriële aard van hun activa beperkte toegang tot particuliere financiering, die onontbeerlijk is om op internationaal niveau te kunnen investeren, doorgroeien en concurreren. Het InvestEU-programma moet de toegang tot financiering voor kmo's en organisaties uit die sectoren blijven bevorderen. De culturele en creatieve sector, de audiovisuele sector en de mediasector zijn essentieel voor de vrijheid van meningsuiting en culturele diversiteit en voor de opbouw van democratische en hechte samenlevingen in het digitale tijdperk, en zijn een intrinsiek onderdeel van onze soevereiniteit en autonomie. Investeringen in die sectoren zouden bepalend zijn voor hun concurrentievermogen en capaciteit om op lange termijn hoogwaardige inhoud te kunnen produceren en te verspreiden voor een breed publiek over de nationale grenzen heen.
- (7)
Om duurzame en inclusieve groei, investeringen en werkgelegenheid te bevorderen, en aldus bij te dragen aan een beter welzijn, een eerlijkere inkomensverdeling en meer economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie, moet het InvestEU-fonds steun verlenen voor investeringen in materiële en immateriële activa, waaronder cultureel erfgoed. De door InvestEU gefinancierde projecten moeten voldoen aan de milieu- en sociale normen van de Unie, met inbegrip van normen inzake arbeidsrechten. Steun uit het InvestEU-fonds moet een aanvulling vormen op steun van de Unie die wordt verleend via subsidies.
- (8)
De Unie heeft haar goedkeuring gehecht aan de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (‘Agenda 2030’), de duurzameontwikkelingsdoelen van die Agenda (duurzameontwikkelingsdoelen ) en de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(5) (‘Overeenkomst van Parijs’) alsook het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015–2030. Om deze doelstellingen te bereiken alsmede de doelstellingen die bepaald zijn in het milieubeleid van de Unie, moeten de maatregelen voor duurzame ontwikkeling aanzienlijk worden uitgebreid. Daarom moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling een prominente plaats innemen bij de vormgeving van het InvestEU-fonds.
- (9)
Het InvestEU-programma moet bijdragen tot de opbouw van een duurzaam financieel stelsel in de Unie dat de heroriëntering van particulier kapitaal naar duurzame investeringen ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen die zijn geformuleerd in de mededeling van de Commissie van 8 maart 2018 getiteld ‘Actieplan: duurzame groei financieren’ en de mededeling van de Commissie van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor de Europese Green Deal.
- (10)
Om uitdrukking te geven aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering die strookt met de toezeggingen van de Unie voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de toezegging om de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, evenals de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de Unie te bereiken en de nieuwe klimaatstreefdoelen van de Unie voor 2030, moeten maatregelen uit hoofde van deze verordening bijdragen tot de verwezenlijking van het streefdoel om 30 % van alle MFK-uitgaven aan de integratie van klimaatdoelstellingen te besteden en tot de ambitie dat 7,5 % van de uitgaven uit de begroting in 2024 de biodiversiteit ondersteunt en 10 % in 2026 en 2027, waarbij rekening moet worden gehouden met de bestaande overlappingen tussen de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen. Bij maatregelen uit hoofde van het InvestEU-programma zal naar verwachting ten minste 30 % van de totale financiële middelen van het InvestEU-programma aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen.
- (11)
De bijdrage van het InvestEU-fonds aan de verwezenlijking van het klimaatstreefdoel zal worden gevolgd aan de hand van het klimaatvolgsysteem van de Unie dat door de Commissie in samenwerking met potentiële uitvoerende partners moet worden ontwikkeld, waarbij op passende wijze gebruik zal worden gemaakt van de criteria die bij Verordening (EU) 2020/852 zijn vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit duurzaam is uit milieuoogpunt. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de uitvoering van andere aspecten van de duurzameontwikkelingsdoelen.
- (12)
Volgens het Global Risks Report 2018 van het World Economic Forum hebben vijf van de tien meest kritieke risico's die de wereldeconomie bedreigen, betrekking op het milieu. Dergelijke risico's zijn onder meer lucht-, bodem-, binnenwateren- en oceaanverontreiniging, extreme weersomstandigheden, biodiversiteitsverlies en falende mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering. Milieubeginselen zijn sterk verankerd in de Verdragen en in tal van beleidsdomeinen van de Unie. Daarom moet de integratie van milieudoelstellingen worden bevorderd in de verrichtingen met betrekking tot het InvestEU-fonds. Milieubescherming en de preventie en het beheer van daarmee samenhangende risico's moeten worden geïntegreerd in de voorbereiding en de uitvoering van investeringen. De Unie moet ook haar uitgaven met betrekking tot biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging traceren om te voldoen aan de rapportageverplichtingen krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit(6) en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad (7). Investeringen op basis van doelstellingen inzake ecologische duurzaamheid moeten daarom worden getraceerd met behulp van gemeenschappelijke methoden die coherent zijn met die welke zijn ontwikkeld in het kader van andere Unieprogramma's die van toepassing zijn op klimaat, biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging, opdat de individuele en gecombineerde effecten van investeringen op de voornaamste bestanddelen van het natuurlijke kapitaal, namelijk lucht, water, land en biodiversiteit, kunnen worden beoordeeld.
- (13)
Investeringsprojecten waarvoor, met name op het gebied van infrastructuur, substantiële steun van de Unie wordt verleend, moeten door de uitvoerende partner worden gescreend om na te gaan of deze gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat of de maatschappij. Investeringsprojecten die dergelijke gevolgen hebben, moeten worden onderworpen aan een duurzaamheidstoets in overeenstemming met richtsnoeren die de Commissie in nauwe samenwerking met potentiële uitvoerende partners in het kader van het InvestEU-programma moet ontwikkelen. In deze richtsnoeren moet een passend gebruik worden gemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2020/852 om te bepalen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is, met inbegrip van het beginsel ‘geen ernstige afbreuk doen’, en coherent is met de richtsnoeren die voor andere Unieprogramma's zijn ontwikkeld. Dergelijke richtsnoeren moeten, conform het evenredigheidsbeginsel, passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen, en projecten die een bepaalde, in de richtsnoeren vast te stellen omvang niet overschrijden, moeten worden uitgesloten van de duurzaamheidstoets. Indien een uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, moet hij hiervoor een motivering verstrekken aan het voor het InvestEU-fonds ingestelde investeringscomité (het ‘investeringscomité’). Verrichtingen die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen, mogen niet in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening.
- (14)
De lage investeringspercentages voor infrastructuur in de Unie tijdens de financiële crisis en opnieuw tijdens de COVID-19-crisis hebben het vermogen van de Unie om duurzame groei te stimuleren, de inspanningen op het gebied van klimaatneutraliteit en het concurrentievermogen en convergentie van de Unie, en het scheppen van banen ondermijnd. Hierdoor ontstaat ook het risico dat onevenwichtigheden en verschillen en ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten worden geconsolideerd, wat gevolgen heeft voor de langetermijnontwikkeling op Unie-, nationaal of regionaal niveau. Om de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de duurzameontwikkelingsdoelen, en de energie- en klimaatstreefdoelen voor 2030 te halen, zijn forse investeringen in de infrastructuur van de Unie van fundamenteel belang, met name met betrekking tot interconnectie en energie-efficiëntie en met het oog op de invoering van een interne Europese vervoersruimte. De steun uit het InvestEU-fonds moet dan ook gericht zijn op investeringen in vervoer, energie, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en andere veilige en duurzame emissiearme energiebronnen, milieu-infrastructuur, infrastructuur voor klimaatactie en maritieme en digitale infrastructuur, met inbegrip van snelle en supersnelle breedbandverbindingen in de gehele Unie, om de digitale transformatie van de economie van de Unie in een stroomversnelling te brengen. In het InvestEU-programma moet prioriteit worden gegeven aan gebieden waar onvoldoende wordt geïnvesteerd en die bijkomende investeringen nodig hebben. Om het effect en de toegevoegde waarde van de financieringssteun van de Unie te maximaliseren, is het aangewezen een gestroomlijnd investeringsproces te bevorderen dat zorgt voor zichtbaarheid van de projectenpijplijn en maximale synergie tussen de betrokken Unieprogramma's tot stand brengt op gebieden als vervoer, energie en digitalisering.
Gelet op bedreigingen op het vlak van veiligheid en beveiliging moeten investeringsprojecten waarvoor steun van de Unie wordt verstrekt, maatregelen inhouden inzake bestendigheid van de infrastructuur, onder meer het onderhoud en de veiligheid van de infrastructuur, en moet rekening worden gehouden met de beginselen inzake bescherming van burgers in de publieke ruimte. Een en ander moet een aanvulling vormen op de inspanningen van andere fondsen van de Unie, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, waarmee steun wordt verleend voor veiligheidscomponenten van investeringen in de publieke ruimte, vervoer, energie en andere kritieke infrastructuur.
- (15)
In voorkomend geval moet het InvestEU-programma bijdragen tot de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) en Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (9), alsmede energie-efficiëntie in investeringsbesluiten stimuleren.
- (16)
Echte multimodaliteit is een kans om een efficiënt en milieuvriendelijk vervoersnetwerk tot stand te brengen dat het potentieel van alle vervoersmiddelen maximaal benut en onderlinge synergie creëert. Het InvestEU-programma moet worden ingezet ter ondersteuning van investeringen in multimodale vervoersknooppunten, die — ondanks hun aanzienlijk economisch potentieel en hun aanmerkelijke businesscases — een groot risico voor particuliere investeerders inhouden. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de ontwikkeling en invoering van intelligente vervoerssystemen (Intelligent Transport Systems — ‘ITS’). Het InvestEU-programma moet een stimulans geven aan het ontwerp en de toepassing van technologieën die de veiligheid van voertuigen en weginfrastructuur helpen verbeteren.
- (17)
Het InvestEU-programma moet een bijdrage leveren tot het beleid van de Unie met betrekking tot zeeën en oceanen, via de ontwikkeling van projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie, en tot de beginselen inzake duurzame financiering van deze blauwe economie. Dit kan maatregelen inhouden op het gebied van maritiem ondernemerschap en de maritieme sector, een innoverende en concurrerende maritieme sector, alsmede hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie.
- (18)
Hoewel het totale investeringsniveau in de Unie vóór de COVID-19-crisis toenam, waren investeringen in activiteiten met een hoger risico, zoals onderzoek en innovatie, nog steeds ontoereikend. Er wordt nu verwacht dat dergelijke investeringen zwaar zullen lijden onder de crisis. Onderzoek en innovatie zijn essentieel om de crisis te boven te komen, om de veerkracht van de Unie ten aanzien van toekomstige uitdagingen te versterken en om de technologieën te ontwikkelen die nodig zijn om het beleid en de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Het InvestEU-fonds moet bijdragen tot de verwezenlijking van het algemene streefdoel om ten minste 3 % van het bbp van de Unie te investeren in onderzoek en innovatie. Om dat streefdoel te verwezenlijken, moeten de lidstaten en de particuliere sector van hun kant meer investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie teneinde onderinvesteringen in onderzoek en innovatie te voorkomen, die schadelijk zijn voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en voor de levenskwaliteit van haar burgers. Het InvestEU-fonds moet passende financiële producten aanbieden voor de verschillende stadia van de innovatiecyclus en een breed scala van belanghebbenden, met name om de opschaling en de uitrol van oplossingen op commerciële schaal in de Unie mogelijk te maken. Het doel is dergelijke oplossingen concurrerend te maken op de wereldmarkten en excellentie van de Unie op het gebied van duurzame technologieën op mondiaal niveau te bevorderen, in synergie met Horizon Europa dat moet vastgesteld worden door een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, waarbij de regels voor deelname eraan en verspreiding ervan vastgesteld worden, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (de ‘verordening Horizon Europa’) en met betrokkenheid van de Europese Innovatieraad. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde financieringsinstrumenten, zoals InnovFin — EU-financiering voor innovatieve ondernemingen, die innoverende ondernemingen gemakkelijker en sneller toegang tot financiering verlenen, een stevige basis vormen voor deze gerichte steun.
- (19)
Toerisme, met inbegrip van de horecasector, is een heel belangrijk onderdeel van de economie van de Unie en deze sector maakt een bijzonder zware krimp door ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Deze krimp is vooral nadelig voor kmo's en familiebedrijven en heeft massale werkloosheid veroorzaakt. Het InvestEU-programma moet bijdragen tot een versterking van het herstel, het concurrentievermogen op lange termijn en de duurzaamheid van deze sector alsook de waardeketens ervan, door verrichtingen ter bevordering van duurzaam, innovatief en digitaal toerisme te ondersteunen, waaronder innovatieve maatregelen om de voetafdruk van de sector voor klimaat en milieu terug te dringen.
- (20)
Er moeten dringend zware inspanningen worden geleverd om te investeren in digitale transformatie, deze te stimuleren en de voordelen ervan ten goede te laten komen aan alle burgers en bedrijven in de Unie. Tegenover het sterke beleidskader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt moeten nu investeringen met een soortgelijke ambitie komen te staan, onder meer in artificiële intelligentie in overeenstemming met het programma Digitaal Europa dat moet vastgesteld worden door een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240.
- (21)
Kmo's vertegenwoordigen meer dan 99 % van de bedrijven in de Unie en hebben een aanzienlijke en cruciale economische waarde. Bij de toegang tot financiering komen zij echter voor moeilijkheden te staan omdat het risico in hun geval hoog wordt ingeschat en zij onvoldoende onderpand hebben. Kmo's en ondernemingen in de sociale economie staan voor bijkomende uitdagingen omdat zij concurrerend moeten blijven door in te zetten op digitalisering, internationalisering, transformatie volgens de logica van een circulaire economie, alsmede op innovatie en bij- en nascholing van hun personeel. Kmo's zijn bijzonder zwaar door de COVID-19-crisis getroffen. Voorts beschikken kmo's en ondernemingen in de sociale economie over een beperkter aantal financieringsbronnen dan grotere ondernemingen omdat zij gewoonlijk geen obligaties uitgeven en slechts beperkte toegang hebben tot effectenbeurzen of grote institutionele beleggers. Innoverende oplossingen zoals de mogelijkheid voor werknemers om een bedrijf over te nemen of er een aandeel in te nemen komen ook steeds vaker voor bij kmo's en ondernemingen in de sociale economie. De toegang tot financiering is zelfs moeilijker voor kmo's waarvan de activiteiten op immateriële activa zijn gericht. Kmo's in de Unie zijn in hoge mate afhankelijk van banken en van schuldfinanciering in de vorm van rekening-courantkredieten, bankleningen of leasing. Om beter in staat te zijn hun oprichting, groei, innovatie en duurzame ontwikkeling te financieren, concurrentieel te zijn en economische schokken op te vangen om de economie en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken in tijden van economische neergang, en om in staat te blijven werkgelegenheid en sociaal welzijn te creëren, moeten kmo's die met de bovengenoemde uitdagingen worden geconfronteerd, worden ondersteund door de toegang tot financiering vlotter te maken en meer gediversifieerde financieringsbronnen ter beschikking te stellen. Deze verordening vormt ook een aanvulling op de initiatieven die reeds zijn genomen in het kader van de kapitaalmarktenunie.
Het InvestEU-fonds moet daarom voortbouwen op succesvolle Unieprogramma's zoals het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), steun verlenen aan digitale start-ups en innovatieve kmo's om hun concurrentievermogen te helpen vergroten en hen in staat te stellen door te groeien, gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming voorzien in werkkapitaal en investeringen, voorzien in financiering voor leasingtransacties, alsmede de gelegenheid bieden om te focussen op specifieke, meer gerichte financiële producten. Het moet ook maximale slagkracht verlenen aan publieke/particuliere financieringsvehikels, zoals het fonds voor beursintroducties van kmo's, dat tot doel heeft kmo's te ondersteunen door meer particulier en publiek eigen vermogen te kanaliseren.
- (22)
Zoals aangegeven in de discussienota van de Commissie van 26 april 2017 over de sociale dimensie van Europa, de mededeling over de Europese pijler van sociale rechten, het kader van de Unie voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de mededeling ‘Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities’ van 14 januari 2020, is het opbouwen van een inclusievere en rechtvaardige Unie een topprioriteit van de Unie om ongelijkheid te bestrijden en het beleid inzake sociale inclusie in Europa te bevorderen. Ongelijkheid van kansen heeft met name invloed op de toegang tot onderwijs, opleiding, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten. Investeringen in de sociale economie waar vaardigheden en menselijk kapitaal van belang zijn, alsmede in integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenleving, kunnen de economische kansen vergroten, vooral als de investeringen worden gecoördineerd op het niveau van de Unie. De COVID-19-crisis heeft een grote behoefte aan investeringen in sociale infrastructuur aan het licht gebracht. Het InvestEU-fonds moet worden gebruikt om investeringen in onderwijs en opleiding te ondersteunen, met inbegrip van bij- en nascholing van werknemers, onder meer in regio's die afhankelijk zijn van een koolstofintensieve economie en die door de structurele overgang naar een koolstofarme economie worden getroffen. Het moet worden gebruikt voor de ondersteuning van projecten met positieve sociale effecten en voor de versterking van de sociale inclusie door bij te dragen tot meer werkgelegenheid in alle regio's, met name voor ongeschoolden en langdurig werklozen, alsmede door de situatie te verbeteren wat betreft gendergelijkheid, gelijke kansen, non-discriminatie, toegankelijkheid, solidariteit tussen generaties, de gezondheidssector en sociale diensten, sociale huisvesting, dakloosheid, digitale inclusiviteit, gemeenschapsontwikkeling, de rol en de plaats van jongeren in de samenleving en van kwetsbare mensen, waaronder onderdanen van derde landen. Het InvestEU-programma moet ook ondersteuning bieden aan Europese cultuur en creativiteit met een maatschappelijk doel.
- (23)
Zowel vanuit maatschappelijk als economisch oogpunt heeft de COVID-19-crisis bijzonder grote gevolgen voor vrouwen gehad. Tegen deze achtergrond moet het InvestEU-programma bijdragen tot de verwezenlijking van het beleid van de Unie inzake gelijkheid van vrouwen en mannen, onder meer door de digitale genderkloof aan te pakken en de creativiteit en het ondernemerspotentieel van vrouwen te helpen bevorderen.
- (24)
Om de negatieve effecten te trotseren van ingrijpende transformaties van samenlevingen in de Unie en van de arbeidsmarkt in het komende decennium, moet worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal, sociale infrastructuur, microfinanciering, ethische financiering en financiering van sociale ondernemingen, en nieuwe bedrijfsmodellen voor de sociale economie, waaronder investeringen met sociale effecten en aanbesteding van contracten met sociale resultaten. Het InvestEU-programma moet het zich ontwikkelende socialemarktecosysteem versterken om het aanbod van en de toegang tot financiering voor micro- en sociale ondernemingen en instellingen voor maatschappelijke solidariteit te vergroten, en aldus tegemoet te komen aan de vraag van degenen die hieraan het meest behoefte hebben. In het verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa van januari 2018, dat de titel ‘Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe’ draagt, is vastgesteld dat er voor de periode 2018–2030 een totale investeringskloof van ten minste 1,5 biljoen EUR bestaat met betrekking tot sociale infrastructuur en diensten, onder meer op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en huisvesting. Deze investeringen vereisen ondersteuning, ook op het niveau van de Unie. Bijgevolg moeten de collectieve kracht van publiek, commercieel en filantropisch kapitaal, alsook de steun van stichtingen en van alternatieve soorten kapitaalverstrekkers, zoals ethische, sociale en duurzame actoren, worden aangewend om de ontwikkeling van de waardeketen van de sociale markt en van een veerkrachtigere Unie te ondersteunen.
- (25)
In de economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie verloopt de allocatie van de middelen door de markt niet volledig efficiënt en worden de particuliere investeringsstromen aanzienlijk verstoord door de risicoperceptie. In die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — economisch levensvatbare projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol, onder meer om het risico op asymmetrisch herstel tegen te gaan. Het InvestEU-programma moet ondernemingen tijdens de herstelfase cruciale steun kunnen verlenen, met inbegrip van kapitaalsteun voor kmo's die door de COVID-19-crisis zijn getroffen en die eind 2019 nog niet in moeilijkheden verkeerden in termen van staatssteun, en er tegelijkertijd voor zorgen dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleidsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, de nieuwe industriestrategie voor Europa en het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities, waarbij rekening moet worden gehouden met het beginsel ‘geen ernstige afbreuk doen’. Met het programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, aanzienlijk meer ruimte om risico's te nemen ter ondersteuning van het economisch herstel.
- (26)
Het sterk krimpen van het bbp van de EU als gevolg van de COVID-19-pandemie heeft onvermijdelijk ongunstige sociale effecten. Door de COVID-19-pandemie is duidelijk geworden dat strategische zwakke punten dringend en doeltreffend moeten worden aangepakt om te komen tot een betere noodrespons van de Unie en een sterkere weerbaarheid en duurzaamheid van de hele economie. Alleen een veerkrachtige, duurzame, inclusieve en geïntegreerde economie van de Unie kan de integriteit van de interne markt en het gelijke speelveld veiligstellen, ook ten behoeve van de zwaarste getroffen lidstaten en regio's.
- (27)
Het InvestEU-fonds moet in het kader van vier beleidsterreinen opereren, die de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie weerspiegelen, namelijk duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kmo's, en sociale investeringen en vaardigheden.
- (28)
Hoewel het beleidsterrein kmo's zich in de eerste plaats moet richten op kmo's, moeten kleine midcapondernemingen eveneens in aanmerking komen voor steun in dit kader. Midcapondernemingen moeten steun kunnen krijgen in het kader van de andere drie beleidsterreinen.
- (29)
Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal en het investeringsplan voor de Europese Green Deal, moet er een mechanisme voor een rechtvaardige transitie worden opgezet om de sociale, economische en ecologische gevolgen aan te pakken van het verwezenlijken van de klimaatstreefdoel van de Unie voor 2030 en de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de Unie te bereiken. Dit mechanisme zou uit drie pijlers bestaan, zijnde een fonds voor een rechtvaardige transitie dat moet opgericht worden door een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (de ‘verordening inzake het Fonds voor een rechtvaardige transitie’) (pijler 1), een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van het InvestEU-programma (pijler 2) en een leenfaciliteit voor de publieke sector die moet opgericht worden door een verordening van het Europees Parlement en de Raad over een leenfaciliteit voor de publieke sector uit hoofde van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (de ‘verordening inzake een leenfaciliteit voor de publieke sector voor 2021–2027’) (pijler 3). Dat mechanisme moet vooral gericht zijn op de regio's die de meeste gevolgen ondervinden van de transitie vanwege hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, waaronder steenkool, turf en olieschalie of broeikasgasintensieve industriële processen, en die minder capaciteit hebben om de noodzakelijke investeringen te financieren. De regeling voor een rechtvaardige transitie moet ook financieringssteun bieden om investeringen te genereren ten behoeve van rechtvaardigetransitiegebieden. De InvestEU-advieshub moet de desbetreffende gebieden de mogelijkheid verschaffen om technische bijstand te verkrijgen.
- (30)
Ter uitvoering van pijler 2 van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie moet horizontaal op alle beleidsterreinen een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van het InvestEU-programma worden ingevoerd, ter ondersteuning van aanvullende investeringen ten behoeve van de gebieden die zijn aangewezen in de overeenkomstig de verordening inzake het Fonds voor een rechtvaardige transitie vastgestelde territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. Die regeling moet investeringen in een breed scala aan projecten mogelijk maken, overeenkomstig de subsidiabiliteitscriteria voor investeringen in het kader van het InvestEU-programma. Projecten in gebieden die zijn aangewezen in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, of projecten die de transitie in die gebieden ten goede komen, kunnen zelfs indien zij buiten die gebieden worden gerealiseerd voor de regeling in aanmerking komen, maar uitsluitend indien de financiering buiten de rechtvaardigetransitiegebieden essentieel is voor de transitie in die gebieden.
- (31)
Het moet mogelijk zijn om binnen elk beleidsterrein strategische investeringen te ondersteunen, met inbegrip van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, met name met het oog op de groene en digitale transitie en de noodzaak het concurrentievermogen en de veerkracht te versterken, ondernemerschap en het scheppen van banen te bevorderen en strategische waardeketens te versterken.
- (32)
Elk beleidsterrein moet uit twee compartimenten bestaan, namelijk een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Het EU-compartiment moet tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in een specifieke lidstaat op evenredige wijze aanpakken. Ondersteunde verrichtingen moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor de Unie hebben. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten alsook de regionale autoriteiten via hun lidstaat de mogelijkheid bieden een deel van hun middelen uit de fondsen in gedeeld beheer bij te dragen voor de voorziening van de EU-garantie en de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen zodat specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op hun eigen grondgebied kunnen worden aangepakt, ook in kwetsbare en afgelegen gebieden zoals de ultraperifere gebieden van de Unie, zoals in de bijdrageovereenkomst moet worden vastgesteld, teneinde de doelstellingen van de fondsen in gedeeld beheer te verwezenlijken. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten ook de mogelijkheid bieden om andere aanvullende bedragen, waaronder die welke uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 worden beschikbaar gesteld, bij te dragen voor de voorziening van de EU-garantie en om de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen voor in de bijdrageovereenkomst vastgestelde doeleinden, waaronder, in voorkomend geval, de toepassing van maatregelen als voorzien in een plan voor herstel en veerkracht. Dit zou onder meer kunnen leiden tot kapitaalsteun voor kmo's die door de COVID-19-crisis zijn getroffen en die eind 2019 nog niet in moeilijkheden verkeerden in termen van staatssteun. Verrichtingen die uit hoofde van het InvestEU-fonds worden gesteund via EU- of lidstaatcompartimenten, mogen private financiering niet overlappen of verdringen en mogen de concurrentie op de interne markt niet verstoren.
- (33)
Het lidstaatcompartiment moet specifiek zijn geconcipieerd om het gebruik mogelijk te maken van fondsen in gedeeld beheer of andere aanvullende bijdragen van de lidstaten, met inbegrip van die welke uit hoofde van Verordening (EU) 2020/241[lees: 2021/241] worden beschikbaar gesteld, voor de voorziening van een door de Unie verleende garantie. De meerwaarde van de EU-garantie zou toenemen met de mogelijkheid om steun aan een bredere groep eindontvangers en projecten te bieden en te zorgen voor een diversificatie van de manieren om de doelstellingen van de fondsen in gedeeld beheer of de plannen voor herstel en veerkracht te verwezenlijken, terwijl tegelijkertijd een consistent risicobeheer van de voorwaardelijke verplichtingen wordt gewaarborgd door de uitvoering van de EU-garantie in indirect beheer. De Unie moet de financierings- en investeringsverrichtingen garanderen waarin de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment voorzien. De fondsen in gedeeld beheer of andere aanvullende bijdragen van de lidstaten, met inbegrip van die welke uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 worden beschikbaar gesteld, moeten voor de voorziening van de garantie zorgen, volgens een voorzieningspercentage dat, op basis van de aard van de verrichtingen en de daaruit voortvloeiende verwachte verliezen, door de Commissie wordt bepaald en in de bijdrageovereenkomst met de lidstaat wordt vastgesteld. De lidstaat zou de verliezen boven de verwachte verliezen dragen door een back-to-backgarantie aan de Unie te verlenen die moet blijven lopen zolang er binnen dat lidstaatcompartiment uitstaande financierings- en investeringsverrichtingen zijn. Dergelijke regelingen moeten worden gesloten in de vorm van één enkele bijdrageovereenkomst met elke lidstaat die vrijwillig voor deze optie kiest.
De bijdrageovereenkomst moet een of meer specifieke garantieovereenkomsten omvatten die in de betrokken lidstaat moeten worden uitgevoerd op basis van de regels van het InvestEU-fonds, alsook eventuele regionaal afgeschermde regelingen. De vaststelling van het voorzieningspercentage per geval vereist een afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (het ‘Financieel Reglement’). Bij deze opzet is ook voorzien in één regeling voor door centraal beheerde fondsen of fondsen in gedeeld beheer ondersteunde begrotingsgaranties, hetgeen het combineren ervan zou worden vergemakkelijkt. De voorziening voor een EU-garantie met betrekking tot een lidstaatcompartiment dat wordt ondersteund door andere aanvullende bijdragen van de lidstaten, met inbegrip van die welke uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 worden beschikbaar gesteld, moet worden aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst.
- (34)
Er moet een partnerschap tussen de Commissie en de EIB-groep tot stand worden gebracht waarin de sterke punten van elke partner worden aangewend om te zorgen voor maximale beleidseffecten, een efficiënte uitvoering en een passend toezicht op het begrotings- en risicobeheer. Dit partnerschap moet een doeltreffende en inclusieve rechtstreekse toegang tot de EU-garantie bevorderen.
- (35)
De door de Commissie vertegenwoordigde Unie moet de mogelijkheid hebben deel te nemen aan een kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds (EIF) opdat het EIF de Europese economie en het herstel daarvan kan blijven ondersteunen. Het hoofddoel van de verhoging is het EIF in staat te stellen bij te dragen aan de uitvoering van het InvestEU-programma. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden. In het meerjarig financieel kader voor 2021–2027 moeten voor dat doel toereikende financiële middelen worden uitgetrokken. Op 3 december 2020 heeft de raad van bestuur van het EIF besloten de aandeelhouders voor te stellen het maatschappelijk kapitaal van het EIF te verhogen door 1 250 000 000 EUR in geldmiddelen in te brengen in het EIF. De prijs van de nieuwe aandelen is gebaseerd op de tussen de aandeelhouders van het EIF overeengekomen intrinsiekewaardeformule en bestaat uit het gestorte gedeelte en het agio. Overeenkomstig artikel 7 van de statuten van het EIF moet voor elk ingeschreven aandeel 20 % van de nominale waarde worden gestort.
- (36)
De Commissie moet, samen met de EIB-groep, de standpunten van andere potentiële uitvoerende partners verzamelen in verband met investeringsrichtsnoeren, het klimaatvolgsysteem, de richtsnoeren inzake duurzaamheidstoetsing en de gemeenschappelijke methoden, naargelang van het geval, teneinde inclusiviteit en operationaliteit te waarborgen totdat de bestuursorganen worden opgericht, waarna de medewerking van de uitvoerende partners moet worden geregeld in het kader van de adviesraad en het bestuur van het InvestEU-programma.
- (37)
Het InvestEU-fonds moet openstaan voor bijdragen van derde landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen en andere landen, overeenkomstig de voorwaarden die tussen de Unie en die landen zijn overeengekomen, met name gezien de positieve gevolgen van een dergelijke openstelling voor de economieën van de lidstaten. Dit moet in voorkomend geval verdere samenwerking met de betrokken landen mogelijk maken, met name op het gebied van onderzoek en innovatie en kmo's.
- (38)
Deze verordening stelt de financiële middelen vast voor de andere maatregelen van het InvestEU-programma dan de voorziening van de EU-garantie, die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (11).
- (39)
Voor de voorziening van 2 672 292 573 EUR in lopende prijzen van de EU-garantie moet worden bijgedragen met middelen uit de aanvullende toewijzing die overeenkomstig artikel 5 van en bijlage II bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (12) wordt verstrekt, hetgeen overeenkomt met een bedrag van 1 000 000 000 EUR in prijzen van 2018. Uit dat bedrag moet een bedrag van 63 800 000 EUR in lopende prijzen van de totale toewijzing aan de InvestEU-advieshub van 430 000 000 EUR in lopende prijzen worden verstrekt.
- (40)
De EU-garantie van 26 152 310 073 EUR in lopende prijzen voor het EU-compartiment zal naar verwachting meer dan 372 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de hele Unie beschikbaar maken en moet indicatief over de beleidsterreinen worden verdeeld.
- (41)
Op 18 april 2019 heeft de Commissie verklaard dat ‘onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact, eenmalige bijdragen van de lidstaten, ofwel van een lidstaat ofwel van nationale stimuleringsbanken die zijn ingedeeld bij de sector algemene overheid of die namens een lidstaat optreden, aan thematische of meerlandeninvesteringsplatformen, in principe moeten worden beschouwd als eenmalige maatregelen in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (13) en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (14). Daarnaast zal de Commissie onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact nagaan in welke mate voor het InvestEU-programma, als opvolger van het EFSI, kan worden voorzien in dezelfde behandeling als voor het EFSI in de context van de mededeling van de Commissie over flexibiliteit, als het gaat om eenmalige bijdragen van de lidstaten in contanten om een extra bedrag van de EU-garantie te financieren ten behoeve van het lidstaatcompartiment.’.
- (42)
De EU-garantie die het InvestEU-fonds ondersteunt, moet indirect worden geïmplementeerd door de Commissie, die steunt op uitvoerende partners die in contact staan met financiële intermediairs, indien van toepassing, en eindontvangers. De selectie van de uitvoerende partners moet transparant verlopen en vrij zijn van belangenconflicten. De Commissie dient met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst voor de toewijzing van garantiecapaciteit uit het InvestEU-fonds te sluiten voor de ondersteuning van de financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria van het InvestEU-fonds voldoen en bijdragen tot zijn doelstellingen. Het beheer van het aan de EU-garantie verbonden risico mag rechtstreekse toegang tot de EU-garantie door de uitvoerende partners niet belemmeren. Zodra de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment aan de uitvoerende partners is verleend, moeten zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het gehele investeringsproces en het zorgvuldigheidsonderzoek met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen. Het InvestEU-fonds moet projecten ondersteunen die doorgaans een hoger risicoprofiel hebben dan de projecten die door de normale verrichtingen van de uitvoerende partners worden ondersteund en die in de periode waarin de EU-garantie kon worden benut, zonder steun uit het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate door andere overheids- of particuliere bronnen hadden kunnen worden uitgevoerd.
- (43)
Het InvestEU-fonds moet een bestuursstructuur krijgen waarvan de functie in verhouding moet staan tot het enige doel ervan, namelijk toezien op een passend gebruik van de EU-garantie, met inachtneming van de politieke onafhankelijkheid van investeringsbesluiten. Die bestuursstructuur dient te bestaan uit een adviesraad, een bestuur en een volledig onafhankelijk investeringscomité. Bij de algemene samenstelling van de bestuursstructuur moet naar genderevenwicht worden gestreefd. De bestuursstructuur mag de besluitvorming van de EIB-groep of andere uitvoerende partners niet aantasten of verstoren, en mag evenmin in de plaats komen van hun respectieve bestuursorganen.
- (44)
Er dient een adviesraad te worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de uitvoerende partners, vertegenwoordigers van de lidstaten, één deskundige benoemd door het Europees Economisch en Sociaal Comité, en één deskundige benoemd door het Comité van de Regio's, om informatie uit te wisselen en van gedachten te wisselen over de benutting van de financiële producten die in het kader van het InvestEU-fonds worden ingezet, en om veranderende behoeften en nieuwe producten, met inbegrip van specifieke territoriale marktkloven, te bespreken.
- (45)
Om de adviesraad vanaf de start te kunnen samenstellen, dient de Commissie de vertegenwoordigers van de potentiële uitvoerende partners voor een tijdelijke periode van één jaar te benoemen. Daarna zouden uitvoerende partners met ondertekende garantieovereenkomsten deze taak op zich nemen.
- (46)
Een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van uitvoerende partners en één deskundige zonder stemrecht benoemd door het Europees Parlement, moet de strategische en operationele richtsnoeren voor het InvestEU-fonds vaststellen.
- (47)
De Commissie moet beoordelen in welke mate de door de uitvoerende partners ingediende investerings- en financieringsverrichtingen verenigbaar zijn met het volledige recht en beleid van de Unie. De besluiten over financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk door een uitvoerende partner worden genomen.
- (48)
Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dient tot een besluit te komen over de verlening van steun uit hoofde van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria van InvestEU-fonds voldoen, en dient aldus externe deskundigheid te leveren bij de beoordeling van investeringsprojecten. Het investeringscomité dient verschillende formaties te hebben om de verschillende beleidsterreinen en sectoren zo goed mogelijk te bestrijken.
- (49)
Het investeringscomité moet worden bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat door de Commissie wordt beheerd en verantwoording aflegt aan de voorzitter van het investeringscomité.
- (50)
Bij de selectie van de uitvoerende partners voor de inzet van het InvestEU-fonds moet de Commissie rekening houden met hun capaciteit om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en hun eigen middelen bij te dragen, teneinde een adequate geografische dekking en diversificatie te waarborgen, particuliere investeerders aan te trekken en te zorgen voor voldoende risicodiversificatie en oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken. Gezien de rol van de EIB-groep krachtens de Verdragen, haar capaciteit om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die zij heeft opgedaan in het kader van de huidige financieringsinstrumenten en het EFSI, dient de EIB-groep een bevoorrechte uitvoeringspartner te blijven in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. Naast de EIB-groep moeten nationale stimuleringsbanken en -instellingen in staat zijn een aanvullend financieel productassortiment aan te bieden, aangezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau gunstig kunnen zijn om een maximale impact van openbare middelen op het gehele grondgebied van de Unie te bereiken en om een billijk geografisch evenwicht tussen de projecten te waarborgen. Het InvestEU-programma moet zodanig worden uitgevoerd dat het een gelijk speelveld voor kleinere en jongere stimuleringsbanken en -instellingen bevordert. Voorts moeten andere internationale financiële instellingen uitvoerende partner kunnen worden, met name wanneer zij qua specifieke deskundigheid en ervaring in bepaalde lidstaten een concurrentievoordeel bieden en wanneer een meerderheid van de aandeelhouders ervan afkomstig is uit de Unie. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten uitvoerende partner kunnen worden.
- (51)
Ter bevordering van een betere geografische diversificatie kunnen investeringsplatformen worden opgericht om de inspanningen en de deskundigheid van uitvoerende partners te combineren met die van andere nationale stimuleringsbanken en -instellingen met beperkte ervaring in het gebruik van financieringsinstrumenten. Dergelijke structuren moeten worden aangemoedigd, onder andere met beschikbare steun uit de InvestEU-advieshub. Het verdient aanbeveling, om het gebruik van investeringsplatformen in de betrokken sectoren te bevorderen, mede-investeerders, openbare autoriteiten, deskundigen, onderwijs-, opleidings- en onderzoeksinstellingen, de betrokken sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en andere relevante actoren op Unie-, nationaal en regionaal niveau samen te brengen.
- (52)
De EU-garantie in het lidstaatcompartiment moet worden toegewezen aan elke uitvoerende partner die overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement subsidiabel is, met inbegrip van nationale of regionale stimuleringsbanken of -instellingen, de EIB, het EIF en andere internationale financiële instellingen. Bij de selectie van de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment moet de Commissie rekening houden met de voorstellen van elke lidstaat, zoals weerspiegeld in de bijdrageovereenkomst. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement moet de Commissie de regels en procedures van de uitvoerende partner beoordelen om zich ervan te vergewissen dat deze een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie biedt dat gelijkwaardig is aan het door de Commissie geboden niveau.
- (53)
Financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk in eigen naam door een uitvoerende partner worden vastgesteld, overeenkomstig zijn interne regels, beleid en procedures worden uitgevoerd en in zijn eigen financiële staten administratief worden verwerkt of, indien van toepassing, in de opmerkingen bij de financiële staten worden bekendgemaakt. De Commissie dient dan ook uitsluitend verantwoording af te leggen over uit de EU-garantie voortvloeiende financiële verplichtingen en dient het maximumbedrag van de garantie bekend te maken, met inbegrip van alle relevante informatie betreffende de verstrekte garantie.
- (54)
Indien van toepassing, dient het InvestEU-fonds een soepele, naadloze en efficiënte combinatie van subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, mogelijk te maken die uit de begroting van de Unie of uit andere fondsen, zoals het EU-innovatiefonds voor regeling van de handel in emissierechten (ETS) (hierna ‘EU-ETS-innovatiefonds’ genoemd), worden gefinancierd, met de EU-garantie in situaties waarin dit noodzakelijk is voor een optimale ondersteuning van investeringen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken.
- (55)
Projecten die door uitvoerende partners worden ingediend voor steun in het kader van het InvestEU-programma, met inbegrip van het combineren van steun in het kader van het InvestEU-fonds met steun uit andere Unieprogramma's, moeten in hun geheel ook in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van de andere desbetreffende Unieprogramma's. Over het gebruik van de EU-garantie moet worden beslist in het kader van het InvestEU-programma.
- (56)
De InvestEU-advieshub moet de ontwikkeling van een robuuste pijplijn van investeringsprojecten op elk beleidsterrein ondersteunen door middel van adviesinitiatieven die door de EIB-groep of andere adviespartners, of rechtstreeks door de Commissie, worden uitgevoerd. De InvestEU-advieshub moet geografische diversificatie bevorderen om tot de doelstellingen van de Unie inzake economische, sociale en territoriale cohesie bij te dragen en regionale verschillen te verminderen. De InvestEU-advieshub moet bijzondere aandacht besteden aan het samenvoegen van kleine projecten in grotere portefeuilles. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners moeten nauw samenwerken om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, rekening houdend met de deskundigheid en lokale capaciteit van lokale uitvoerende partners en van de Europese investeringsadvieshub opgericht in het kader van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (15). De bevindingen in Speciaal verslag nr. 12/2020 van de Europese Rekenkamer, getiteld ‘De Europese investeringsadvieshub: opgericht om investeringen in de EU te stimuleren, maar impact blijft beperkt’ (16), moeten zorgvuldig in overweging worden genomen om de doeltreffendheid en de impact van de InvestEU-advieshub zo groot mogelijk te maken. In het kader van de InvestEU-advieshub moet worden voorzien in een centraal contactpunt voor bijstand voor projectontwikkeling die in het kader van de InvestEU-advieshub wordt geboden aan openbare autoriteiten en projectontwikkelaars.
- (57)
De InvestEU-advieshub moet door de Commissie worden opgericht met de EIB-groep als voornaamste partner en moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan via de Europese investeringsadvieshub. De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor de aansturing van het beleid van de InvestEU-advieshub en voor het beheer van het centraal contactpunt. De EIB-groep dient adviesinitiatieven te verstrekken in het kader van de beleidsterreinen. Daarnaast dient de EIB-groep operationele diensten aan de Commissie te verlenen, onder meer door input te geven in verband met de strategische en beleidsrichtsnoeren met betrekking tot adviesinitiatieven, bestaande en komende adviesinitiatieven in kaart te brengen, de adviesbehoeften te beoordelen en de Commissie te adviseren over de beste methoden om te voldoen aan deze behoeften via bestaande of nieuwe adviesinitiatieven.
- (58)
Om te zorgen voor een brede geografische spreiding van de adviesdiensten in de hele Unie en met succes gebruik te maken van de lokale kennis over het InvestEU-fonds, moet, rekening houdend met de bestaande steunregelingen en de aanwezigheid van lokale partners, indien nodig worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de InvestEU-advieshub, zodat in de praktijk tastbare en proactieve maatwerkhulp kan worden geboden. Om op lokaal niveau gemakkelijker ondersteunend advies te kunnen verlenen en te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, moet de InvestEU-advieshub samenwerken met nationale stimuleringsbanken en -instellingen en hun expertise benutten en toepassen.
- (59)
De InvestEU-advieshub moet ondersteunend advies verlenen aan kleine projecten en projecten voor start-ups, in het bijzonder wanneer deze ernaar streven hun investeringen in onderzoek en innovatie te beschermen door het verkrijgen van intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien, rekening houdend met het bestaan van andere diensten die dit soort activiteiten kunnen verrichten, en in synergie hiermee.
- (60)
In het kader van het InvestEU-fonds moet worden voorzien in steun voor projectontwikkeling en capaciteitsopbouw om de organisatorische capaciteiten en activiteiten inzake marktontwikkeling te ontplooien die nodig zijn om kwalitatief hoogwaardige projecten tot stand te brengen. Dergelijke steun moet ook gericht zijn op de financiële intermediairs die essentieel zijn om kmo's vlottere toegang tot financiering te verschaffen en hen te helpen hun volledige potentieel te realiseren. Verder heeft adviesondersteuning tot doel de voorwaarden te scheppen om te komen tot een uitbreiding van het potentiële aantal subsidiabele ontvangers in zich ontwikkelende marktsegmenten, met name wanneer de geringe omvang van individuele projecten de transactiekosten op projectniveau aanzienlijk verhoogt, zoals voor het ecosysteem van de sociale financiering, met inbegrip van liefdadigheidsorganisaties, of voor de culturele en creatieve sector. De steun voor capaciteitsopbouw moet complementair en additioneel zijn ten opzichte van acties in het kader van andere Unieprogramma's die specifieke beleidsterreinen bestrijken. Ook moeten inspanningen worden geleverd om de capaciteitsopbouw van potentiële projectontwikkelaars, met name lokale organisaties en autoriteiten, te ondersteunen.
- (61)
Het InvestEU-portaal moet worden opgezet om te voorzien in een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke projectdatabank ter bevordering van de zichtbaarheid van investeringsprojecten die financiering vragen, met een sterkere focus op het verstrekken aan de uitvoerende partners van een mogelijke pijplijn van investeringsprojecten die verenigbaar zijn met het recht en het beleid van de Unie.
- (62)
Overeenkomstig Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (17) en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten maatregelen voor herstel en weerbaarheid in het kader van het InvestEU-programma worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Dergelijke extra middelen moeten zodanig worden gebruikt dat de in Verordening (EU) 2020/2094 gestelde termijnen in acht worden genomen.
- (63)
Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(18) moet het InvestEU-programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het InvestEU-programma in de praktijk te evalueren.
- (64)
Er moet een solide raamwerk voor monitoring op basis van output-, resultaat- en impactindicatoren worden geïmplementeerd om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te volgen. Om te zorgen voor verantwoording ten aanzien van de burgers van de Unie, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang, de effecten en de verrichtingen van het InvestEU-programma.
- (65)
De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vaststellen, zijn van toepassing op deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de begroting van de Unie.
- (66)
Het Financieel Reglement is van toepassing op het InvestEU-programma. Het stelt regels vast voor de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake begrotingsgaranties.
- (67)
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en Raad (19) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95(20), (Euratom, EG) nr. 2185/96(21) en (EU) 2017/1939 van de Raad (22) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties.. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (23).
Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
- (68)
Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan programma's van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(24), waarin is bepaald dat de programma's worden uitgevoerd op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Derde landen kunnen ook deelnemen op basis van andere rechtsinstrumenten. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen die derde landen verplicht om de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.
- (69)
Op grond van Besluit 2013/755/EU van de Raad (25) zijn in de landen of gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten subsidiabel overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het InvestEU-programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft.
- (70)
Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen met investeringsrichtsnoeren en een scorebord van indicatoren om een snelle en flexibele aanpassing van de prestatie-indicatoren te vergemakkelijken en om het voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de opstelling van de investeringsrichtsnoeren voor de financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van verschillende beleidsterreinen, en ten aanzien van het scorebord, de wijziging van bijlage III bij deze verordening om de indicatoren te herzien of aan te vullen, en de aanpassing van het voorzieningspercentage. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten dergelijke investeringsrichtsnoeren passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (71)
Financierings- en investeringsverrichtingen die uitvoerende partners hebben ondertekend of zijn aangegaan in de periode vanaf 1 januari 2021 tot de ondertekening van hun respectieve garantieovereenkomsten, moeten in aanmerking komen voor de EU-garantie, mits deze verrichtingen in de garantieovereenkomst worden vermeld, zij bij de beleidscontrole goed zijn bevonden of een gunstig advies krijgen in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU (de ‘statuten van de EIB’), en in beide gevallen door het investeringscomité worden goedgekeurd.
- (72)
Om het gebruik van begrotingsmiddelen te optimaliseren, moet een combinatie van relevante portefeuilles van financieringsinstrumenten die zijn vastgesteld uit hoofde van het meerjarig financieel kader 2014–2020 en de EU-garantie in het kader van Verordening (EU) 2015/1017 met de EU-garantie uit hoofde van deze verordening mogelijk zijn. De verhoogde risicodragende capaciteit die door een dergelijke combinatie wordt gecreëerd, moet de doeltreffendheid van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening vergroten en meer steun aan de eindontvangers mogelijk maken. De modaliteiten van de combinatie moeten worden vastgelegd in de garantieovereenkomst tussen de Commissie en de EIB of het EIF. De voorwaarden van de combinatie moeten in overeenstemming zijn met het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(26).
- (73)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en in specifieke lidstaten aanpakken en voorzien in Uniebrede markttests van innovatieve financiële producten die zijn ontworpen om nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, en van systemen om dergelijke producten te verspreiden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (74)
Om ervoor te zorgen dat de steun voor het betrokken beleidsgebied ononderbroken doorloopt en dat de uitvoering van start kan gaan vanaf het begin van het meerjarig financieel kader 2021–2027, moet deze verordening met spoed in werking treden en moet zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 364 van 28.10.2020, blz. 139.
Standpunt van het Europees Parlement van 9 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 maart 2021.
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
PB L 309 van 13.12.1993, blz. 3.
Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021–2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
PB C 170 van 18.5.2020, blz. 22.
Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (‘LGO-besluit’) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.