Einde inhoudsopgave
Scheldereglement
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2002
- Bronpublicatie:
11-02-1995, Trb. 1995, 48 (uitgifte: 14-02-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2002, Trb. 2002, 168 (uitgifte: 18-09-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ten aanzien van het niet nakomen van de verplichting gebruik te maken van de diensten van een loods, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, gelden de strafmaatregelen, zoals die daartoe zijn of zullen worden vastgesteld bij wettelijk voorschrift in beide landen.
2.
Uitsluitend de Belgische overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Belgisch grondgebied.
3.
Uitsluitend de Nederlandse overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Nederlands grondgebied.
4.
Indien een gezagvoerder van een Scheldevaarder de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid op zowel Belgisch als Nederlands grondgebied heeft gepleegd, is:
- a.
uitsluitend de Belgische overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Belgische vlag;
- b.
uitsluitend de Nederlandse overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Nederlandse vlag;
- c.
de Belgische overheid bij voorrang bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder een andere vlag dan genoemd onder a en b. Indien binnen een termijn van 6 maanden in België de procedure tot vervolging niet werd ingezet, zal vervolging en berechting door de Nederlandse overheid kunnen plaatsvinden.
5.
Een overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt beoordeeld volgens de wettelijke voorschriften van het land waarvan de overheid ingevolge het tweede tot en met vierde lid bevoegd is tot vervolging en berechting.
6.
Er is een wederzijdse plicht tot het ter beschikking stellen van opsporingsgegevens en informatie over niet-vervolging en vonnissen.
7.
Opsporings- en vervolgingshandelingen dienen tot zo weinig mogelijk vertraging voor het betrokken schip te leiden.