Einde inhoudsopgave
Rechtspositiebesluit ambtenaren BES
Artikel 91
Geldend
Geldend vanaf 09-10-2011
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij het KB van 06-07-2012, Stb. 337.
- Bronpublicatie:
03-10-2011, Stcrt. 2011, 18097 (uitgifte: 07-10-2011, regelingnummer: 2011-2000437015)
- Inwerkingtreding
09-10-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-10-2011, Stcrt. 2011, 18097 (uitgifte: 07-10-2011, regelingnummer: 2011-2000437015)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Verlof
1.
Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend wegens opheffing van zijn betrekking, wegens verandering in de inrichting van de dienst of het bedrijf, waar hij werkzaam is, hetzij van twee of meer diensten of bedrijven, of wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten.
2.
In de gevallen, dat door het bevoegd gezag wordt overgegaan tot toepassing van het eerste lid, geschiedt het ontslag van de in vaste dienst aangestelde ambtenaar, met uitzondering van het ontslag wegens opheffing van de betrekking, zoveel mogelijk in de volgende rangorde:
- a.
zij die zulks wensen;
- b.
zij die pensioengerechtigd zijn, waarbij degenen die niet reeds gedurende zes maanden of langer kostwinner zijn van een gezin of van de betrekkingen, bedoeld in de tweede volzin van artikel 36, derde lid, vóór degenen die dit wèl zijn, en binnen deze beide groepen ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan;
- c.
zij die op de voet van de bepalingen van het West-Indisch Detacheringsbesluit 1930 werden uitgezonden;
- d.
zij die de leeftijd van dertig jaren nog niet hebben overschreden en niet reeds gedurende zes maanden of langer kostwinner zijn van een gezin of van de betrekkingen, bedoeld in de tweede volzin van artikel 36, derde lid, te beginnen met degenen die de minste dienstjaren hebben;
- e.
zij die de minste dienstjaren hebben.
Onder dienstjaren wordt verstaan de tijd in dienst van de staat of de openbare lichamen doorgebracht, ongeacht of gedurende deze tijd een functie in een volledige of in een kortere werktijd is bekleed.
3.
Wanneer het dienstbelang zulks vordert, kan bij verlening van ontslag worden afgeweken van de rangorde, genoemd in het tweede lid, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld plan, dat aan de betrokken ambtenaren kenbaar wordt gemaakt.
4.
Wanneer krachtens het eerste lid ontslag wordt verleend aan een ambtenaar in tijdelijke dienst, die daaraan geen aanspraak op wachtgeld ontleent, wordt een opzeggingstermijn in acht genomen als aangegeven in artikel 89, tweede lid. Artikel 89, derde en vierde lid, is alsdan van toepassing. In alle andere gevallen, waarin krachtens het eerste lid ontslag wordt verleend, wordt een opzeggingstermijn van drie maanden in acht genomen.