Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/452 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 10-04-2019
- Bronpublicatie:
20-03-2019, PbEU 2019, L 79 I (uitgifte: 21-03-2019, regelingnummer: 2019/452)
- Inwerkingtreding
10-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2019, PbEU 2019, L 79 I (uitgifte: 21-03-2019, regelingnummer: 2019/452)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Buitenlandse directe investeringen dragen bij tot de groei van de Unie door het concurrentievermogen te versterken, werkgelegenheid en schaalvoordelen te scheppen, kapitaal, technologieën, innovatie en deskundigheid aan te brengen en nieuwe markten voor EU-uitvoer te ontsluiten. Zij ondersteunen de doelstellingen van het investeringsplan voor Europa en dragen bij tot andere EU-projecten en -programma's.
- (2)
Artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt dat de Unie in haar betrekkingen met de rest van de wereld haar waarden en belangen handhaaft en zich ervoor inzet, en bijdraagt tot de bescherming van haar burgers. Bovendien hebben de Unie en de lidstaten een open investeringsklimaat dat is vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en is ingebed in de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten met betrekking tot buitenlandse directe investeringen.
- (3)
Uit hoofde van hun internationale verplichtingen in de Wereldgezondheidsorganisatie (WTO), in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en in de met derde landen gesloten handels- en investeringsovereenkomsten kunnen de Unie en de lidstaten onder bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen ten aanzien van buitenlandse directe investeringen nemen om redenen van veiligheid of openbare orde. Het bij deze verordening ingestelde kader heeft betrekking op buitenlandse directe investeringen in de Unie. Uitgaande investeringen en de toegang tot de markten van derde landen vallen onder andere beleidsinstrumenten voor handel en investeringen.
- (4)
Deze verordening laat het recht van de lidstaten om af te wijken van het vrije verkeer van kapitaal als bepaald in artikel 65, lid 1, punt b), VWEU onverlet. Diverse lidstaten hebben maatregelen genomen waarmee zij dat verkeer kunnen beperken op grond van de openbare orde of de openbare veiligheid. Die maatregelen weerspiegelen de doelstellingen en bezorgdheid van de lidstaten met betrekking tot buitenlandse directe investeringen en zouden kunnen leiden tot een aantal mechanismen die verschillend zijn wat toepassingsgebied en procedure betreft. De lidstaten die dergelijke mechanismen in de toekomst willen invoeren, kunnen rekening houden met de werking van bestaande mechanismen, de ervaringen daarmee en de beste praktijken ter zake.
- (5)
Er bestaat momenteel op Unieniveau geen alomvattend kader voor het screenen van buitenlandse directe investeringen om redenen van veiligheid of openbare orde, terwijl de belangrijkste handelspartners van de Unie reeds zulke kaders hebben ontwikkeld.
- (6)
Buitenlandse directe investeringen vallen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt e), VWEU is de Unie exclusief bevoegd voor de gemeenschappelijke handelspolitiek.
- (7)
Het is belangrijk om rechtszekerheid te scheppen voor de om redenen van veiligheid en openbare orde ingestelde screeningmechanismen van de lidstaten, en om te zorgen voor een Uniebrede coördinatie en samenwerking inzake de screening van buitenlandse directe investeringen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde. Dit gemeenschappelijk kader doet geen afbreuk aan het feit dat de lidstaten uitsluitend verantwoordelijk zijn voor het vrijwaren van hun nationale veiligheid, als bepaald in artikel 4, lid 2, VEU. Het doet evenmin afbreuk aan de bescherming van de wezenlijke belangen van hun veiligheid overeenkomstig artikel 346 VWEU.
- (8)
Het kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen en voor samenwerking ter zake moet de lidstaten en de Commissie de middelen geven om risico's voor de veiligheid of de openbare orde op een alomvattende wijze aan te pakken en zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, en er tegelijkertijd voor zorgen dat de lidstaten over de nodige flexibiliteit blijven beschikken om — rekening houdend met hun individuele situatie en nationale bijzonderheden — buitenlandse directe investeringen te screenen om redenen van veiligheid en openbare orde. Het besluit om een screeningmechanisme in te voeren of een bepaalde buitenlandse directe investering te screenen, blijft uitsluitend de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat.
- (9)
De verordening moet betrekking hebben op een breed scala van investeringen waarmee duurzame en directe betrekkingen worden gevestigd of gehandhaafd tussen investeerders uit derde landen, met inbegrip van staatsentiteiten, en ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen in de lidstaten. Deze verordening mag echter niet betrekking hebben op beleggingen in effecten.
- (10)
Lidstaten die een screeningmechanisme hebben ingevoerd, moeten, in overeenstemming met het Unierecht, voorzien in de nodige maatregelen om de omzeiling van hun screeningmechanismen en -besluiten ter bescherming te voorkomen. Dit moet van toepassing zijn op investeringen van binnen de Unie met behulp van kunstmatige regelingen die de economische realiteit niet weerspiegelen en waarmee de screeningmechanismen en -besluiten worden omzeild, waarbij de investeerder uiteindelijk het eigendom is of onder zeggenschap staat van een natuurlijke persoon of een onderneming uit een derde land. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal zoals vastgelegd in het VWEU.
- (11)
De lidstaten moeten een beoordeling kunnen verrichten van de risico's voor de veiligheid of de openbare orde die voortvloeien uit belangrijke wijzigingen in de eigendomsstructuur of de hoofdkenmerken van een buitenlandse investeerder.
- (12)
Om de toepassing van de verordening door de lidstaten en de Commissie aan te sturen, is het dienstig te voorzien in een lijst van factoren die in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling of een buitenlandse directe investering gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde. Door deze lijst zullen de screeningmechanismen van de lidstaten ook transparanter worden voor investeerders die buitenlandse directe investeringen in de Unie overwegen of hebben gedaan. De lijst van factoren die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde moet niet-uitputtend blijven.
- (13)
Wanneer de lidstaten en de Commissie moeten beoordelen of een buitenlandse directe investering gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde, moeten de lidstaten en de Commissie de mogelijkheid hebben rekening te houden met alle relevante factoren, inclusief de gevolgen voor kritieke infrastructuur, technologieën (inclusief sleuteltechnologieën) en grondstoffen die van essentieel belang zijn voor de veiligheid of de handhaving van de openbare orde en waarvan de verstoring, het falen, het verlies of de vernietiging aanzienlijke gevolgen zou hebben voor een lidstaat of de Unie. In dat verband moeten de lidstaten en de Commissie tevens de mogelijkheid hebben de context en de omstandigheden van de buitenlandse directe investering in aanmerking te nemen, met name de vraag of een buitenlandse investeerder direct of indirect onder zeggenschap staat van de overheid van een derde land, bijvoorbeeld via aanzienlijke financiering, waaronder subsidies, dan wel of hij door de overheid gestuurde uitgaande investeringsprojecten of -programma's uitvoert.
- (14)
De lidstaten of de Commissie, naargelang het geval, kunnen rekening houden met relevante informatie van economische actoren, maatschappelijke organisaties of sociale partners zoals vakbonden, met betrekking tot een buitenlandse directe investering die gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde kan hebben.
- (15)
Het is dienstig de essentiële elementen van het kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen door een lidstaat vast te stellen om investeerders, de Commissie en andere lidstaten een inzicht te verschaffen in de wijze waarop dergelijke investeringen waarschijnlijk worden gescreend. Deze elementen moeten ten minste termijnen voor de screening en de mogelijkheid voor buitenlandse investeerders om tegen een screeningbesluit in beroep te gaan, omvatten. Regels en procedures inzake screeningmechanismen moeten transparant zijn en mogen geen onderscheid tussen derde landen maken.
- (16)
Er moet een mechanisme tot stand worden gebracht dat onderlinge samenwerking en ondersteuning door de lidstaten mogelijk maakt wanneer een buitenlandse directe investering in een lidstaat gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde in andere lidstaten. lidstaten moeten de mogelijkheid hebben opmerkingen in te dienen bij een lidstaat waarin de investering wordt gepland of is voltooid, ongeacht of die lidstaat over een screeningmechanisme beschikt dan wel of die investering aan een screening wordt onderworpen. Verzoeken om informatie, antwoorden en opmerkingen van lidstaten moeten ook aan de Commissie worden toegezonden. De Commissie moet de mogelijkheid hebben om, in voorkomend geval, een advies in de zin van artikel 288 VWEU te richten tot de lidstaat waarin de investering wordt gepland of is voltooid. Een lidstaat moet ook de mogelijkheid hebben de Commissie om advies of andere lidstaten om opmerkingen te vragen met betrekking tot een buitenlandse directe investering die wordt gedaan op zijn grondgebied.
- (17)
Wanneer een lidstaat opmerkingen van andere lidstaten of een advies van de Commissie ontvangt, moet hij met deze opmerkingen of dit advies terdege rekening houden, in voorkomend geval door maatregelen waarin zijn nationale recht voorziet of in het kader van zijn ruimere beleidsvorming, conform zijn plicht tot loyale samenwerking als vastgesteld in artikel 4, lid 3, VEU.
Het definitieve besluit inzake een aan screening onderworpen buitenlandse directe investering of een maatregel in verband met een niet aan screening onderworpen buitenlandse directe investering blijft uitsluitend de verantwoordelijkheid van de lidstaat waar de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid.
- (18)
Het samenwerkingsmechanisme mag alleen worden gebruikt ter bescherming van de veiligheid of de openbare orde. Om die reden moeten de lidstaten verzoeken om informatie betreffende een bepaalde buitenlandse directe investering in een andere lidstaat, alsmede eventuele opmerkingen hunnerzijds aan die lidstaat, naar behoren motiveren. Dezelfde vereisten dienen te gelden wanneer de Commissie om informatie over een bepaalde buitenlandse directe investering verzoekt of een advies aan een lidstaat uitbrengt. Het naleven van deze vereisten is ook belangrijk in situaties waarin een investeerder van een lidstaat met investeerders uit derde landen concurreert voor het doen van investeringen in een andere lidstaat zoals het verwerven van activa.
- (19)
Bovendien moet de Commissie, om redenen van veiligheid of openbare orde, een advies in de zin van artikel 288 VWEU kunnen uitbrengen met betrekking tot buitenlandse directe investeringen die gevolgen voor projecten en programma's van Uniebelang kunnen hebben. Zo zou de Commissie beschikken over een instrument ter bescherming van projecten en programma's die de Unie in haar geheel ten goede komen en een belangrijke bijdrage aan de economische groei, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen leveren. Hieronder moeten met name projecten en programma's vallen waarmee een aanzienlijke financiering door de Unie gemoeid is of die zijn vastgesteld bij het Unierecht met betrekking tot kritieke infrastructuur, kritieke technologieën of kritieke inputs. Deze projecten of programma's van Uniebelang moeten worden vermeld in een lijst in deze verordening. Een naar een lidstaat toegezonden advies moet ook tegelijkertijd aan de andere lidstaten worden toegezonden.
Conform zijn plicht tot loyale samenwerking uit hoofde van artikel 4, lid 3, VEU, moet de lidstaat ten volle rekening houden met het advies van de Commissie, in voorkomend geval door middel van maatregelen waarin zijn nationale recht voorziet of in het kader van zijn ruimere beleidsvorming, en de Commissie een verklaring verstrekken wanneer hij dit advies niet volgt. Het definitieve besluit inzake een aan screening onderworpen buitenlandse directe investering of een maatregel betreffende een niet aan screening onderworpen buitenlandse directe investering blijft uitsluitend de verantwoordelijkheid van de lidstaat waar de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid.
- (20)
Om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met projecten en programma's van Uniebelang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van projecten en programma's van Uniebelang als vervat in de bijlage bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (4). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (21)
Met het oog op meer zekerheid voor investeerders moeten de lidstaten opmerkingen kunnen indienen en moet de Commissie advies kunnen uitbrengen met betrekking tot voltooide, niet aan screening onderworpen investeringen gedurende een periode die beperkt is tot 15 maanden na de voltooiing van de buitenlandse directe investering. Het samenwerkingsmechanisme mag niet van toepassing zijn op buitenlandse directe investeringen die zijn voltooid vóór 10 april 2019.
- (22)
De lidstaten moeten de Commissie kennisgeven van hun screeningmechanismen en van alle wijzigingen van die mechanismen; daarnaast moeten zij jaarlijks verslag uitbrengen over de toepassing van hun screeningmechanismen, ook inzake de besluiten waarbij buitenlandse directe investeringen worden toegestaan, verboden of onderworpen aan voorwaarden of risicobeperkende maatregelen en inzake besluiten inzake buitenlandse directe investeringen die gevolgen kunnen hebben voor projecten of programma's van Uniebelang. Alle lidstaten moeten verslag uitbrengen over de buitenlandse directe investeringen die op hun grondgebied hebben plaatsgevonden, op basis van de informatie waarover zij beschikken. Teneinde de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van door de lidstaten verstrekte informatie te verbeteren en de naleving van de kennisgevings- en verslagleggingsverplichtingen te faciliteren, moet de Commissie standaardformulieren ter beschikking stellen, waarbij zij onder meer de toepasselijke formulieren voor verslaglegging aan Eurostat, waar dienstig, in aanmerking neemt.
- (23)
Met het oog op een doeltreffend samenwerkingsmechanisme is het ook belangrijk te zorgen voor een minimumhoeveelheid informatie en coördinatie met betrekking tot binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende buitenlandse directe investeringen in alle lidstaten. De lidstaten moeten deze informatie verstrekken voor aan screening onderworpen buitenlandse directe investeringen alsmede, op verzoek, voor andere buitenlandse directe investeringen. Onder relevante informatie moeten aspecten vallen zoals de eigendomsstructuur van de buitenlandse investeerder en de financiering van de geplande of voltooide investering, daaronder begrepen, indien beschikbaar, informatie over subsidies van derde landen. De lidstaten moeten ernaar streven accurate, volledige en betrouwbare informatie te verstrekken.
- (24)
De buitenlandse investeerder of de betrokken onderneming moet de informatie verstrekken die wordt gevraagd door de lidstaat waar een buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer een lidstaat ondanks alle mogelijke inspanningen die informatie niet kan verkrijgen, moet hij de betrokken lidstaten of de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen. In dat geval moet het mogelijk zijn dat de opmerkingen van een andere lidstaat of de adviezen van de Commissie die in het kader van het samenwerkingsmechanisme zijn ingediend c.q. uitgebracht, kunnen worden gebaseerd op de informatie waarover zij beschikken.
- (25)
Bij het beschikbaar stellen van de gevraagde informatie, moeten de lidstaten voldoen aan het recht van de Unie of aan nationaal recht dat in overeenstemming is met het recht van de Unie.
- (26)
De communicatie en de samenwerking op het niveau van de lidstaten en van de Unie moeten worden versterkt door in elke lidstaat en bij de Commissie een contactpunt voor de uitvoering van deze verordening tot stand te brengen.
- (27)
De door de lidstaten en de Commissie opgezette contactpunten moeten een passende plaats binnen de bestuursdiensten krijgen en over gekwalificeerd personeel en over de nodige bevoegdheden beschikken om hun taken in het kader van het coördinatiemechanisme uit te voeren en te zorgen voor een deugdelijke behandeling van vertrouwelijke informatie.
- (28)
De ontwikkeling en uitvoering van een alomvattend en doeltreffend beleid moet worden ondersteund door de deskundigengroep van de Commissie inzake de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie, ingesteld bij besluit van de Commissie van 29.11.2017 (5), die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Die groep moet met name onderwerpen bespreken in verband met de screening van buitenlandse directe investeringen, beste praktijken en getrokken lering delen en opvattingen uitwisselen over tendenzen en onderwerpen van gemeenschappelijk belang in verband met buitenlandse directe investeringen. De Commissie dient te overwegen het advies van de groep in te winnen over systemische vraagstukken in verband met de uitvoering van deze verordening. De Commissie moet de deskundigengroep raadplegen over ontwerpen van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
- (29)
De lidstaten en de Commissie moeten worden aangespoord om samen te werken met de bevoegde autoriteiten van gelijkgestemde derde landen inzake vraagstukken in verband met de screening van buitenlandse directe investeringen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde. Die administratieve samenwerking moet ertoe strekken het kader voor het screenen van buitenlandse directe investeringen door de lidstaten en de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie overeenkomstig deze verordening doeltreffender te maken. Het moet voor de Commissie ook mogelijk zijn om de ontwikkelingen inzake screeningmechanismen in derde landen te monitoren.
- (30)
De lidstaten en de Commissie moeten alle nodige maatregelen nemen om de bescherming van vertrouwelijke informatie te waarborgen, zulks met inachtneming van met name Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (6), Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (7) en de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie(8).Dit omvat met name het verbod gerubriceerde informatie een lagere rubriceringsgraad te geven of te derubriceren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller (9).Niet-gerubriceerde informatie of informatie die op vertrouwelijke basis wordt verstrekt, moet door de autoriteiten als dusdanig worden behandeld.
- (31)
Indien op grond van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moeten de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. De verwerking van persoonsgegevens door de contactpunten en andere entiteiten binnen de lidstaten moet conform Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (10) verlopen. De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie moet overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11) verlopen.
- (32)
Op basis van onder meer de jaarverslagen die door alle lidstaten zijn ingediend en met de gepaste inachtneming van het vertrouwelijke karakter van bepaalde informatie die in deze verslagen is opgenomen, stelt de Commissie een jaarverslag op over de uitvoering van deze verordening, dat zij indient bij het Europees Parlement en de Raad. Met het oog op meer transparantie moet het verslag openbaar worden gemaakt.
- (33)
Het Europees Parlement moet de mogelijkheid hebben de Commissie op een vergadering van zijn bevoegde commissie uit te nodigen om systemische vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten.
- (34)
Uiterlijk op 12 oktober 2023 en nadien om de vijf jaar moet de Commissie het functioneren en de doeltreffendheid van deze verordening toetsen en bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen. In dat verslag moet worden beoordeeld of deze verordening gewijzigd moet worden. Wanneer in het verslag wordt voorgesteld deze verordening te wijzigen, kan het vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.
- (35)
De uitvoering van deze verordening door de Unie en de lidstaten moet voldoen aan de toepasselijke voorschriften voor het opleggen van beperkingsmaatregelen op grond van veiligheid en openbare orde in de WTO-overeenkomsten, met name in artikel XIV, punt a), en artikel XIV bis van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (12) (GATS). Ook moet de uitvoering voldoen aan het Unierecht en sporen met de toezeggingen in het kader van andere handels- en investeringsovereenkomsten waarbij de Unie of lidstaten partij zijn en handels- en investeringsregelingen waarbij de Unie of lidstaten zich hebben aangesloten.
- (36)
Wanneer een buitenlandse directe investering een concentratie vormt die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (13) valt, moet de toepassing van deze verordening de toepassing van artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004 onverlet laten. Deze verordening en artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004 moeten op een consistente wijze worden toegepast. Voor zover bij het respectieve toepassingsgebied van deze twee verordeningen sprake is van overlapping moeten de in artikel 1 van deze verordening vastgestelde redenen voor screening en het begrip ‘gewettigde belangen’ in de zin van artikel 21, lid 4, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 139/2004 op een samenhangende wijze worden uitgelegd, onverminderd de beoordeling van de verenigbaarheid van de op de bescherming van die belangen gerichte nationale maatregelen met de algemene beginselen en de overige bepalingen van het Unierecht.
- (37)
Deze verordening heeft geen gevolgen voor de Unieregels inzake de prudentiële beoordeling van gekwalificeerde deelnemingen in de financiële sector, die een afzonderlijke procedure met een specifieke doelstelling blijft (14).
- (38)
Deze verordening strookt met en doet geen afbreuk aan andere kennisgevings- en screeningprocedures van het sectorale Unierecht,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 262 van 25.7.2018, blz. 94.
PB C 247 van 13.7.2018, blz. 28.
Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 maart 2019.
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Besluit van de Commissie van 29.11.2017 tot het opzetten van de deskundigengroep inzake de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie (niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), C(2017) 7866 final.
Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
PB L 336 van 23.12.1994, blz. 191.
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
Als ingevoerd door Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338); Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1); Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).