Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 1
Artikel 377u
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Treedt tegelijk in werking met art. I, lid 2, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk. Goedgekeurd bij de wet van 30-06-2011, Stb. 355.
- Bronpublicatie:
29-09-2010, Stcrt. 2010, 15546 (uitgifte: 01-01-2010, regelingnummer: 5668859/10/6)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Personen- en familierecht / Personenrecht
1.
De gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene aan wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens van een openbaar lichaam is slechts mogelijk op grond van een daartoe strekkend bevel van de rechter.
2.
De rechter behandelt het verzoek bij voorrang. Het verzoek wordt met gesloten deuren behandeld. De rechter beslist niet dan na het kind in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken, althans na het daartoe behoorlijk te hebben opgeroepen, tenzij dit in verband met de lichamelijke of geestelijke toestand van het kind onmogelijk is of toepassing moet worden gegeven aan artikel 8 of 9 van het Europese verdrag. Het bepaalde in artikel 802 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is van toepassing.
3.
In de gevallen waarin geen verdrag toepasselijk is kan de rechter het verzoek afwijzen op de gronden vermeld in de artikelen 12, tweede lid, 13 en 20 van het Haagse verdrag.
4.
De rechter kan op verzoek of ambtshalve de voogdijraad belasten met de voorlopige toevertrouwing over het kind, indien gevaar bestaat dat het wordt onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in het vijfde lid. De beschikking verliest haar kracht van rechtswege als het verzoek wordt afgewezen. De zesde afdeling van titel veertien van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inzake voogdij is niet van toepassing op de uitoefening van de voorlopige toevertrouwing als bedoeld in de artikelen 241, 271, 272, 331 en 332 van dit Boek.
5.
Als de rechter het verzoek toewijst, beveelt hij de afgifte van het kind aan degene aan wie het gezag erover toekomt, of, indien zulks niet aanstonds mogelijk is, voorlopig aan de voogdijraad. Hij kan tevens op verzoek of ambtshalve elke persoon die voor de internationale ontvoering van het kind verantwoordelijk is, of medeverantwoordelijk is, veroordelen tot betaling aan de centrale autoriteit, of aan de persoon aan wie het gezag over het kind toekomt, van de door deze in verband met de ontvoering en de teruggeleiding van het kind gemaakte kosten. Indien meer personen bij de ontvoering zijn betrokken, zijn zij hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter in het belang van het kind op verzoek of ambtshalve anders bepaalt.
6.
Artikel 813, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is van toepassing op de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in het vijfde lid.
7.
Hoger beroep van een eindbeslissing moet worden ingesteld binnen twee weken na de dagtekening van die beslissing.
8.
Tegen de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba staat geen gewoon rechtsmiddel open.