Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2303 inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010
Artikel 41 Taken van de raad van bestuur
Geldend
Geldend vanaf 19-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, PbEU 2021, L 468 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021/2303)
- Inwerkingtreding
19-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, PbEU 2021, L 468 (uitgifte: 30-12-2021, regelingnummer: 2021/2303)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
1.
De raad van bestuur zorgt voor de algemene aansturing van de activiteiten van het Agentschap en ziet erop toe dat het Agentschap zijn taken uitvoert. De raad van bestuur zorgt met name voor:
- a)
de vaststelling van de jaarbegroting van het Agentschap met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden en de uitvoering van andere functies met betrekking tot de begroting van het Agentschap, op grond van hoofdstuk 9;
- b)
de goedkeuring van het geconsolideerde jaarverslag van het Agentschap, de toezending hiervan jaarlijks vóór 1 juli aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en de openbaarmaking ervan;
- c)
de vaststelling overeenkomstig artikel 56 van de financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap;
- d)
de vaststelling van alle besluiten met het oog op de uitvoering van het mandaat van het Agentschap, zoals vastgelegd in deze verordening;
- e)
de vaststelling van een fraudebestrijdingsstrategie, die evenredig is aan het frauderisico en rekening houdt met de kosten en baten van de als onderdeel van die strategie uit te voeren maatregelen;
- f)
de vaststelling van regels voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;
- g)
de vaststelling van de in artikel 2, lid 2, genoemde communicatie- en verspreidingsplannen en de regelmatige bijwerking daarvan, op basis van een behoefteanalyse;
- h)
de vaststelling van zijn reglement van orde;
- i)
de uitoefening overeenkomstig lid 2, met betrekking tot het personeel van het Agentschap, van de bevoegdheden die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag (‘het tot aanstelling bevoegde gezag’);
- j)
de vaststelling van toepasselijke uitvoeringsregels ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling, overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;
- k)
de benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur, het optreden als tuchtraad ten aanzien van hen, en de verlenging indien nodig van hun ambtstermijn of de ontheffing uit hun functie overeenkomstig artikel 46 of 48, al naargelang het geval;
- l)
de benoeming van de grondrechtenfunctionaris, met inachtneming van het Statuut en de Regeling, op basis van een door de uitvoerend directeur voorgestelde selectie van kandidaten;
- m)
de benoeming overeenkomstig het Statuut en de Regeling van een rekenplichtige die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn of haar taken;
- n)
de vaststelling van een jaarverslag over de asielsituatie in de Unie overeenkomstig artikel 69;
- o)
de vaststelling van alle besluiten over de ontwikkeling van de in deze verordening vermelde informatiesystemen, waaronder de in artikel 9, lid 2, punt b), bedoelde portaalsite;
- p)
de vaststelling van de gedetailleerde regels voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001, overeenkomstig artikel 63 van deze verordening;
- q)
het nemen van maatregelen voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1725 door het Agentschap, onder meer maatregelen betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap;
- r)
de vaststelling van het personeelsbeleid van het Agentschap, overeenkomstig artikel 60;
- s)
de jaarlijkse vaststelling van het programmeringsdocument van het Agentschap, overeenkomstig artikel 42;
- t)
de vaststelling van alle besluiten betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van het Agentschap;
- u)
het garanderen van een passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit interne en externe auditverslagen en beoordelingen en uit de onderzoeken van het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF);
- v)
de vaststelling van de operationele normen, indicatoren, richtsnoeren en beste werkwijzen die het Agentschap ontwikkelt overeenkomstig artikel 13, lid 2;
- w)
- x)
de vaststelling van een gemeenschappelijke methode voor het monitoringmechanisme als bedoeld in artikel 14;
- y)
de vaststelling van het programma voor de monitoring van de operationele en technische toepassing van het GEAS, overeenkomstig artikel 15, lid 1;
- z)
de vaststelling van de aanbevelingen na een monitoringexercitie, overeenkomstig artikel 15, lid 4;
- aa)
- ab)
vaststelling van een strategie voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties met betrekking tot zaken waarvoor het Agentschap bevoegd is, alsmede werkafspraken met de Commissie voor de uitvoering daarvan;
- ac)
de machtiging tot, en goedkeuring van het maken van, werkafspraken overeenkomstig de artikelen 35, 37 en 38.
2.
De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat gebaseerd is op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden uiteenzet voor de schorsing van deze delegatie van bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag. De uitvoerend directeur kan deze bevoegdheid van het tot aanstelling bevoegde gezag op zijn beurt verder delegeren.
Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk schorsen en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.
3.
De raad van bestuur kan een dagelijks bestuur van kleine omvang opzetten om hem en de uitvoerend directeur bij te staan bij de voorbereiding van besluiten, de programma's en activiteiten die door de raad van bestuur moeten worden vastgesteld. Indien noodzakelijk kan het dagelijks bestuur namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige, dringende besluiten nemen, met name op het gebied van administratief beheer. Het dagelijks bestuur neemt geen besluiten waarvoor een meerderheid van twee derde of drie vierde van de leden van de raad van bestuur nodig is. De raad van bestuur kan bepaalde duidelijk afgebakende taken delegeren aan het dagelijks bestuur, met name wanneer de efficiëntie van het Agentschap door dergelijke delegatie zou verbeteren. De raad van bestuur delegeert geen taken aan het dagelijks bestuur in verband met besluiten waarvoor een meerderheid van twee derde of drie vierde van de leden van de raad van bestuur nodig is. Met het oog op het opzetten van het dagelijks bestuur stelt de raad van bestuur zijn reglement van orde vast. Dat reglement van orde heeft met name betrekking op de samenstelling en taken van het dagelijks bestuur.