Einde inhoudsopgave
Wet fiscale arbitrage
Artikel 6.1
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2019
- Bronpublicatie:
10-07-2019, Stb. 2019, 261 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken: 35110)
- Inwerkingtreding
16-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2019, Stb. 2019, 261 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken: 35110)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Standpuntbepaling
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
1.
Indien de vaststellingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 2.5, vierde lid, 3.2, eerste lid, en 4.9, zevende lid, verplicht tot verhoging of vermindering van belastingheffing, stelt de inspecteur de belastingschuld vast met toepassing van de voor de uitvoering van de betreffende belastingwet geldende regels. Bepalingen van de belastingwet en de Invorderingswet 1990 ter zake van verjaringstermijnen en bijbehorende voorwaarden zijn niet van toepassing.
2.
Onze Minister kan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de vaststellingsovereenkomst waarin een eindbesluit als bedoeld in artikel 4.9 is opgenomen te ontbinden op grond van een gebrek aan onafhankelijkheid als bedoeld in artikel 4.3, vijfde en zevende lid, bij de voorzitter of de vooraanstaande onafhankelijke personen van de arbitragecommissie. In geval van een onherroepelijk vonnis waarbij het verzoek van Onze Minister is toegewezen, stelt Onze Minister de andere bevoegde autoriteit hiervan in kennis en verzoekt Onze Minister de andere bevoegde autoriteit om een arbitragecommissie over de beslechting van het geschilpunt in te stellen.