Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren
Artikel 4
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
25-10-2023, Stcrt. 2023, 29961 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 4961139)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2023, Stcrt. 2023, 29961 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 4961139)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
1.
De kantonrechter die de mentor, bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid.
2.
De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:
- a.
voor een mentor € 1.311;
- b.
voor een mentor van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking € 1.696.
3.
De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de mentor is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen betaald, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.
4.
Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:
- a.
voor aanvangswerkzaamheden € 617;
- b.
voor een verhuizing € 385;
- c.
voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 578.
5.
In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen.