Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.102 [Geldig document voor grensoverschrijding]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2013
- Bronpublicatie:
24-07-2010, Stb. 2010, 307 (uitgifte: 30-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2013, Stb. 2013, 165 (uitgifte: 03-05-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Onverminderd artikel 24a, eerste lid, onder a, van de Wet legt de vreemdeling bij de in persoon ingediende aanvraag in ieder geval over een geldig document voor grensoverschrijding, en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening, wijziging of verlenging van de verblijfsvergunning.
2.
In afwijking van het eerste lid, legt de vreemdeling die niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, voor zover redelijkerwijs mogelijk, gegevens en bescheiden over waarmee wordt aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld. In dat geval legt hij tevens aanvullende gegevens of bescheiden over omtrent zijn identiteit en nationaliteit.
3.
Bij de niet in persoon ingediende aanvraag legt de vreemdeling afschriften over van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens en bescheiden en legt hij op verzoek van Onze Minister de originelen over.
4.
Onverminderd artikel 24a van de Wet is het derde lid van overeenkomstige toepassing, indien de aanvraag is ingediend door de referent, met dien verstande dat voor ‘de vreemdeling’ wordt gelezen: de referent.
5.
Desgevraagd bevestigt de aanvrager binnen een door Onze Minister te stellen termijn de juistheid van de gegevens, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder a, van de Wet, dan wel geeft hij gemotiveerd en onder overlegging van de terzake relevante gegevens en bescheiden aan welke gegevens de juiste gegevens zijn.
6.
Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de in het eerste lid bedoelde gegevens en bescheiden.