Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag)
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 68 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Duitse strafrecht wordt slechts dan op een strafbaar feit dat vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag in de in artikel 4 bedoelde gebieden is gepleegd, toegepast, indien op dat feit zowel door de Duitse als door de Nederlandse wet straf is gesteld. Het maximum van de straf waarmee het feit in de Nederlandse wet wordt bedreigd, mag door de Duitse gerechten niet worden overschreden.
2.
Strafvervolgingen die bij de inwerkingtreding van dit Verdrag terzake van een in lid 1 bedoeld strafbaar feit door de Nederlandse autoriteiten zijn aangevangen, doch nog niet voltooid, kunnen door de Nederlandse autoriteiten slechts worden voortgezet indien de verdachte:
- a)
bij de inwerkingtreding van dit Verdrag in het Koninkrijk der Nederlanden gedetineerd is,
- b)
aldaar zijn gewone verblijfplaats heeft,
- c)
Nederlander is,
- d)
een misdrijf tegen de veiligheid van de Nederlandse staat of tegen de Koninklijke waardigheid heeft gepleegd, of
- e)
een feit heeft gepleegd dat naar Nederlands recht strafbaar is, doch naar Duits recht niet.
3.
Indien in een strafproces dat terzake van een vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gepleegd feit aanhangig is gemaakt, de dader is vrijgesproken of van rechtsvervolging is ontslagen en de desbetreffende uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, kan hij terzake van dit feit niet meer strafrechtelijk worden vervolgd door de Duitse autoriteiten. Hetzelfde geldt indien een veroordelende uitspraak van de Nederlandse rechter uitvoerbaar is geworden en de opgelegde straf is of wordt ten uitvoer gelegd of indien de tenuitvoerlegging daarvan is beëindigd. In geval van voorwaardelijke beëindiging kan vervolging door de Duitse autoriteiten plaatsvinden, indien de Nederlandse autoriteiten de beëindiging herroepen. Overigens is de vervolging door de Duitse autoriteiten van een feit dat door de Nederlandse rechter is berecht slechts toelaatbaar, indien een aanzienlijk openbaar belang bij de strafvervolging betrokken is.
4.
Bij de tenuitvoerlegging van een straf terzake van een feit, dat vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag is gepleegd, wordt een straf die terzake van dat feit door de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij is voltrokken, in aftrek gebracht.