Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Letland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 24 Vermijding van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 29-01-1995
- Bronpublicatie:
14-03-1994, Trb. 1994, 166 (uitgifte: 11-08-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-01-1995, Trb. 1995, 16 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Letland mogen worden belast.
2.
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 18, derde lid, artikel 19, eerste lid (onderdeel a), en tweede lid (onderdeel a), en artikel 22, tweede lid, van dit Verdrag in Letland mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde bestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3.
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen of vermogen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 16, artikel 17, artikel 18, tweede lid en artikel 23, eerste en tweede lid, van dit Verdrag in Letland mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Letland over deze bestanddelen van het inkomen of vermogen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen of vermogen begrepen bestanddelen van het inkomen of vermogen de enige bestanddelen van het inkomen of vermogen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
4.
In Letland zal dubbele belasting als volgt worden voorkomen:
- a.
Indien een inwoner van Letland inkomen verkrijgt of vermogen bezit dat overeenkomstig dit Verdrag in Nederland mag worden belast, verleent Letland, tenzij in zijn nationale wetgeving een gunstiger behandeling is voorzien:
- i)
als een aftrek op de inkomstenbelasting van die inwoner, een bedrag gelijk aan de inkomstenbelasting die daarover in Nederland is betaald;
- ii)
als een aftrek op de vermogensbelasting van die inwoner, een bedrag gelijk aan de vermogensbelasting die daarover in Nederland is betaald.
In elk van beide gevallen overschrijdt deze aftrek echter niet dat deel van de belasting naar het inkomen of het vermogen, zoals deze in Letland berekend is vóór het verlenen van de vermindering, dat, naar gelang van het geval, kan worden toegerekend aan het inkomen of het vermogen, dat in Nederland mag worden belast.
- b.
Indien een lichaam dat inwoner is van Letland een dividend ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Nederland en waarvan het tenminste 10 procent van de aandelen met volledig stemrecht bezit, wordt, voor de toepassing van onderdeel a., onder de in Nederland betaalde belasting niet alleen begrepen de belasting betaald over het dividend, maar ook de belasting over de onderliggende winsten van het lichaam waaruit het dividend was betaald.
Voor de toepassing van dit lid worden de belastingen genoemd in Artikel 2, leden 3a. en 4, anders dan de vermogensbelasting, beschouwd als inkomstenbelasting.