Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1139 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2021
- Bronpublicatie:
07-07-2021, PbEU 2021, L 247 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1139)
- Inwerkingtreding
14-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2021, PbEU 2021, L 247 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1139)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
EU-recht / Financiering
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De looptijd van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (‘het EFMZVA’) moet gaan van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, zodat het gelijk oploopt met het meerjarig financieel kader (‘het MFK 2021–2027’) dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093(4). Deze verordening dient de prioriteiten van het EFMZVA en de begroting ervan te bevatten, alsmede, ter aanvulling van de algemene regels voor het EFMZVA krachtens Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (5), de specifieke regels voor het verstrekken van financiering van de Unie. Met het EFMZVA moet financiering uit de begroting van de Unie worden aangewend voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance. Deze financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid via aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.
- (2)
Als wereldspeler in de oceanen en als één van 's werelds grootste producenten van vis en schaal- en schelpdieren, draagt de Unie de grote verantwoordelijkheid de oceanen en hun rijkdommen te beschermen, in stand te houden en duurzaam te gebruiken. Het behoud van de zeeën en de oceanen is van levensbelang voor een snelgroeiende wereldbevolking. Het is tevens van sociaal-economisch belang voor de Unie aangezien een duurzame blauwe economie investeringen, banen en groei stimuleert, onderzoek en innovatie bevordert en bijdraagt tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn doeltreffende grenscontroles en de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee essentieel voor veilige en beveiligde zeeën en oceanen, en helpen zij daarom de zorgen van burgers over veiligheid weg te nemen.
- (3)
Verordening (EU) 2021/1060 is vastgesteld om de steun uit de fondsen in het kader van gedeeld beheer (‘de fondsen’) beter te coördineren en de uitvoering ervan te harmoniseren, met coherente vereenvoudiging van de beleidsuitvoering als voornaamste doel. Die verordening is van toepassing op het deel van het EFMZVA in gedeeld beheer. De verschillende fondsen hebben complementaire doelstellingen en worden alle op dezelfde wijze beheerd. Bijgevolg is bij Verordening (EU) 2021/1060 een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald alsmede algemene beginselen als partnerschap en bestuur op verschillende niveaus. Andere gemeenschappelijke elementen zijn strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst. Voorts stipuleert de verordening overkoepelend hoe de fondsen prestatiegericht gestalte moet worden gegeven. Zo bepaalt de verordening bepalingen inzake randvoorwaarden, evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie. Voorts stelt zij gemeenschappelijke bepalingen vast over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, voor het gebruik van InvestEU, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en van de Raad (6), voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (community-led local development — CLLD) en voor financieel beheer. Daarnaast zijn sommige beheers- en controleregelingen gemeenschappelijk voor alle fondsen. De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZVA, en andere programma's van de Unie moet worden beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060.
- (4)
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (‘het ‘Financieel Reglement’) is op het EFMZVA van toepassing. Het Financieel Reglement stelt regels vast voor de uitvoering van de Uniebegroting, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen.
- (5)
De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn vastgesteld bij het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, prijzen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.
- (6)
In direct beheer moet het EFMZVA synergie en complementariteit met andere fondsen en programma's van de Unie ontwikkelen. Ook moet financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) 2021/523.
- (7)
Steun uit het EFMZVA moet een duidelijke Europese meerwaarde bezitten, onder meer door marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, en mag niet particuliere financiering overlappen of verdringen, of de mededinging op de interne markt verstoren.
- (8)
De artikelen 107, 108 en 109 VWEU moeten van toepassing zijn op steun van de lidstaten in het kader van deze verordening aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector. Gezien het specifieke karakter van die sector dienen die artikelen evenwel niet van toepassing te zijn op betalingen van de lidstaten krachtens deze verordening die onder artikel 42 VWEU vallen.
- (9)
De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mate waarin ze de voor de acties vastgelegde prioriteiten kunnen te verwezenlijken en tot resultaten kunnen leiden, rekening houdend met in het bijzonder de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico op niet-naleving. Bij de keuze van de financieringsvormen moet ook het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, alsmede financiering die niet gekoppeld is aan kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.
- (10)
In het MFK 2021–2027 is bepaald dat de Uniebegroting het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De EFMZVA -begroting moet, in lopende prijzen, 6 108 000 000 EUR bedragen. De EFMZVA-middelen moeten worden verdeeld tussen gedeeld beheer en direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR moet worden uitgetrokken voor steun in gedeeld beheer en 797 000 000 EUR voor steun in direct en indirect beheer. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, moet de afbakening van de nationale toewijzingen in gedeeld beheer voor de programmeringsperiode 2021–2027 worden gebaseerd op de verdeling voor de periode 2014–2020 krachtens Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (8) (‘het EFMZV’). Er moeten specifieke bedragen gereserveerd worden voor de ultraperifere gebieden, voor controle en handhaving en voor de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden, terwijl de bedragen voor bepaalde investeringen in vissersvaartuigen en voor definitieve en tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten moeten worden geplafonneerd.
- (11)
De Europese maritieme sector biedt werk aan meer dan 5 miljoen mensen en zorgt jaarlijks voor een omzet van bijna 750 000 000 000 EUR en een bruto toegevoegde waarde van 218 000 000 000 EUR, en hij kan potentieel nog veel meer banen scheppen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1 300 000 000 000 EUR geraamd en dat bedrag kan tot 2030 meer dan verdubbelen. De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd door de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het EFMZVA. Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU kunnen worden aangewend om het groeipotentieel van de maritieme sector waar te maken.
- (12)
Het EFMZVA dient te worden geschraagd door vier prioriteiten: bevordering van de duurzame visserij en van het herstel en de instandhouding van de aquatische biologische rijkdommen; bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie; de voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen; versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen. Deze prioriteiten moeten worden nagestreefd door middel van gedeeld, direct en indirect beheer.
- (13)
Het EFMZVA moet eenvoudig van structuur zijn zonder vooraf op een al te prescriptieve manier maatregelen of nadere subsidiabiliteitsregels op Unieniveau vast te leggen. Er moeten daarentegen voor elke prioriteit brede specifieke doelstellingen worden beschreven. De lidstaten moeten in hun programma's dus de meest geschikte manieren aangeven om deze doelstellingen te realiseren. Veel van de door de lidstaten in hun programma aangegeven maatregelen kunnen worden gesteund volgens de regels van deze verordening en van Verordening (EU) 2021/1060, mits zij onder de specifieke doelstellingen van de deze verordening vallen. Er moet echter een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden. Bovendien moet aan investeringen en compensatie ten bate van de vissersvloot de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.
- (14)
De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (‘de Agenda 2030’) noemt de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelen (SDG's), namelijk SDG 14 (‘instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling’). De Unie is vastbesloten dat doel te helpen verwezenlijken. Daartoe wil zij inzetten op een duurzame blauwe economie die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, met de instandhouding van de biologische rijkdommen en met het bereiken van een goede milieutoestand zoals bepaald bij Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), en wil zij bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken verbieden, wil zij subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij afschaffen, en wil zij geen nieuwe subsidies van dit soort meer invoeren. Dit laatste resultaat moet voortvloeien uit de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over visserijsubsidies. Daarnaast heeft de Unie, tijdens de onderhandelingen binnen de WTO in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toegezegd een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.
- (15)
Teneinde in overeenstemming met de door de Unie gedane toezeggingen om de Overeenkomst van Parijs uit te voeren en de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, recht te doen aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering, moeten de acties uit hoofde van deze verordening bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling 30 % van alle uitgaven in het kader van het MFK 2021–2027 aan te wenden voor het integreren van klimaatdoelstellingen in beleid, en moeten zij bijdragen tot de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het MFK 2021–2027 te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, daarbij rekening houdend met de bestaande doublures tussen klimaatdoelstellingen en biodiversiteitsdoelstellingen.
- (16)
Het EFMZVA dient bij te dragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie wat betreft klimaatmitigatie en -adaptatie. Die bijdrage moet worden gevolgd met behulp van milieu- en klimaatindicatoren van de Unie en regelmatig overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 worden gerapporteerd.
- (17)
Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZVA afhankelijk zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Aanvragen van marktdeelnemers die de GVB-voorschriften ernstig hebben overtreden, mogen niet in aanmerking komen voor financiering.
- (18)
Om tegemoet te komen aan de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde specifieke voorwaarden van het GVB en om naleving van de GVB-voorschriften te bevorderen, moeten er voorschriften worden vastgesteld ter aanvulling van de regels inzake onderbreking, schorsing en financiële correcties zoals bepaald bij Verordening (EU) 2021/1060. Indien een lidstaat zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet nakomt of de Commissie over aanwijzingen in die richting beschikt, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingstermijnen te onderbreken. Naast die mogelijkheid de betalingstermijn te onderbreken, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om betalingen aan een lidstaat te schorsen en de lidstaat financiële correcties op te leggen indien deze de GVB-voorschriften verregaand overtreedt, teneinde te voorkomen dat er betalingen worden verricht voor niet-subsidiabele uitgaven.
- (19)
De laatste jaren zijn maatregelen getroffen om de visbestanden naar een gezond niveau terug te brengen, de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie te vergroten en mariene ecosystemen in stand te houden. Er blijven echter aanzienlijke uitdagingen bestaan voor de volledige verwezenlijking van de sociaal-economische en milieudoelstellingen van het GVB, met name de doelstellingen om populaties gevangen soorten boven een dusdanig niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan worden gerealiseerd, om ongewenste vangsten uit te bannen, en om gebieden voor herstel van de visbestanden in te stellen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt.
- (20)
Het EFMZVA moet helpen de milieu-, economische, sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, zoals vastgesteld bij artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, te verwezenlijken, met name de doelstellingen om populaties gevangen soorten boven een dusdanig niveau te brengen en te houden dat de MDO kan worden gerealiseerd, om ongewenste vangsten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om de negatieve effecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Steun uit het EFMZVA moet ervoor zorgen dat visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en beheerd worden op een manier die strookt met de doelstellingen van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om aldus economische, sociale en werkgelegenheidsbaten te realiseren, bij te dragen tot de beschikbaarheid van gezonde voedselvoorraden en tot een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, bij dit alles rekening houdend met de kustvisserij en sociaal-economische aspecten. Die steun moet onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, selectieve, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.
- (21)
De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging. Met name is het voor jonge vissers een financiële uitdaging om nieuwe economische activiteiten in de visserijsector te creëren en te ontwikkelen, iets waaraan aandacht zou moeten worden geschonken bij het toekennen en bestemmen van middelen in het kader van het EFMZVA. Die nieuwe economische activiteiten zijn evenwel van wezenlijk belang voor het concurrentievermogen van de visserijsector in de Unie. Om hun slaagkans te vergroten, moeten jonge vissers die visserijactiviteiten beginnen daarom worden gesteund. Om de levensvatbaarheid van nieuwe economische activiteiten die in het kader van het EFMZVA worden gesteund te garanderen, moet steun afhankelijk worden gemaakt van het opdoen van passende ervaring of kwalificaties. Ingeval steun voor het opstarten van een bedrijf wordt aangewend voor de aankoop van een vissersvaartuig, mag dit uitsluitend het eerste vissersvaartuig zijn of van een zeggenschapsdeelneming daarin.
- (22)
Ongewenste vangsten voorkomen is een van de grootste uitdagingen van het GVB. In dat verband heeft de wettelijke verplichting om alle vangsten aan te landen geleid tot substantiële veranderingen in de visserijpraktijken met soms aanzienlijke financiële kosten tot gevolg. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor innovaties en investeringen die helpen de aanlandingsverplichting volledig uit te voeren, en instandhoudingsmaatregelen die selectiviteit in de hand werken, te ontwikkelen en uit te voeren. Voor investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten, moet uit het EFMZVA hogere steun kunnen worden verstrekt dan voor andere concrete acties. Voorts moet voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden (‘quotaruil’) tussen lidstaten een maximale steunintensiteit van 100 % kunnen worden gehanteerd, om het door de aanlandingsverplichting ontstane ‘knelsoorteffect’ te matigen.
- (23)
Het EFMZVA moet de ruimte krijgen innovatie en investeringen aan boord van Unievissersvaartuigen te steunen. Daarbij moet het gaan om ingrepen ter verbetering van de gezondheid, de veiligheid en arbeidsomstandigheden, de energie-efficiëntie en de kwaliteit van de vangsten. Moet worden uitgesloten de aanschaf van uitrusting waarmee een vissersvaartuig vis beter kan opsporen. Ook mag dergelijke steun niet leiden tot een toename van de vangstcapaciteit van een individueel vaartuig, tenzij dit het rechtstreekse gevolg is van een toename van de brutotonnage van een vissersvaartuig die nodig is ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie ervan. Om te voorkomen dat de visserijcapaciteit op vlootniveau toeneemt, moet in die gevallen de toename van de vangstcapaciteit van het individuele vaartuig worden gecompenseerd via voorafgaande intrekking, zonder overheidssteun, van ten minste dezelfde vangstcapaciteit uit hetzelfde vlootsegment of uit een vlootsegment waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht met de beschikbare vangstmogelijkheden is. Bovendien mag geen steun worden verstrekt louter ter naleving van verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met uitzondering van enerzijds door een lidstaat opgelegd vereisten ter uitvoering van facultatieve bepalingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad (11), en anderzijds in verband met de aankoop, de installatie en de bediening van bepaalde controleapparatuur. In een structuur zonder prescriptieve maatregelen moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de nadere subsidiabiliteitsregels voor deze investeringen vast te stellen. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, dient een hogere steunintensiteit te worden toegestaan dan voor andere concrete acties.
- (24)
Er moeten voor bepaalde andere investeringen in de vissersvloot waarvoor EFMZVA-steun beschikbaar is specifieke subsidiabiliteitsregels worden vastgesteld, om te voorkomen dat die investeringen overcapaciteit of overbevissing in de hand werken. Met name moeten er voorwaarden worden gesteld aan steun voor de eerste aankoop van een tweedehands vaartuig door een jonge visser en voor de vervanging of modernisering van de motor van een vissersvaartuig, bijvoorbeeld dat het vaartuig tot een vlootsegment behoort dat in evenwicht is met de vangstmogelijkheden voor dat segment, en dat de nieuwe of gemoderniseerde motor niet meer vermogen in kilowatt (kW) heeft dan de vervangen motor.
- (25)
Investeringen in menselijk kapitaal zijn onmisbaar om het concurrentievermogen en de economische prestaties van de visserij-, de aquacultuur- en de maritieme sector te verbeteren. Daarom moet het EFMZVA de mogelijkheid hebben steun te geven voor adviesdiensten, samenwerking tussen wetenschappers en vissers, beroepsopleidingen, een leven lang leren, bevordering van de sociale dialoog en de verspreiding van kennis.
- (26)
Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom moet uit het EFMZVA steun in gedeeld beheer worden verstrekt voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een visserijcontroleregeling van de Unie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (12). Bepaalde bij die verordening vastgestelde verplichtingen rechtvaardigen specifieke steun uit het EFMZVA, namelijk verplichte volgsystemen en elektronische meldsystemen, verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand, en de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.
- (27)
Het succes van het GVB hangt af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het vergaren van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verstrekt voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te vergaren en te verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (13) en om bij te dragen tot het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Die steun moet helpen synergie te creëren met de vergaring en verwerking van andere soorten mariene gegevens.
- (28)
Uit het EFMZVA moet steun worden verstrekt voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, regionale samenwerking ten aanzien van instandhoudingsmaatregelen, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.
- (29)
Ter versterking van de economisch, sociaal en ecologisch duurzame visserijactiviteiten moet het EFMZVA enerzijds concrete acties voor het beheer van de visserij en de vissersvloten kunnen steunen overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van en bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013, en anderzijds inspanningen van de lidstaten voor een optimale toewijzing van hun beschikbare vangstcapaciteit, waarbij zij rekening houden met de behoeften van hun vloot en de totale vangstcapaciteit niet verhogen.
- (30)
Doordat verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB een uitdaging blijft, is voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden steun voor de aanpassing van de vloot soms nog noodzakelijk. Die steun moet strikt gericht zijn op beter vlootbeheer en de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee, en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waarvan de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun moet een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en moet worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem leidt, mag de steun enkel worden verstrekt als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen.
- (31)
Om te kunnen bijdragen tot de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB of om bepaalde uitzonderlijke omstandigheden te helpen verlichten, moet het EFMZVA kunnen helpen compensatie te bieden voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen, van de uitvoering van noodmaatregelen, van onderbreking, wegens overmacht, van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV), of van een natuurramp, een milieuongeval of een gezondheidscrisis. Steun in geval van tijdelijke stopzetting als gevolg van instandhoudingsmaatregelen mag uitsluitend worden verstrekt indien wetenschappelijk advies aangeeft dat vermindering van de visserij-inspanning nodig is voor verwezenlijking van de in artikel 2, lid 2 en lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde doelstellingen.
- (32)
Aangezien de economische risico's en de milieurisico's voor vissers almaar toenemen door onder meer klimaatverandering en prijsvolatiliteit, moet het EFMZVA acties kunnen ondersteunen die de veerkracht van de visserijsector vergroten via onder meer onderlinge fondsen, verzekeringen of andere collectieve regelingen waarmee de sector risico's kan opvangen en kan inspringen op ongunstige gebeurtenissen.
- (33)
Kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door zeevisserij- en binnenvisserijvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gesleept vistuig gebruiken, en door vissers te voet, schelpdiervissers inbegrepen. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers in de kleinschalige kustvisserij zijn voor hun belangrijkste inkomstenbron sterk afhankelijk van gezonde visbestanden. Vanuit de doelstelling duurzame visserijpraktijken te bevorderen, moet het EFMZVA die marktdeelnemers derhalve een voorkeursbehandeling geven via een maximale steunintensiteit van 100 %, met uitzondering van concrete acties die verband houden met de eerste aankoop van een vissersvaartuig, de vervanging of modernisering van een motor, en concrete acties die de brutotonnage van een vissersvaartuig verhogen ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie ervan. Daarnaast moeten de lidstaten in hun programma rekening houden met de specifieke behoeften van de kleinschalige kustvisserij en uiteenzetten wat voor acties ter ontwikkeling van de kleinschalige kustvisserij er in aanmerking komen.
- (34)
Het maximale medefinancieringspercentage van het EFMZVA per specifieke doelstelling moet 70 % van de subsidiabele openbare uitgaven bedragen, met uitzondering van compensatie voor extra kosten in de ultraperifere gebieden, waarvoor het 100 % moet bedragen.
- (35)
De maximale steunintensiteit bedraagt 50 % van de totale subsidiabele uitgaven en kan in bepaalde gevallen daarvan afwijken.
- (36)
De ultraperifere gebieden hebben te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, reliëf en klimaat als bedoeld in artikel 349 VWEU, maar beschikken daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Daarom moet voor elk ultraperifeer gebied het programma van de betrokken lidstaten worden voorzien van een actieplan ter ontwikkeling van de verschillende sectoren van de duurzame blauwe economie, zoals duurzame visserij en aquacultuur, en moeten er financiële middelen worden gereserveerd om de uitvoering van die actieplannen te kunnen steunen. Het EFMZVA moet de marktdeelnemers uit de ultraperifere gebieden ook steun kunnen verstrekken ter compensatie voor de extra kosten die voor deze marktdeelnemers voortvloeien uit de ligging of het insulaire karakter van die gebieden. Deze steun moet worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale beschikbare financiële middelen. Bovendien moet voor ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die voor andere concrete acties. De lidstaten moeten die steun aanvullend kunnen financieren. Dergelijke financiering moet als staatssteun worden aangemeld bij de Commissie, die deze uit hoofde van deze verordening kan goedkeuren als onderdeel van die steun.
- (37)
In gedeeld beheer moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor aquatische biodiversiteit en ecosystemen, ook in binnenwatergebieden. Daartoe moet steun uit het EFMZVA beschikbaar zijn ter compensatie van onder meer passieve verzameling door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee, sargassowier inbegrepen, en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil in te nemen. Ook moet er steun beschikbaar zijn voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in Richtlijn 2008/56/EG, voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden, overeenkomstig de op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (14) vastgestelde prioritaire actiekaders, voor de bescherming van soorten uit hoofde van met name Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), alsmede voor het herstel van binnenwateren in overeenstemming met het op grond van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) vastgestelde maatregelenprogramma. In direct beheer moet uit het EFMZVA steun worden verstrekt voor de bevordering van schone en gezonde zeeën en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 16 januari 2018, in overeenstemming met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.
- (38)
Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter naar schatting meer dan 60 % van haar visserijproducten in en is zij daarom sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd in de Unie en die voor de consument beschikbaar zijn voor betaalbare prijzen.
- (39)
Het EFMZVA moet de bevordering en duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, ook de zoetwateraquacultuur, kunnen steunen, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. Van sommige lidstaten zijn de administratieve procedures nog altijd complex, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en in omslachtige vergunningsprocedures. Hierdoor is het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van geteelde producten te verbeteren. De steun uit het EFMZVA moet in overeenstemming zijn met de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgestelde nationale strategische meerjarenplannen voor de aquacultuur. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, moet in aanmerking komen. Acties op het gebied van de volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en diergezondheids- en dierenwelzijnsbevorderende acties moeten eveneens in aanmerking komen voor steun.
- (40)
Voedselzekerheid is afhankelijk van doelmatige, goed georganiseerde markten die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17). Steun moet met name beschikbaar zijn voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en verspreiding van informatie over de markt.
- (41)
De verwerkende industrie speelt een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZVA moet steun kunnen worden verstrekt voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening. Aan ondernemingen die geen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) zijn mag die steun enkel via financieringsinstrumenten of via InvestEU worden verstrekt, maar niet via subsidies.
- (42)
Het EFMZVA moet kunnen helpen marktdeelnemers in de visserij- en aquacultuursector compensatie te bieden bij uitzonderlijke gebeurtenissen die een aanzienlijke verstoring van de markten tot gevolg hebben.
- (43)
Voor nieuwe werkgelegenheid in kustgebieden is de ter plaatse aangestuurde ontwikkeling van de duurzame blauwe economie nodig die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tot 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, zoals modellen voor duurzaam toerisme, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling kan verbeteren. In de gehele begroting van de Unie moet plaats worden ingeruimd voor overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie, waarbij de steun uit het EFMZV zich specifiek richten moet op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en de ontwikkeling van nieuwe markten, technologieën of diensten. Steun voor de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie moet worden verstrekt via gedeeld, direct en indirect beheer.
- (44)
De duurzame blauwe economie kan pas werkelijk tot ontwikkeling komen als lokale actoren partnerschappen aangaan die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en binnenlandgemeenschappen en -economieën. Het EFMZV moet de nodige instrumenten bieden waarmee dergelijke partnerschappen bevorderd kunnen worden. Daartoe moet steun in gedeeld beheer beschikbaar zijn via CLLD. Die benadering moet economische diversificatie in een lokale context stimuleren via ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. CLLD-strategieën moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen in visserij- en aquacultuurgebieden beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt, en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Elk lokaal partnerschap moet dan ook het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.
- (45)
Uit het EFMZVA moet in gedeeld beheer steun kunnen worden verstrekt ter versterking van het duurzame zee- en oceaanbeheer door middel van de vergaring, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op verwezenlijking van de vereisten uit hoofde van Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, op ondersteuning van de maritieme ruimtelijke ordening en op verhoging van de kwaliteit en intensivering van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.
- (46)
In direct en indirect beheer moet steun uit het EFMZVA gericht zijn op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie via bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, een betere overdracht en toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, intensievere uitwisseling van sociaal-economische gegevens over de duurzame blauwe economie, bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie, en ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten. Bij dit alles moet de nodige aandacht uitgaan naar de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden.
- (47)
60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie op grond van Besluit 98/392/EG van de Raad (18) partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te sturen. De laatste jaren is wereldwijde consensus ontstaan over de noodzaak het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een doeltreffendere manier te beheren om de toenemende druk op de oceanen in goede banen te kunnen leiden.
- (48)
De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 november 2016, met de titel ‘Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen’. Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance bestrijkt de oceanen op geïntegreerde wijze. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030, en dan met name SDG 14, maar ook om voor de volgende generaties veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen achter te laten. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en het voortouw nemen ten behoeve van een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer gericht op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij, op verbetering van het internationale kader voor oceaangovernance, op vermindering van de druk op de oceanen en zeeën, op het scheppen van de voorwaarden voor een duurzame blauwe economie, en op versterking van het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens.
- (49)
Acties ter bevordering van de internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZVA beogen de verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen ter regulering en sturing van menselijke activiteiten in de oceanen. Uit het EFMZVA moet steun worden verstrekt voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV's) met verschillende derde landen vallen, alsmede voor de verplichte bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). PODV's en ROVB's zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.
- (50)
Voor veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme beveiliging van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op 16 december 2014 aangenomen bijbehorende actieplan, zijn informatie-uitwisseling en grenswacht- en kustwachtsamenwerking tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap de spil voor verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom moet het EFMZVA, in zowel gedeeld als direct beheer, steun verstrekken voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, met inbegrip van de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook moeten de betrokken agentschappen steun in indirect beheer kunnen aanwenden op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.
- (51)
In gedeeld beheer moet elke lidstaat één enkel programma opstellen dat door de Commissie moet worden goedgekeurd. De Commissie moet de ontwerpprogramma's beoordelen op maximalisering van de bijdrage van elk programma tot de EFMZVA-prioriteiten en tot de doelstellingen veerkracht, groene transitie en digitale transitie. De ontwerpprogramma's moet de Commissie tevens beoordelen op de bijdrage van elk programma tot de ontwikkeling van duurzame kleinschalige kustvisserij, tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid, tot het aangaan van de ecologische en sociaal-economische uitdagingen van het GVB, tot de sociaal-economische prestaties van de duurzame blauwe economie, tot de instandhouding en het herstel van mariene ecosystemen, tot de vermindering van zwerfvuil op zee en tot de mitigatie van en de adaptatie aan de klimaatverandering.
- (52)
In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen bij het opstellen van de programma's strategisch te werk te gaan, moet de Commissie de ontwerpprogramma's mede beoordelen aan de hand van haar eigen zeegebiedanalyse, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse moet als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften.
- (53)
De resultaten van de EFMZVA in de lidstaten moeten worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 verslag uitbrengen over de vooruitgang ten aanzien van de vastgestelde mijlpalen en streefdoelen. Daartoe moet een monitoring- en evaluatiekader worden opgezet.
- (54)
Voor de verstrekking van informatie over de EFMZVA-steun voor milieu- en klimaatdoelstellingen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060, moet een op interventietypen gebaseerde methode worden opgesteld. Binnen deze methode wordt dan een specifiek gewicht toegekend aan de verstrekte steun naargelang de mate waarin de steun bijdraagt tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen.
- (55)
Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(19) moet het EFMZVA worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en ook overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf voor het evalueren van de effecten van het EFMZVA in de praktijk.
- (56)
De Commissie moet informatie- en communicatieacties uitvoeren met betrekking tot het EFMZVA, de acties in het kader van het EFMZVA en de resultaten ervan. De aan het EFMZVA toegewezen financiële middelen moeten tevens bijdragen tot de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de prioriteiten van het EFMZVA.
- (57)
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (21), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96(22) van de Raad en Verordening (EU) 2017/1939(23) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid onderzoeken in te stellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (24). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten alle door begunstigden gepleegde onregelmatigheden, waaronder fraude, voorkomen, opsporen en doeltreffend aanpakken. De lidstaten moeten de Commissie verslag uitbrengen over de vastgestelde onregelmatigheden, waaronder fraude, en over de vervolgmaatregelen die zij hebben ondernomen ten aanzien van dergelijke onregelmatigheden en ten aanzien van OLAF-onderzoeken.
- (58)
Voor grotere transparantie betreffende de besteding van de fondsen van de Unie en voor een beter financieel beheer van die fondsen, met name via grotere publieke controle op de bestede gelden, moet bepaalde informatie over de concrete door het EFMZVA gefinancierde acties worden gepubliceerd op een website van een lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060. Wanneer een lidstaat informatie over in het kader van het EFMZVA gefinancierde concrete acties publiceert, moeten de in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (25) vervatte voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd.
- (59)
Ter aanvulling van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot bepaling van de drempel voor onontvankelijkheid en de onontvankelijkheidsperiode wat betreft de ontvankelijkheidscriteria van de aanvragen, van de wijze van terugvordering van toegekende steun in geval van ernstige inbreuken, van de relevante begin- of einddatum van de onontvankelijkheidsperiode en de voorwaarden voor een kortere onontvankelijkheidsperiode, alsmede tot vaststelling van de criteria ter berekening van de extra kosten als gevolg van de specifieke beperkingen van de ultraperifere regio's. Voorts moet, ter wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening, aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde aanvullende kernprestatie-indicatoren te kunnen opnemen. Met het oog op een vlotte overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 ingestelde regeling naar de bij de deze verordening ingestelde regeling, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met overgangsbepalingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (60)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de werkprogramma's, de bepaling van energie-efficiënte technologieën en de vaststelling van methodologische elementen voor het meten van de CO2-emissiereducties van motoren van vissersvaartuigen, alsmede met betrekking tot uitzonderlijke gebeurtenissen, de definitie van gevallen van niet-naleving door lidstaten die aanleiding tot onderbreking van de betalingstermijn kunnen geven, de schorsing van betalingen wegens ernstige niet-naleving door een lidstaat, financiële correcties, en de vaststelling van relevante operationele uitvoeringsgegevens en de presentatie daarvan. Die bevoegdheden moeten, uitgezonderd ten aanzien van de werkprogramma's, technische bijstand daaronder begrepen, en uitzonderlijke gebeurtenissen, worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (26).
- (61)
Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement moet subsidiëring van reeds begonnen acties kunnen worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten zijn evenwel, behoudens naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen, niet subsidiabel. Om te voorkomen dat Uniefinanciering onderbroken wordt en de belangen van de Unie aldus mogelijk geschaad, moet het mogelijk zijn om gedurende een beperkte periode aan het begin van het MFK 2021–2027, en uitsluitend in naar behoren gemotiveerde gevallen, bij financieringsbesluit te voorzien in subsidiabiliteit van activiteiten en kosten vanaf het begin van het begrotingsjaar 2021, zelfs indien deze activiteiten verricht zijn en deze kosten gemaakt zijn vóór indiening van de subsidieaanvraag. Om dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden moet voor exploitatiesubsidies worden afgeweken van artikel 193, lid 4, van het Financieel Reglement.
- (62)
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (63)
Ter waarborging van de continuïteit van steunverlening op het betrokken beleidsterrein en ter uitvoering van het programma vanaf het begin van het MFK 2021–2027, moet deze verordening wat betreft steun in direct en indirect beheer met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021. Deze verordening moet derhalve met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 110 van 22.3.2019, blz. 104.
PB C 361 van 5.10.2018, blz. 9.
Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (PB C 116 van 31.3.2021, blz. 81) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 14 juni 2021 (PB C 271 van 7.7.2021, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2021 (nog niet bekendgemaakt in hetPublicatieblad).
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021–2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PB L 25 van 31.1.2017, blz. 12).
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ('EOM’) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).