Uitvoeringswet der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
06-12-2001, Stb. 2001, 584 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 27878)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Zeevervoer
Wet van 16 juli 1869 tot uitvoering der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart
Wij WILLEM, III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het noodig is bij de wet uitvoering te geven aan de bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart, den 17den October 1868 te Mannheim gesloten tusschen de wederzijdsche gevolmagtigden der Regeringen van Nederland, Baden, Beijeren, Frankrijk, Hessen en Pruissen en, voor zooveel noodig, goedgekeurd bij de wet van den 4den April 1869 (Staatsblad n°. 37);
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: