Einde inhoudsopgave
Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen
Artikel 27
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2002
- Bronpublicatie:
21-06-1994, Trb. 1994, 250 (uitgifte: 23-11-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2002, Trb. 2002, 191 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Algemeen
1.
Er wordt een Kamer van beroep ingesteld.
2.
De Kamer van Beroep is in eerste en laatste instantie exclusief bevoegd om, na uitputting van de bestuurlijke procedure, uitspraak te doen in alle geschillen betreffende de toepassing van dit Verdrag op de hierin bedoelde personen, met uitsluiting van het administratief en dienstpersoneel, en betreffende de wettigheid van een besluit dat gebaseerd is op het Verdrag of op grond van dit Verdrag vastgestelde regels waardoor die personen benadeeld worden en dat genomen is door de Raad van Bestuur of het Dagelijks Bestuur binnen de uitoefening van de bevoegdheden die hun bij dit Verdrag zijn verleend. Wanneer het gaat om een geschil over geldzaken, heeft de Kamer van Beroep volledige rechtsmacht.
De voorwaarden en uitvoeringsbepalingen betreffende die beroepen zijn naar gelang van het geval geregeld in de bepalingen betreffende de rechtspositie van het onderwijzend personeel, in de regeling welke van toepassing is op docenten met een beperkte leeropdracht, of in het Algemeen Reglement van de Scholen.
3.
De Kamer van Beroep is samengesteld uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en algemeen erkende bekwaamheden op juridisch gebied bezitten.
Alleen personen die voorkomen op een door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te dien einde opgestelde lijst, kunnen benoemd worden tot leden van de Kamer van Beroep.
4.
De Raad van Bestuur stelt met eenparigheid van stemmen het Statuut van de Kamer van Beroep vast.
In het Statuut van de Kamer van Beroep wordt het aantal leden, de procedure voor hun benoeming door de Raad van Bestuur, de duur van hun mandaat en de voor hen geldende financiële regeling vastgesteld. In het Statuut wordt de werkwijze van de Kamer geregeld.
5.
De Kamer van Beroep stelt haar reglement voor de procesvoering vast waarin alle bepalingen ter toepassing van haar Statuut worden opgenomen.
Dit reglement moet door de Raad van Bestuur met eenparigheid van stemmen worden goedgekeurd.
6.
De arresten van de Kamer van Beroep zijn verbindend voor de partijen en worden, indien deze ze niet uitvoeren, door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten overeenkomstig hun nationale wetgeving uitvoerbaar verklaard.
7.
De overige geschillen waarin de Scholen partij zijn, behoren tot de bevoegdheid van de nationale gerechten. In het bijzonder laat dit artikel de bevoegdheden van de nationale rechtbanken met betrekking tot aangelegenheden inzake civielrechtelijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid onverlet.