Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 127
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het overbrengen van geïnterneerden moet steeds op menslievende wijze geschieden. Het moet in de regel per trein of met andere vervoermiddelen worden uitgevoerd en ten minste onder omstandigheden, gelijk aan die waaronder troepen van de gevangenhoudende Mogendheid worden verplaatst. Ingeval, bij uitzondering, het overbrengen te voet moet geschieden, is zulks alleen toegestaan indien de lichamelijke toestand van de geïnterneerden dit veroorlooft, terwijl de overbrenging hen in geen geval aan overmatige vermoeienis mag blootstellen.
2.
De gevangenhoudende Mogendheid moet gedurende de overbrenging aan de geïnterneerden drinkwater en voedsel in voldoende hoeveelheid, hoedanigheid en afwisseling verschaffen om hen in goede gezondheid te houden, zomede de nodige kleding, behoorlijke onderkomens en de nodige geneeskundige verzorging. Zij zal alle vereiste voorzorgen nemen om hun veiligheid gedurende het overbrengen te waarborgen en, vóór hun vertrek, een volledige lijst opstellen van de geïnterneerden die worden overgebracht.
3.
Zieke, gewonde of gebrekkige geïnterneerden, alsmede kraamvrouwen, mogen niet worden overgebracht indien hun gezondheid door de reis zou kunnen worden benadeeld, tenzij hun veiligheid zulks dringend vereist.
4.
Indien het gevechtsfront een interneringsoord nadert, mogen de geïnterneerden die zich daarin bevinden, alleen dan worden overgebracht indien hun overbrenging kan plaats vinden onder omstandigheden welke voldoende kans op veiligheid bieden, of indien zij groter gevaar zouden lopen door ter plaatse te blijven dan door te worden overgebracht.
5.
Wanneer de gevangenhoudende Mogendheid besluit geïnterneerden over te brengen, moet zij rekening houden met hun belangen, ten einde in het bijzonder de moeilijkheden van hun repatriëring of terugkeer naar hun haardsteden niet te vergroten.