Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1348 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Artikel 43 Voorwaarden voor de toepassing van de asielgrensprocedure
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Na afloop van de overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1356 uitgevoerde screening, indien van toepassing en op voorwaarde dat de verzoeker nog geen toegang heeft gekregen tot het grondgebied van de lidstaten, kan een lidstaat, in overeenstemming met de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, een verzoek behandelen in een grensprocedure indien dat verzoek is ingediend door een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van een lidstaat als vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399. De grensprocedure kan worden toegepast:
- a)
na de indiening van een verzoek aan een doorlaatpost aan de buitengrens of in een transitzone;
- b)
na een aanhouding in verband met een onrechtmatige overschrijding van de buitengrens;
- c)
na een ontscheping op het grondgebied van een lidstaat volgend op een opsporings- en reddingsoperatie;
- d)
na een herplaatsing overeenkomstig artikel 67, lid 11, van Verordening (EU) 2024/1351.
2.
Onverminderd artikel 51, lid 2, en artikel 53, lid 2, worden verzoekers die worden onderworpen aan de grensprocedure, niet toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat. Maatregelen van de lidstaten om onrechtmatige binnenkomst op hun grondgebied te voorkomen zijn in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2024/1346.
3.
In afwijking van artikel 51, lid 2, eerste alinea, laatste zin, wordt de verzoeker geen toegang verleend tot het grondgebied van de betrokken lidstaat indien:
- a)
de verzoeker geen recht heeft om op het grondgebied van een lidstaat te blijven overeenkomstig artikel 10, lid 4, punt a) of punt c);
- b)
de verzoeker geen recht heeft om op het grondgebied van een lidstaat te blijven overeenkomstig artikel 68 en niet binnen de toepasselijke termijn heeft verzocht om te mogen blijven ten behoeve van een beroepsprocedure;
- c)
de verzoeker geen recht heeft om op het grondgebied van een lidstaat te blijven overeenkomstig artikel 68 en een rechterlijke instantie heeft besloten dat de verzoeker geen toestemming krijgt om te blijven in afwachting van de uitkomst van een beroepsprocedure.
In de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gevallen, wanneer jegens de verzoeker een terugkeerbesluit overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG of een weigering van toegang overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2016/399 is uitgevaardigd, is artikel 4 van Verordening (EU) 2024/1349 van toepassing.
4.
Onverminderd en in aanvulling op het monitoringmechanisme dat is vastgelegd in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/2303, voorziet elke lidstaat in een mechanisme voor toezicht op de grondrechten met betrekking tot de grensprocedure die voldoet aan de criteria van artikel 10 van Verordening (EU) 2024/1356.