Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden
Artikel 62 Voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
23-11-2007, Trb. 2011, 144 (uitgifte: 19-08-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2021, Trb. 2021, 34 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Elke verdragsluitende staat kan, uiterlijk op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op het tijdstip waarop een verklaring bedoeld in artikel 61 wordt afgelegd, een of meer van de voorbehouden bedoeld in artikel 2, tweede lid, artikel 20, tweede lid, artikel 30, achtste lid, artikel 44, derde lid, en artikel 55, derde lid, maken. Andere voorbehouden zijn niet toegestaan.
2.
Elke staat kan te allen tijde een gemaakt voorbehoud intrekken. De intrekking wordt de depositaris ter kennis gebracht.
3.
Het voorbehoud houdt op van kracht te zijn op de eerste dag van de derde kalendermaand na de in het tweede lid bedoelde kennisgeving.
4.
Met uitzondering van het in artikel 2, tweede lid 2, bedoelde voorbehoud hebben voorbehouden uit hoofde van dit artikel geen wederkerige gevolgen.