Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 30-03-1978
- Bronpublicatie:
15-05-1972, Trb. 1973, 84 (uitgifte: 05-06-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-03-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-05-1985, Trb. 1985, 65 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
In het in artikel 30, tweede lid, bedoelde geval trachten de belanghebbende Staten, na beoordeling in elk geval van de in artikel 8 genoemde omstandigheden, zoveel mogelijk vast te stellen aan wie van hen de taak toevalt om een enkele strafvervolging voort te zetten. Tijdens dit overleg stellen de belanghebbende Staten een uitspraak ten principale uit, zonder evenwel verplicht te zijn dit uitstel te verlengen tot een termijn langer dan 30 dagen na de verzending van de in artikel 30, tweede lid, bedoelde kennisgeving.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is niet bindend:
- (a)
voor de Staat die de in artikel 30, tweede lid, bedoelde kennisgeving heeft verzonden, indien de terechtzitting ten principale in tegenwoordigheid van de verdachte is geopend vóór de verzending van de kennisgeving;
- (b)
voor de Staat van bestemming der kennisgeving indien de terechtzitting in tegenwoordigheid van de verdachte is geopend vóór de ontvangst van die kennisgeving.