Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Verordening erfrecht
Artikel 4 [Beroep]
Geldend
Geldend vanaf 17-08-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 430 (uitgifte: 14-11-2014, kamerstukken: 33851)
- Inwerkingtreding
17-08-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-2014, Stb. 2014, 430 (uitgifte: 14-11-2014, kamerstukken: 33851)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Europees erfrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
1.
De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op het verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging heeft beslist, neemt kennis van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 van de verordening. Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.
2.
Het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 van de verordening, wordt, indien het wordt ingesteld door de verzoeker, ingesteld binnen 30 dagen na de dagtekening van de beschikking waarbij het verlof is geweigerd.
3.
Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 51 van de verordening is: beroep in cassatie.
4.
Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening en het rechtsmiddel bedoeld in artikel 51 van de verordening, worden ingesteld en behandeld met toepassing van de regels voor de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg onderscheidenlijk in cassatie.
5.
Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt het bij een rechtsmiddel ingestelde verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.