Einde inhoudsopgave
Wet maritiem beheer BES
Artikel 84
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
14-03-2018, Stb. 2018, 98 (uitgifte: 12-04-2018, kamerstukken: 34743)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2018, Stb. 2018, 182 (uitgifte: 21-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Waterrecht (V)
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Bij vermoeden van handelen in strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, bedoeld in artikel 4, tweede lid, artikel 11, artikel 18, artikel 19, artikel 20, artikel 25, artikel 26, artikel 27, artikel 28, artikel 44, artikel 46a, eerste lid, artikel 51, vierde lid, artikel 57, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, of artikel 62, kan aan de gezagvoerder bevel worden gegeven dat het schip een haven of binnenwater op of een rede bij Bonaire, Sint Eustatius of Saba niet zal verlaten dan nadat op een bij dat bevel aan te wijzen plaats een daarbij te bepalen geldsom is gestort, waarop de ter zake van die strafbare gedraging op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm ten uitvoer gelegd.
2.
Het in het eerste lid bedoelde bevel wordt op vordering van de officier van justitie gegeven door de rechter voor wie de zaak wordt of zal worden vervolgd. De gezagvoerder wordt vooraf gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen. Het bevel is dadelijk uitvoerbaar en wordt onverwijld aan de gezagvoerder betekend.
3.
Tegen het bevel of de beschikking tot afwijzing van de vordering kan de verdachte binnen drie dagen na de betekening en het Openbaar Ministerie binnen drie dagen nadat het bevel is gegeven of de beschikking is genomen, in beroep komen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het Hof beslist zo spoedig mogelijk.
4.
Zodra het in de strafzaak gewezen vonnis onherroepelijk is geworden, wordt de gestorte geldsom wederom ter beschikking van de rechthebbende gesteld, nadat daarop een bij dat vonnis opgelegde geldboete in mindering is gebracht. Tot dat tijdstip en te rekenen van de dag dat de geldsom werd gestort, wordt over die som de wettelijke rente vergoed.