Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht BES
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 142 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 34976)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2019, Stb. 2019, 213 (uitgifte: 14-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Alle besluiten op grond van de artikelen 18 tot en met 18b worden genomen door Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de reclasseringsinstelling en het gevangenisbestuur. Het gevangenisbestuur kan Onze Minister voor Rechtsbescherming voorstellen te besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling. Onze Minister voor Rechtsbescherming kan de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin, mandateren aan het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
2.
Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat, kan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden aangehouden. De aanhouding wordt bevolen door de officier van justitie onder de verplichting Onze Minister voor Rechtsbescherming daarvan onverwijld kennis te geven.
3.
De aanhouding is gedurende ten hoogste dertig dagen van kracht. Volgt in aansluiting aan de aanhouding een schorsing of een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, dan wordt de tenuitvoerlegging der straf geacht hervat te zijn op de dag der aanhouding.