Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1727 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ
Artikel 80 Overgangsregelingen
Geldend
Geldend vanaf 31-10-2023
- Bronpublicatie:
04-10-2023, PbEU 2023, 2023/2131 (uitgifte: 11-10-2023, regelingnummer: 2023/2131)
- Inwerkingtreding
31-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-10-2023, PbEU 2023, 2023/2131 (uitgifte: 11-10-2023, regelingnummer: 2023/2131)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Algemeen
EU-recht / Instituties
Politierecht / Organisatie
Staatsrecht / Rechtspraak
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Eurojust zoals opgericht bij deze verordening is de algemene rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële verplichtingen en eigendommen van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ.
2.
De nationale leden van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ die door iedere lidstaat zijn gedetacheerd uit hoofde van dat besluit, overnemen de rol van nationaal lid van Eurojust uit hoofde van hoofdstuk II, deel[lees: afdeling] II, van deze verordening. Hun mandaten kunnen één keer worden verlengd overeenkomstig artikel 7, lid 5, van deze verordening na de inwerkingtreding ervan, ongeacht een vorige verlenging.
3.
De voorzitter en de vicevoorzitters van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, fungeren overeenkomstig artikel 11 van deze verordening als voorzitter en vicevoorzitters van Eurojust tot hun ambtstermijn overeenkomstig dat besluit afloopt. Zij kunnen eenmaal worden herkozen na de inwerkingtreding van deze verordening op grond van artikel 11, lid 4, ervan, ongeacht een eerdere herverkiezing.
4.
De administratief directeur die als laatste uit hoofde van artikel 29 van Besluit 2002/187/JBZ is benoemd, neemt de rol van administratief directeur over uit hoofde van artikel 17 van deze verordening tot het verstrijken van zijn ambtstermijn als bepaald uit hoofde van dat besluit. De ambtstermijn van de administratief directeur kan eenmaal worden verlengd na de inwerkingtreding van deze verordening.
5.
Deze verordening doet geen afbreuk aan de geldigheid van overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ. Meer bepaald, blijven alle internationale overeenkomsten geldig die door Eurojust zijn gesloten en die in werking zijn getreden vóór 12 december 2019.
6.
De kwijtingsprocedure met betrekking tot de op grond van artikel 35 van Besluit 2002/187/JBZ goedgekeurde begrotingen wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van artikel 36 van dat besluit.
7.
Deze verordening heeft geen gevolgen voor de arbeidsovereenkomsten die uit hoofde van Besluit 2002/187/JBZ vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gesloten. De functionaris voor gegevensbescherming die als laatste uit hoofde van artikel 17 van dat besluit was benoemd, overneemt uit hoofde van artikel 36 van deze verordening de rol van functionaris voor gegevensbescherming.
8.
In afwijking van artikel 23, lid 6, kan Eurojust een faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag oprichten die losstaat van het in artikel 23 bedoelde casemanagementsysteem voor de verwerking van operationele persoonsgegevens, met het oog op de uitoefening van de in artikel 4, lid 1, punt j), bedoelde taak (‘faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag’).
De faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag voldoet aan de hoogste normen op het gebied van cyberbeveiliging.
Niettegenstaande artikel 90 van Verordening (EU) 2018/1725 raadpleegt Eurojust de EDPS voordat de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag operationeel wordt. De EDPS brengt een advies uit binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving van de functionaris voor gegevensbescherming.
De in de derde alinea bedoelde kennisgeving van de functionaris voor gegevensbescherming bevat ten minste de volgende elementen:
- a)
een algemene beschrijving van de beoogde verwerkingen;
- b)
een beoordeling van de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen;
- c)
de maatregelen die worden overwogen om de in punt b) bedoelde risico’s aan te pakken;
- d)
waarborgen, beveiligingsmaatregelen en mechanismen om de bescherming van persoonsgegevens te garanderen en om aan te tonen dat aan deze verordening is voldaan, met inachtneming van de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokkenen en andere personen in kwestie.
De in deze verordening en in Verordening (EU) 2018/1725 vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming zijn van toepassing op de verwerking van gegevens in de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag, voor zover zij niet rechtstreeks verband houden met de technische opzet van het casemanagementsysteem. De toegangsrechten en de termijnen voor de gegevens die worden opgeslagen in de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag zijn in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake toegang tot de tijdelijke werkbestanden ter ondersteuning waarvan de gegevens worden opgeslagen, alsook met de respectieve termijnen, in het bijzonder die welke in artikel 29 van deze verordening zijn gesteld.
De in dit lid bedoelde afwijking geldt zolang het casamanagementsysteem dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en uit een register, blijft bestaan.
9.
Eurojust kan het uit tijdelijke werkbestanden en een register bestaande casemanagementsysteem blijven gebruiken tot 1 december 2025, zolang het nieuwe casemanagementsysteem niet is ingevoerd.
10.
De bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust kunnen tot de eerste dag van de maand volgende op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 22 ter van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling gebruik blijven maken van andere dan de in artikel 22 bis, lid 1, bedoelde communicatiekanalen, zolang die communicatiekanalen nog niet beschikbaar zijn voor rechtstreekse uitwisseling tussen hen.
11.
De bevoegde nationale autoriteiten kunnen tot de eerste dag van de maand volgende op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 22 ter van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling informatie blijven verstrekken op andere wijzen dan de in artikel 22 bis, lid 3, bedoelde semiautomatische methode, zolang de technische vereisten nog niet zijn geregeld.