Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 35 Grenzen aan de verplichtingen van de aangezochte autoriteit
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in de artikelen 27 tot en met 33 bedoelde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de schuldenaar, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren in de staat van de aangezochte autoriteit, voor zover de in die staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk een dergelijke uitzondering voor nationale schuldvorderingen toestaan.
2.
De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in artikel 22 en de artikelen 24 tot en met 33 bedoelde bijstand te verlenen, indien het initiële verzoek om bijstand krachtens artikel 22, 24, 25, 27 of 33 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de staat van de verzoekende autoriteit opeisbaar is geworden tot de datum van het initiële verzoek om bijstand.
In gevallen waarin de schuldvordering of de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende autoriteit wordt betwist, wordt de termijn van vijf jaar evenwel geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop in de staat van de verzoekende autoriteit vaststaat dat de schuldvordering of de executoriale titel niet langer kan worden betwist.
In gevallen waarin de staat van de verzoekende autoriteit uitstel van betaling heeft verleend of betaling in termijnen heeft toegestaan, wordt de termijn van vijf jaar geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop de volledige betalingstermijn is verstreken.
In deze gevallen is de aangezochte autoriteit er evenwel niet toe gehouden bijstand te verlenen met betrekking tot schuldvorderingen die meer dan tien jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de staat van de verzoekende autoriteit opeisbaar is geworden.
3.
Een staat is niet verplicht bijstand te verlenen indien het totale bedrag van de onder deze overeenkomst vallende schuldvorderingen waarvoor om bijstand wordt verzocht, minder dan 1 500 EUR bedraagt.
4.
De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een verzoek om bijstand afwijst.