Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1781 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828 en Verordening (EU) 2023/1542, en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1781 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 2024/1781)
- Inwerkingtreding
18-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1781 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 2024/1781)
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828 en Verordening (EU) 2023/1542, en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Europese Green Deal, zoals vervat in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, is de Europese strategie voor duurzame groei en heeft tot doel de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, concurrerende, klimaatneutrale en circulaire economie en een gifvrij milieu. Hierin wordt het ambitieuze doel gesteld om ervoor te zorgen dat de Unie tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent is. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in de concurrerende duurzaamheid van de Unie door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend. Producten moeten een centrale rol spelen in deze groene transitie. In de Europese Green Deal wordt de urgente noodzaak om over te schakelen naar een circulair economisch model benadrukt en wordt onderstreept dat daarbij nog grote vooruitgang moet worden geboekt, waarmee wordt bevestigd dat de huidige productieprocessen en consumptiepatronen nog te lineair zijn en te zeer leunen op de aanvoer van nieuw materiaal dat gewonnen, verhandeld en tot producten verwerkt wordt die uiteindelijk als afval of emissies eindigen. Bovendien wordt energie-efficiëntie hierin genoemd als prioriteit voor het koolstofvrij maken van de energiesector en voor het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050.
- (2)
Om de overgang naar een circulair economisch model te versnellen, heeft de Commissie in haar mededeling van 11 maart 2020 over een nieuw actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa (Circular Economy Action Plan — ‘CEAP’) een toekomstgerichte agenda opgesteld, met als doel het regelgevingskader geschikt te maken voor een duurzame toekomst. In het CEAP wordt onderstreept dat ‘de circulaire economie voor de burgers zal zorgen voor hoogwaardige, functionele en veilige producten, die efficiënt en betaalbaar zijn, langer meegaan en zijn ontworpen voor hergebruik, reparatie en hoogwaardige recycling’. Zoals uiteengezet in het CEAP, is er op dit moment geen alomvattende reeks vereisten om ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht steeds duurzamer worden en de circulariteitstest doorstaan. Voornamelijk in het productontwerp wordt duurzaamheid in de gehele levenscyclus nog niet bevorderd. Bijgevolg worden producten vaak vervangen, waarbij veel energie en middelen worden ingezet om nieuwe producten te produceren en te distribueren en oude te verwijderen. Het is voor marktdeelnemers en burgers nog te moeilijk om met betrekking tot producten duurzame keuzes te maken, aangezien relevante informatie hierover en betaalbare opties om dat te doen ontbreken. Hierdoor worden kansen gemist voor duurzaamheid en activiteiten waarbij de waarde blijft behouden, is er beperkte vraag naar secundaire materialen en wordt de invoering van circulaire bedrijfsmodellen belemmerd.
- (3)
Er kan in de Unie geen circulaire economie worden opgezet zonder een volledig operationele interne markt voor duurzame producten. Gemeenschappelijke vereisten inzake ecologisch ontwerp op het niveau van de Unie zouden de ontwikkeling, het gebruik en de opschaling van nieuwe circulaire bedrijfsmodellen in de hele interne markt mogelijk maken. Dergelijke maatregelen zouden ook de lasten voor bedrijven verlichten en zouden de industrie en consumenten toegang geven tot betrouwbare en duidelijke gegevens, waardoor er duurzamere keuzes kunnen worden gemaakt.
- (4)
De mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa bevat de overkoepelende ambitie van de Unie om een dubbele transitie naar klimaatneutraliteit en digitaal leiderschap te stimuleren. Net als in de Europese Green Deal wordt in deze strategie ook verwezen naar de leidende rol die de Europese industrie daarin moet spelen door haar koolstofvoetafdruk en materiaalvoetafdruk te verkleinen en circulariteit in te bouwen in de hele economie. Bovendien wordt hierin benadrukt dat wij moeten afstappen van traditionele modellen en dat wij de manier waarop wij producten ontwerpen, maken, gebruiken en weggooien radicaal moeten veranderen, en dat de aanvoer van grondstoffen gewaarborgd moet zijn. Recycling en het gebruik van secundaire grondstoffen zal de afhankelijkheid van de Unie helpen verminderen. In de mededeling van de Commissie van 5 mei 2021 over de actualisering van ‘de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa’ worden de belangrijkste boodschappen uit de strategie van 2020 versterkt en ligt de nadruk op lessen uit de COVID-19-crisis, met inbegrip van de noodzaak om veerkracht te vergroten.
- (5)
Bij gebrek aan Unierecht zijn er al verschillende nationale initiatieven ontstaan om de ecologische duurzaamheid van producten te verbeteren, van informatievereisten betreffende de duur van de compatibiliteit van software met elektronische apparaten tot verslagleggingsverplichtingen over de verwerking van onverkochte, duurzame goederen. Dit is een indicatie dat verdere nationale inspanningen om de doelstellingen van deze verordening te behalen er waarschijnlijk zouden toe leiden dat de interne markt nog meer versnippert. Om bij te dragen tot het functioneren van de interne markt en tegelijkertijd een hoog milieubeschermingsniveau te garanderen, is daarom een ambitieus regelgevingskader nodig om geleidelijk vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten in te voeren. Deze verordening zal voorzien in een dergelijk kader, door de aanpak voor ecologisch ontwerp die oorspronkelijk uit Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) komt, van toepassing te maken op een zo breed mogelijk gamma aan producten.
- (6)
Deze verordening dient ter ondersteuning van productie- en consumptiepatronen die aansluiten bij de algehele duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie, met inbegrip van doelstellingen inzake klimaat, milieu, energie, het gebruik van hulpbronnen en biodiversiteit, waarbij de grenzen van de planeet in acht worden genomen, door het vaststellen van een wetgevingskader dat ertoe bijdraagt dat producten geschikt worden gemaakt voor een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie en de hoeveelheid afval wordt verminderd, en dat ervoor zorgt dat de prestaties van koplopers op het gebied van duurzaamheid geleidelijk de norm worden. In de verordening moeten nieuwe vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor de verbetering van de duurzaamheid, betrouwbaarheid, repareerbaarheid, verbeterbaarheid, herbruikbaarheid, en recycleerbaarheid van producten, het verbeteren van de mogelijkheden voor het opknappen en onderhoud van producten, het aanpakken van de aanwezigheid van gevaarlijke chemische stoffen in producten, het verhogen van de energie- en hulpbronnenefficiëntie van producten, onder meer met betrekking tot de mogelijkheid van nuttige toepassing van strategische en kritieke grondstoffen, het verkleinen van de verwachte hoeveelheid afval en het verhogen van het gehalte aan gerecycled materiaal in producten, zonder afbreuk te doen aan de prestaties en veiligheid daarvan, waarbij herproductie en hoogwaardige recycling mogelijk worden gemaakt en de koolstofafdruk en milieuvoetafdrukken worden verminderd.
- (7)
Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten ook betrekking hebben op praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering. Dergelijke praktijken hebben een algemeen negatieve invloed op het milieu in de vorm van meer afval en een groter gebruik van energie en materialen. Vereisten inzake ecologisch ontwerp kunnen deze invloed verminderen en tegelijkertijd bijdragen tot duurzame consumptie.
- (8)
In zijn resolutie van 25 november 2020 ‘Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten’ (4) toonde het Europees Parlement zich voorstander van het bevorderen van duurzame producten die gemakkelijker te repareren, te hergebruiken en te recyclen zijn. In zijn resolutie van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie (5) benadrukte het Europees Parlement dat duurzame, circulaire, veilige en niet-giftige producten en materialen de norm in plaats van de uitzondering moeten worden op de markt van de Unie en als de standaardoptie moeten worden gezien die aantrekkelijk, betaalbaar en toegankelijk is voor alle consumenten. Het Europees Parlement drong ook aan op bindende streefdoelen op Unieniveau om de materiaal- en consumptievoetafdrukken van de Unie significant te verminderen. Het Europees Parlement was van mening dat de overgang naar een circulaire economie oplossingen kan bieden voor het aanpakken van de huidige milieu-uitdagingen en de economische crisis die is veroorzaakt door de COVID-19-pandemie. In zijn conclusies ‘Naar een circulair en groen herstel’ van 11 december 2020 was de Raad ook ingenomen met de intentie van de Commissie om wetgevingsvoorstellen in te dienen als onderdeel van een alomvattend en geïntegreerd kader voor duurzaam productbeleid dat klimaatneutraliteit, energie- en hulpbronnenefficiëntie alsook een gifvrije circulaire economie bevordert, de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt en ervoor zorgt dat consumenten en overheidsinkopers sterker staan en zich beschermd weten.
- (9)
Met deze verordening zal worden bijgedragen aan het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie. In overeenstemming met de doelstellingen uit de Overeenkomst van Parijs, op 12 december 2015 aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(6) (‘de Overeenkomst van Parijs’), en goedgekeurd door de Unie op 5 oktober 2016 (7), is in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (8) een bindende klimaatdoelstelling op Unieniveau voor de nettoreductieverplichting van broeikasgasemissies van ten minste 55 % in 2030 vastgesteld en wordt de doelstelling om in de hele economie in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken in wetgeving vastgelegd. In 2021 heeft de Commissie het ‘Fit for 55’-pakket vastgesteld om het Uniebeleid inzake klimaat en energie geschikt te maken voor het verwezenlijken van die doelstellingen. Hiervoor moeten de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie, in overeenstemming met het beginsel voorrang voor energie-efficiëntie dat is vastgelegd in Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad (9), significant worden opgevoerd om ongeveer 36 % in termen van eindenergieverbruik te behalen in 2030. De in deze verordening vastgestelde productvereisten zullen een significante rol spelen bij het behalen van dat doel door de energievoetafdruk van producten substantieel te laten dalen. Met die energie-efficiëntievereisten moeten consumenten ook minder kwetsbaar worden voor stijgingen van de energieprijzen. Zoals is erkend in de Overeenkomst van Parijs zal de verbetering van de duurzaamheid van consumptie en productie ook een grote rol spelen bij de aanpak van klimaatverandering.
- (10)
Deze verordening zal ook bijdragen aan het behalen van de bredere milieudoelstellingen van de Unie. Met het achtste milieuactieprogramma, vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad (10), wordt de doelstelling van de Unie om binnen de grenzen van onze planeet te blijven, opgenomen in een rechtskader en worden faciliterende voorwaarden vastgesteld voor de verwezenlijking van prioritaire doelstellingen, met inbegrip van de overgang naar een gifvrije circulaire economie. Volgens de Europese Green Deal moet de Unie bovendien de vervuiling van lucht, water, bodem en consumptiegoederen beter monitoren, rapporteren, voorkomen en verhelpen. Dit betekent dat chemische stoffen, materialen en producten veilig en duurzaam moeten zijn door het ontwerp en tijdens hun levenscyclus, wat leidt tot gifvrije materiaalcycli, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 12 mei 2021 over een Europees actieplan: ‘Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul’ en de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 over een ‘Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu’ waarin wordt opgeroepen tot het omarmen van de ambitie om de vervuiling bij productie en consumptie tot nul terug te brengen. Bovendien wordt zowel in de Europese Green Deal als in het actieplan voor de circulaire economie erkend dat de kritische massa van de interne markt de Unie in staat stelt mondiale normen met betrekking tot de duurzaamheid van producten en productontwerp te beïnvloeden. Deze verordening zal daarom een belangrijke rol spelen bij het behalen van verschillende streefdoelen uit de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling uit de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, zowel binnen als buiten de Unie, met name de specifieke streefdoelen uit hoofde van duurzameontwikkelingsdoel 12 (‘Verantwoorde consumptie en productie’).
- (11)
Richtlijn 2009/125/EG voorzag in een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten. Samen met Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad (11) is door deze verordening de vraag naar primaire energie voor producten in de Unie significant afgenomen en naar verwachting zal er steeds meer worden bespaard. Onder de uitvoeringsmaatregelen die uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, zijn ook vereisten betreffende circulariteitsaspecten, zoals duurzaamheid, repareerbaarheid en recycleerbaarheid. Tegelijkertijd is het toepassingsgebied van instrumenten zoals de EU-milieukeur, die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (12), of de criteria voor groene overheidsopdrachten van de EU die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 16 juli 2008 ‘Overheidsopdrachten voor een beter milieu’ groter, maar deze hebben minder impact omdat ze vrijwillig zijn.
- (12)
Met Richtlijn 2009/125/EG zijn de energie-efficiëntie en enkele circulariteitsaspecten van energiegerelateerde producten over het algemeen met succes gestimuleerd, en met de hierin gehanteerde benadering inzake ecologisch ontwerp kan geleidelijk de duurzaamheid van alle producten worden aangepakt. Om de verbintenissen uit de Europese Green Deal te behalen, moet deze benadering worden uitgebreid naar andere productgroepen, waarbij de belangrijkste aspecten systematisch worden aangepakt om de ecologische duurzaamheid van producten met bindende vereisten te verbeteren. Door ervoor te zorgen dat uitsluitend producten die aan deze vereisten voldoen in de Unie in de handel worden gebracht, zal met deze verordening niet alleen het vrije verkeer van die producten worden verbeterd door nationale verschillen te voorkomen, maar zullen ook de negatieve milieueffecten gedurende de levenscyclus van producten waarvoor dergelijke vereisten gelden, worden verlaagd.
- (13)
Om een doeltreffend en toekomstbestendig geharmoniseerd regelgevingskader te scheppen, is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat er voor alle fysieke goederen die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, inclusief onderdelen zoals banden en tussenproducten, vereisten inzake ecologisch ontwerp kunnen worden vastgesteld. Digitale inhoud die integraal deel uitmaakt van een fysiek product zal ook binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Dit moet de Commissie in staat stellen een zo breed mogelijk gamma aan producten in aanmerking te nemen bij het prioriteren van de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp en zo de doeltreffendheid ervan te optimaliseren. Waar nodig moeten bij het vaststellen van de vereisten inzake ecologisch ontwerp specifieke vrijstellingen worden bepaald, met name wanneer vereisten inzake ecologisch ontwerp niet noodzakelijk zijn om bij te dragen tot de ecologische duurzaamheid van specifieke producten, of bijvoorbeeld voor producten met een bijzonder gebruik, producten met een bijzonder doel dat niet kan worden verwezenlijkt als aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt voldaan, of producten die in zeer kleine hoeveelheden worden geproduceerd, of rekening houdend met de specificiteit en de omvang van de markt van het product. Bovendien mag deze verordening niet van toepassing zijn op producten waarvoor al duidelijk is dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp niet geschikt zijn of waarvoor dergelijke vereisten in andere kaders zijn vastgesteld. Dit moet het geval zijn voor levensmiddelen en diervoeders zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (13), voor geneesmiddelen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), voor diergeneesmiddelen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad (15), voor levende planten, dieren en micro-organismen, voor producten van menselijke oorsprong, voor producten van planten en dieren, rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan, en voor voertuigen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16), in artikel 2, lid 1, Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17) en in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (18), met betrekking tot de productaspecten waarvoor vereisten zijn vastgesteld uit hoofde van sectorspecifieke wetgevingshandelingen van de Unie die op deze voertuigen van toepassing zijn. Voor die voertuigen gelden verschillende productspecifieke vereisten en verschillende geharmoniseerde typegoedkeuringssystemen uit hoofde van rechtshandelingen van de Unie, zoals Richtlijnen 2000/53/EG (19) en 2005/64/EG (20) van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2018/858. Aanvullende geharmoniseerde vereisten voor voertuigen moeten beperkt blijven tot aspecten die momenteel niet aan bod komen, zoals milieuvereisten voor banden. Elektrische fietsen en elektrische scooters moeten echter van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.
- (14)
Op grond van Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad (21) moeten de lidstaten minimumeisen voor de energieprestatie vaststellen voor tot de bouwschil behorende onderdelen van een gebouw en systeemeisen in verband met de algehele energieprestatie, het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en controleren van de technische bouwsystemen in nieuwe of bestaande gebouwen. In overeenstemming met de doelstellingen van deze verordening kunnen deze minimumeisen voor de energieprestatie in bepaalde omstandigheden de installatie beperken van energiegerelateerde producten die aan deze verordening en de gedelegeerde handelingen voldoen, mits dergelijke vereisten geen onrechtvaardige marktbelemmering vormen.
- (15)
Om de ecologische duurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer van producten binnen de interne markt te waarborgen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen met vereisten inzake ecologisch ontwerp. Die vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten in de regel gelden voor specifieke productgroepen, zoals huishoudelijke wasmachines en wasdroogcombinaties. Om vereisten inzake ecologisch ontwerp zo doeltreffend mogelijk te maken en de ecologische duurzaamheid van producten efficiënt te verbeteren, moet het ook mogelijk zijn een of meerdere horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een breder gamma aan productgroepen, zoals elektronische apparatuur of textiel, vast te stellen. Er moeten horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld wanneer de ecologische duurzaamheid van productgroepen dankzij hun technische overeenkomsten op basis van dezelfde vereisten kan worden verbeterd. Het is belangrijk dat er horizontale vereisten worden ontwikkeld, met name op het gebied van duurzaamheid en repareerbaarheid.
- (16)
Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten, waar passend, prestatievereisten of informatievereisten omvatten, of beide. Die vereisten moeten worden gebruikt voor het verbeteren van de productaspecten die relevant zijn voor ecologische duurzaamheid, zoals duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, energie-efficiëntie, recycleerbaarheid en de koolstofafdrukken en milieuvoetafdrukken. Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten transparant, objectief en evenredig zijn, en overeenstemmen met de internationale handelsregels.
- (17)
De sector voor tweedehandsproducten speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van duurzame productie en consumptie en bij de ontwikkeling van nieuwe circulaire bedrijfsmodellen en draagt bij aan het verlengen van de levensduur van een product en het voorkomen dat het afval wordt. Tweedehandsproducten, met name producten die worden opgeknapt of gerepareerd en die afkomstig zijn uit de Unie, zijn geen nieuwe producten en kunnen op de interne markt circuleren zonder dat zij hoeven te voldoen aan gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp die in werking zijn getreden nadat deze producten in de handel zijn gebracht. Hergeproduceerde producten worden echter als nieuwe producten beschouwd en zullen onderworpen zijn aan vereisten inzake ecologisch ontwerp indien zij binnen het toepassingsgebied van een gedelegeerde handeling vallen.
- (18)
Om de werking van de interne markt te waarborgen mogen lidstaten wanneer de Commissie voor een bepaalde productgroep een gedelegeerde handeling met vereisten inzake ecologisch ontwerp heeft vastgesteld geen nationale prestatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde prestatievereisten vallen, en mogen zij geen nationale informatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde informatievereisten vallen. Om de ecologische duurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer ervan te waarborgen binnen de interne markt, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen vast te stellen dat voor een bepaalde productparameter geen vereisten inzake ecologisch ontwerp in de vorm van prestatievereisten of informatievereisten nodig zijn indien een vereiste met betrekking tot die specifieke productparameter een negatief effect zou hebben op de vereisten inzake ecologisch ontwerp die voor de productgroep in aanmerking worden genomen.
- (19)
Bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie rekening houden met de aard en het doel van de desbetreffende producten en de kenmerken van de relevante markten. Defensiematerieel moet bijvoorbeeld onder specifieke en soms zware omstandigheden kunnen worden ingezet, en daarmee moet rekening worden gehouden bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Bepaalde informatie over defensiematerieel mag niet openbaar worden gemaakt en moet worden beschermd. Bijgevolg mogen er geen vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor producten die uitsluitend zijn bestemd voor defensie of de nationale veiligheid. Het is belangrijk dat bij de vereisten inzake ecologisch ontwerp voor ander militair of gevoelig materiaal rekening worden gehouden met de beveiligingsbehoeften en de kenmerken van de defensiemarkt, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (22). Op vergelijkbare wijze is de ruimtevaartindustrie van strategisch belang voor Europa en voor zijn technologische onafhankelijkheid. Aangezien ruimtevaarttechnologie onder extreme omstandigheden wordt gebruikt, moeten voor vereisten inzake ecologisch ontwerp van ruimtevaartproducten duurzaamheidsoverwegingen worden afgewogen tegen veerkracht en de verwachte prestaties. Bovendien moet de Commissie voor medische hulpmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad (23) en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad (24) rekening houden met de noodzaak om de gezondheid en veiligheid van patiënten en gebruikers niet negatief te beïnvloeden. Voorts moet de Commissie er bij de beoordeling van de kenmerken van de markt en de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp naar streven rekening te houden met nationale kenmerken, zoals de verschillende klimaatomstandigheden in de lidstaten en de praktijken en technologieën die in de lidstaten met bewezen gunstige milieueffecten worden gebruikt.
- (20)
Om regeldruk te voorkomen, is het zaak consistentie te waarborgen tussen deze verordening en de vereisten die zijn vastgesteld in of op grond van ander Unierecht, met name inzake producten, chemicaliën, verpakkingen en afval. Indien er uit hoofde van ander Unierecht bevoegdheden voor het vaststellen van vereisten met dezelfde of vergelijkbare gevolgen als de vereisten uit hoofde van deze verordening bestaan, vormt dit echter geen beperking van de bevoegdheden uit hoofde van deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
- (21)
Bij het opstellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie rekening houden met een aantal elementen, namelijk prioriteiten van de Unie, relevant Unie- en nationaal recht, relevante internationale overeenkomsten en zelfreguleringsmaatregelen en relevante normen. De Commissie moet ook rekening houden met de prioriteiten inzake klimaat, milieu, energie-efficiëntie, hulpbronnenefficiëntie en veiligheid, met inbegrip van een gifvrije circulaire economie, en andere daarmee samenhangende prioriteiten en streefdoelen van de Unie. Het is belangrijk aandacht te besteden aan de doelstellingen van het achtste milieuactieprogramma dat is vastgesteld in Besluit (EU) 2022/591, waaronder de doelstelling dat mensen uiterlijk in 2050 goed leven, binnen de grenzen van onze planeet en in een welzijnseconomie, aan het beginsel ‘geen schade berokkenen’ en de afvalhiërarchie zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (25), alsook aan de toezeggingen van de Unie om de biodiversiteit te beschermen en te herstellen, zoals ook verwoord in de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 inzake een ‘EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen’ en het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal, dat is vastgesteld door de vijftiende vergadering van de Conferentie der Partijen (COP-15) bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit.
- (22)
Voor gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet, net als het geval was voor uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG, een specifieke effectbeoordeling worden uitgevoerd en worden overlegd met belanghebbenden, en deze moeten in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie worden opgesteld en een beoordeling van de internationale dimensie en de impact op derde landen omvatten. De Commissie moet haar effectbeoordeling baseren op de beste beschikbare gegevens en naar behoren rekening houden met alle aspecten van de levenscyclus van het product. Bij de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie een wetenschappelijke aanpak hanteren en ook relevante technische informatie in aanmerking nemen die als basis dient voor of is afgeleid van met name Verordening (EG) nr. 66/2010, Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (26), technische screeningscriteria die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (27) en de EU-criteria voor groene overheidsopdrachten.
- (23)
Om rekening te houden met de diversiteit van producten, moet de Commissie de methoden voor het beoordelen van de vaststelling van de vereisten inzake ecologisch ontwerp selecteren en deze indien nodig verder ontwikkelen. Dergelijke methoden moeten worden gebaseerd op de aard van het product, de relevantste aspecten ervan en de impact ervan gedurende de levenscyclus. Hierbij moet de Commissie haar ervaring bij het beoordelen van de vaststelling van vereisten uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG en de aanhoudende inspanningen om op wetenschap gebaseerde beoordelingsinstrumenten te ontwikkelen en verbeteren in aanmerking nemen, waaronder de actualisering van de methode voor ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten en de milieuvoetafdrukmethode voor producten van Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie (28), onder meer met betrekking tot de tijdelijke opslag van koolstof en de ontwikkeling van normen door internationale en Europese normalisatie-instellingen, onder meer over de materiaalefficiëntie van energiegerelateerde producten. De Commissie moet de circulariteitsaspecten (zoals duurzaamheid, repareerbaarheid, inclusief een scoresysteem voor repareerbaarheid, recycleerbaarheid, herbruikbaarheid, en de vaststelling van chemische stoffen die hergebruik en recycling in de weg staan) op basis van die instrumenten en indien nodig met gebruik van gerichte studies verder versterken bij de beoordeling van producten overeenkomstig een levenscyclusbenadering met het oog op de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, en waar nodig nieuwe methoden of instrumenten ontwikkelen. Bij de berekening van informatie met betrekking tot ecologische levenscyclusindicatoren, zoals de koolstofvoetafdruk, moet rekening worden gehouden met internationaal vastgestelde methoden die al in het Unierecht ten uitvoer zijn gelegd. Het is ook belangrijk om rekening te houden met wetenschappelijke methoden die worden aanbevolen door internationale en Europese normalisatie-instellingen. Meer bepaald moet bij het maken van modellen van de energie die wordt gebruikt in productieprocessen bijzondere aandacht worden besteed aan de modellering van de energiemix, waarbij ook rekening moet worden gehouden met factoren zoals stroomafnameovereenkomsten, garanties van oorsprong en eigen elektriciteitsproductie. Er kunnen ook nieuwe werkwijzen nodig zijn voor de voorbereiding van verplichte criteria van overheidsopdrachten en voor het verbieden van de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen.
- (24)
Prestatievereisten moeten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor het productaspect waarvoor is vastgesteld dat de ecologische duurzaamheid kan worden verbeterd. Voorbeelden van dergelijke vereisten kunnen minimale of maximale prestatieniveaus zijn in verband met de productparameter, niet-kwantitatieve vereisten voor het verbeteren van de prestaties in verband met de productparameter of vereisten in verband met de functionele werking van een product om te waarborgen dat de geselecteerde prestatievereisten geen negatieve invloed hebben op het vermogen van het product om de functie waarvoor het is ontworpen en in de handel is gebracht uit te voeren. Deze minimum- of maximumniveaus kunnen bijvoorbeeld de vorm aannemen van een beperking van het energieverbruik tijdens de gebruiksfase of van de hoeveelheid van een bepaald materiaal dat in het product wordt verwerkt, een vereiste minimale hoeveelheid gerecyclede inhoud, of een beperking van een specifieke milieueffectcategorie of van een aggregatie van alle relevante milieueffecten. Een voorbeeld van een niet-kwantitatieve vereiste is het verbod op een specifieke technische oplossing die nadelig is voor de repareerbaarheid van het product. Prestatievereisten worden gebruikt om te garanderen dat de slechtst presterende producten van de markt worden gehaald en geleidelijk wordt overgestapt naar de best presterende producten wanneer dat nodig is om bij te dragen aan de doelstellingen uit deze verordening op het gebied van ecologische duurzaamheid. Prestatievereisten kunnen ook betrekking hebben op het gebruik van hulpbronnen, met inbegrip van vereisten met betrekking tot het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen of materialen met een biogebaseerde inhoud in het product, en op het vrijkomen van nano- en microplastics. Wanneer de Commissie een combinatie van vereisten overweegt, moet zij deze in hun geheel beoordelen en vaststellen welke combinatie van vereisten de grootste ecologische duurzaamheidsvoordelen oplevert.
- (25)
Om de consistentie te waarborgen, moeten prestatievereisten een aanvulling vormen op de uitvoering van het Unierecht inzake afval. Terwijl Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (29) voorziet in vereisten voor het in de handel brengen van verpakking als eindproduct, kan deze verordening die richtlijn aanvullen met op producten gebaseerde vereisten die gericht zijn op de verpakking van specifieke producten wanneer deze in de handel worden gebracht. Indien nodig moeten dergelijke aanvullende vereisten voornamelijk bijdragen aan het beperken van de hoeveelheid verpakking die wordt gebruikt, wat vervolgens weer bijdraagt aan het voorkomen van afvalproductie in de Unie.
- (26)
Chemische veiligheid is een erkend onderdeel van de duurzaamheid van producten. Deze is gebaseerd op de intrinsieke gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu in combinatie met specifieke of algemene blootstelling en wordt behandeld in het Unierecht inzake chemische stoffen, zoals de Verordeningen (EG) nr. 1935/2004 (30), (EG) nr. 1907/2006(31), (EG) nr. 1272/2008(32), (EG) nr. 1223/2009(33), (EU) 2017/745, (EU) 2019/1021(34) en Richtlijn 2009/48/EG(35) van het Europees Parlement en de Raad. Deze verordening mag het niet mogelijk maken om stoffen voornamelijk te beperken op basis van chemische veiligheid, zoals dit in ander Unierecht wordt gedaan. Het Unierecht inzake chemische stoffen voorziet al in beperkingen voor stoffen of mengsels die verband houden met de veiligheid of risico's, indien nodig. De vaststelling van prestatievereisten moet echter ook, waar nodig, significante risico's voor de menselijke gezondheid of voor het milieu beperken. Informatievereisten betreffende de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen zullen ook bijdragen tot een vermindering van de blootstelling aan chemische stoffen, naast de risicobeheersmaatregelen waarin ander Unierecht voorziet. Op dezelfde wijze mag deze verordening het niet mogelijk maken om stoffen te beperken om redenen in verband met voedselveiligheid. Het Unierecht inzake chemische stoffen en voeding voorziet echter niet in de aanpak van duurzaamheidseffecten die geen verband houden met chemische of voedselveiligheid door middel van de beperking van bepaalde stoffen. Om die beperking weg te nemen, moet het in de verordening onder bepaalde omstandigheden zijn toegestaan om beperkingen op te leggen aan stoffen die aanwezig zijn in producten of worden gebruikt tijdens het productieproces en die een negatieve invloed hebben op de duurzaamheid van producten. Deze verordening moet, indien nodig, een aanvulling zijn, maar mag niet leiden tot de duplicatie of vervanging van beperkingen van stoffen uit Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (36), die als doel heeft de volksgezondheid en het milieu te beschermen, met inbegrip van de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing en verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
- (27)
De Commissie moet bij het vaststellen van prestatievereisten vereisten kunnen invoeren om te voorkomen dat bepaalde stoffen in producten terechtkomen. De identificatie van dergelijke stoffen moet deel uitmaken van de beoordeling die de Commissie uitvoert voorafgaand aan de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een specifieke productgroep, en de Commissie moet bij die beoordeling bijvoorbeeld rekening houden met de vraag of een stof het hergebruik of de recycling van een product ingewikkelder maakt of de kenmerken van het gerecyclede materiaal, zoals de kleur of geur ervan, negatief beïnvloedt. Wanneer van een stof reeds bekend is dat zij de circulariteit van een productgroep belemmert, kan dit erop wijzen dat de stof ook de circulariteit van andere productgroepen belemmert. De identificatie en mogelijke beperking van een stof moet ook leiden tot een informatievereiste.
- (28)
Om de ecologische duurzaamheid van producten te verbeteren, moeten informatievereisten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor een productaspect, zoals de milieu- en koolstofvoetafdruk en de duurzaamheid van het product. Hierin moet van de fabrikanten worden gevraagd informatie over de prestaties van het product in verband met een geselecteerde productparameter of andere informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop andere partijen het product behandelen openbaar te maken om de prestaties in verband met een dergelijke parameter te verbeteren. Dergelijke informatievereisten kunnen in voorkomend geval worden vastgesteld ter aanvulling of in plaats van prestatievereisten over dezelfde productparameter. Het is belangrijk dat de Commissie haar besluit om alleen informatievereisten in plaats van prestatievereisten vast te stellen naar behoren motiveert. Indien een gedelegeerde handeling informatievereisten bevat, moet worden vermeld hoe de vereiste informatie openbaar en gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt, zoals de opname op een gratis toegankelijke website, in een digitaal productpaspoort of op een productetiket. Essentiële informatie over de gezondheid, veiligheid en rechten van eindgebruikers moet altijd fysiek aan consumenten worden verstrekt en toegankelijk zijn via een gegevensdrager op het product. Informatievereisten zijn nodig om de gedragsverandering te bewerkstelligen die noodzakelijk is om te garanderen dat de doelstellingen uit de verordening op het gebied van ecologische duurzaamheid worden behaald. Informatie die relevant is voor maken van een geïnformeerde aankoopbeslissing moet vóór de aankoop van het product aan de consument worden verstrekt. Doordat informatievereisten kopers en overheden een gepast hulpmiddel bieden om producten op basis van hun ecologische duurzaamheid te vergelijken, zullen zij consumenten en overheden naar verwachting aanzetten tot duurzamere keuzes. Informatievereisten moeten ook bijdragen tot betere inzamelingspercentages door de lidstaten voor relevante productgroepen, met name voor die groepen waarvoor een significant potentieel voor hergebruik en opknappen bestaat, zoals mobiele telefoons waarvoor het inzamelingspercentage in de lidstaten niet meer dan 5 % bedraagt, bijvoorbeeld door informatie over terugnamesystemen te vergemakkelijken door middel van financiële stimulansen en statiegeldregelingen, garanties voor de gegevensbescherming, databanken van inzamelpunten, en gepersonaliseerde informatie, via een digitaal productpaspoort, over het einde van de levensduur over de waarde van het product en over beste praktijken inzake correcte verwijdering.
- (29)
Indien gedelegeerde handelingen informatievereisten bevatten, kunnen hierin ook prestatieklassen in verband met een of meerdere relevante productparameters worden bepaald om producten eenvoudiger te kunnen vergelijken. Met prestatieklassen moet onderscheid tussen producten kunnen worden gemaakt op basis van hun relatieve duurzaamheid, en deze kunnen zowel door consumenten als door overheden worden gebruikt. Deze zijn dus bedoeld om de markt in de richting van duurzamere producten te sturen.
- (30)
Informatievereisten betreffende repareerbaarheid en duurzaamheid zijn van essentieel belang om consumenten in staat te stellen duurzaam te consumeren. Deze verordening moet het mogelijk maken om repareerbaarheids- of duurzaamheidsscores vast te stellen voor producten waarvoor dergelijke scores passend wordt geacht met het oog op de verstrekking van milieuvoordelen en duidelijkere informatie voor de consument. Om de consument in staat te stellen producten doeltreffend te beoordelen en te vergelijken, is het belangrijk dat het formaat, de inhoud en de weergave van dergelijke repareerbaarheids- en duurzaamheidsscores gemakkelijk te begrijpen taal en pictogrammen omvatten en dat de repareerbaarheidsscore gebaseerd is op een geharmoniseerde methodologie die voor het product of de productgroep is gespecificeerd, waarbij parameters zoals de beschikbaarheid en de prijs van reserveonderdelen, het gemak van demontage en de beschikbaarheid van instrumenten tot één score worden samengevoegd.
- (31)
Informatie over de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten is essentieel voor het identificeren en bevorderen van duurzame producten. De chemische samenstelling van producten is grotendeels bepalend voor hun functies en effecten en voor de mogelijkheid om deze te hergebruiken of nuttig toe te passen als zij afval worden. Volgens de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 ‘Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu’ moet de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten tot een minimum worden beperkt en moet er worden gezorgd voor de beschikbaarheid van informatie over de inhoud aan chemische stoffen en veilig gebruik door informatievereisten in te voeren en de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen tijdens de levenscyclus van materialen en producten te volgen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 en ander bestaand recht inzake chemische stoffen zoals Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt communicatie over gevaren voor de gezondheid of het milieu van bepaalde zorgwekkende stoffen als zodanig of in een mengsel al gewaarborgd. Gebruikers van stoffen en mengsels moeten ook van relevante informatie worden verstrekt. Bovendien moeten gebruikers van producten die geen stoffen of mengsels zijn en mensen die het afval van dergelijke producten beheren ook relevante informatie ontvangen, waaronder informatie die hoofdzakelijk te maken heeft met de gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu. Daarom moet deze verordening voorzien in de vaststelling van vereisten in verband met het traceren en communiceren van informatie over duurzaamheid, waaronder de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten gedurende hun levenscyclus, ook voor de decontaminatie en de nuttige toepassing ervan als zij afval worden. Een dergelijk kader moet erop gericht zijn geleidelijk de zorgwekkende stoffen in alle producten te bestrijken die worden genoemd in door de Commissie vast te stellen werkplannen. Dergelijke vereisten betreffende het traceren van zorgwekkende stoffen moeten standaard worden opgenomen wanneer uit hoofde van deze verordening een informatievereiste moet worden vastgesteld, behalve wanneer een dergelijke informatievereiste deel uitmaakt van horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp. Om rekening te houden met de criteria waaraan vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten voldoen, en met name om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden, moet de Commissie, naargelang het geval voor de betrokken productgroep, drempels kunnen vaststellen voor de concentratie van stoffen in het product of de relevante onderdelen die aanleiding geven tot het traceringsvereiste, gedifferentieerde toepassingstermijnen kunnen vaststellen en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, afwijkingen van het traceringsvereiste kunnen verlenen. Bij het vaststellen van de details van de vereiste informatie en de drempels moet de Commissie rekening houden met bestaande informatievereisten en drempels uit hoofde van het Unierecht, met name uit hoofde van Verordeningen (EG) nr. 1907/2006 en (EG) nr. 1272/2008, en andere sectorale productwetgeving. Wanneer de aanwezigheid van een stof in een product niet kan worden vastgesteld met de technologieën die op dit moment beschikbaar zijn, kan een afwijking op basis van technische haalbaarheid van toepassing zijn.
- (32)
Het beschikbaar stellen van een digitaal productpaspoort moet een van de informatievereisten uit deze verordening zijn. Het digitale productpaspoort is een belangrijk instrument om informatie beschikbaar te stellen aan actoren in de hele waardeketen en de beschikbaarheid van een digitaal productpaspoort zal de traceerbaarheid van een product in de gehele waardeketen naar verwachting significant verbeteren. Het digitale productpaspoort zal naar verwachting klanten helpen geïnformeerde keuzes te maken door de toegang tot relevante informatie te verbeteren, marktdeelnemers, namelijk fabrikanten, gemachtigde vertegenwoordigers, importeurs, distributeurs, handelaren en fulfilmentdienstverleners, en andere actoren in de waardeketen, zoals klanten, professionele reparateurs, onafhankelijke marktdeelnemers, opknapbedrijven, herproducenten, recyclingcentra, markttoezicht- en douaneautoriteiten, maatschappelijke organisaties, onderzoekers, vakbonden en de Commissie, of organisaties die namens hen handelen, om toegang te hebben tot relevante gegevens of deze op te nemen of bij te werken en bevoegde nationale autoriteiten in staat te stellen om hun taken uit te voeren, zonder de bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie in gevaar te brengen. Daartoe is het belangrijk dat het digitale productpaspoort gebruikersvriendelijk is en dat de daarin opgenomen gegevens nauwkeurig, volledig en actueel is. Niet-digitale manieren om informatie over te dragen, zoals in de producthandleiding of op een etiket, moeten het digitale productpaspoort indien nodig aanvullen. Bovendien moet het productpaspoort kunnen worden gebruikt voor informatieverstrekking over de desbetreffende productgroep op grond van ander Unierecht.
- (33)
Om rekening te houden met de aard en de markt van het product, moet de informatie die wordt opgenomen in het digitale productpaspoort per geval nauwkeurig worden bestudeerd bij het opstellen van productspecifieke regels. Teneinde de toegang tot de daaruit volgende gegevens te optimaliseren en tegelijkertijd de intellectuele-eigendomsrechten te beschermen, moet het digitale productpaspoort zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat gedifferentieerde toegang tot de gegevens in het digitale productpaspoort mogelijk is, afhankelijk van het soort gegevens en het type belanghebbende. Om te voorkomen dat bedrijven en het publiek kosten maken die niet in verhouding staan tot de voordelen in ruimere zin, moet het digitale productpaspoort bovendien horen bij een specifiek item, een specifieke partij of een specifiek productmodel, afhankelijk van bijvoorbeeld de complexiteit van de waardeketen en de omvang, de aard of de effecten van de desbetreffende producten. Bij de effectbeoordelingen die worden uitgevoerd bij de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten de kosten en baten worden geanalyseerd van het vaststellen van informatievereisten door middel van een digitaal productpaspoort voor elk model, elke partij of elk item. De term ‘model’ verwijst gewoonlijk naar een versie van een product verstaan waarvan alle eenheden dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de vereisten inzake ecologisch ontwerp en dezelfde modelidentificatiecode delen; de term ‘partij’ verwijst gewoonlijk naar een bepaald aantal exemplaren van een specifiek model dat in één specifieke fabriek of in één keer wordt geproduceerd; de term ‘item’ verwijst gewoonlijk naar één exemplaar van een model. In de effectbeoordeling moet, voor zover het digitale productpaspoort gebaseerd is op normen die niet gratis zijn, ook worden nagegaan of een dergelijk vertrouwen passend is en hoe onevenredige kosten voor micro, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) kunnen worden vermeden.
- (34)
Aangezien ander Unierecht voorziet in informatievereisten voor producten en systemen opzet om informatie beschikbaar te stellen aan marktdeelnemers en klanten, moet de Commissie overwegen de informatievereisten uit hoofde van deze verordening te koppelen aan die andere vereisten, zoals de verplichting om veiligheidsinformatiebladen voor stoffen en mengsels te verstrekken in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1907/2006. Waar mogelijk moet de Commissie het digitale productpaspoort ook koppelen aan bestaande databanken en instrumenten van de Unie, zoals het Europees productregister voor energie-etikettering (European Product Registry for Energy Labelling — Eprel) of de databank voor informatie over zorgwekkende stoffen in voorwerpen, als zodanig of in complexe objecten (producten) (‘SCIP’).
- (35)
Om onnodige vertraging bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp die geen betrekking hebben op het digitale productpaspoort te voorkomen of om te waarborgen dat digitaal productpaspoorten doeltreffend kunnen worden ingevoerd, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor digitaal productpaspoorten indien er geen technische specificaties beschikbaar zijn over de essentiële vereisten voor het technisch ontwerp en de werking van het digitale productpaspoort. Op dezelfde wijze moet de Commissie, om onnodige administratieve lasten voor marktdeelnemers te voorkomen, de mogelijkheid hebben productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor digitaal productpaspoorten indien ander Unierecht reeds een systeem omvat voor de digitale verstrekking van productinformatie waarmee actoren in de waardeketen toegang tot relevante productinformatie hebben en bevoegde nationale autoriteiten de productconformiteit gemakkelijker kunnen verifiëren. Die vrijstellingen moeten periodiek worden herzien met inachtneming van de groeiende beschikbaarheid van technische specificaties.
- (36)
De unieke identificatie van producten is essentieel om de traceerbaarheid in de hele toeleveringsketen mogelijk te maken. Daarom moet het digitale productpaspoort worden gekoppeld aan een unieke productidentificatiecode. Bovendien moet het digitale productpaspoort waar nodig worden gekoppeld aan een unieke marktdeelnemeridentificatiecode en een unieke faciliteitenidentificatiecode aan de hand waarvan de bij dat product betrokken actoren en productiefaciliteiten kunnen worden getraceerd. Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten de gegevensdrager, de unieke marktdeelnemeridentificatiecode en voor de unieke faciliteitenidentificatiecode die zorgen voor traceerbaarheid overeenkomstig internationaal erkende normen worden afgegeven. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan wijzigen door normen te vervangen of toe te voegen volgens welke de gegevensdrager, de unieke marktdeelnemeridentificatiecode en voor de unieke faciliteitenidentificatiecode gezien de technische of wetenschappelijke vooruitgang openbaar kunnen worden gemaakt. Dat moet waarborgen dat de gegevens uit het digitale productpaspoort door alle marktdeelnemers kan worden geregistreerd en overgedragen en dat unieke identificatiecodes compatibel zijn met externe onderdelen zoals scanapparatuur. De gegevens moeten bovendien via een open interoperabel gegevensuitwisselingsnetwerk zonder afhankelijkheid van één verkoper kunnen worden doorgegeven.
- (37)
De toegang tot digitale informatie over het product en de levenscyclus ervan, of in voorkomend geval het paspoort ervan, moet eenvoudig kunnen worden verkregen door het scannen van een gegevensdrager, zoals een watermerk of een Quick Response-code (QR-code). Waar mogelijk moet de gegevensdrager zich op het product zelf bevinden, zodat de gegevens gedurende zijn gehele levenscyclus toegankelijk blijft. Er moeten echter afwijkingen mogelijk zijn, afhankelijk van de aard, de omvang of het gebruik van de desbetreffende producten.
- (38)
Om de toegang tot het digitale productpaspoort te waarborgen voor de periode die is bepaald in gedelegeerde handelingen, ook na een insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteit in de Unie, moet de marktdeelnemer die het product in de handel brengt een back-upkopie van het digitale productpaspoort ter beschikking stellen via een aanbieder van digitale-productpaspoortdiensten die een onafhankelijke derde is.
- (39)
Om het productpaspoort doeltreffend uit te rollen, moeten het technisch ontwerp, de gegevensvereisten en de werking van het digitale productpaspoort voldoen aan een reeks essentiële technische vereisten die een basis vormen voor de consistente uitrol van het digitale productpaspoort in verschillende sectoren. Om te waarborgen dat die essentiële vereisten doeltreffend worden uitgevoerd, moeten er technische specificaties worden vastgesteld in de vorm van geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend zijn gemaakt of, als alternatief, door de Commissie met behulp van uitvoeringshandelingen vastgestelde gemeenschappelijke specificaties. Met het technisch ontwerp moet worden gewaarborgd dat de gegevens veilig en in overeenstemming met de privacyregels in het productpaspoort staan. Het digitaal productpaspoort moet in een open dialoog met internationale partners worden ontwikkeld, zodat in de technische specificaties rekening kan worden gehouden met hun standpunten, zij kunnen helpen om handelsbelemmeringen voor groenere producten met een langere levenscyclus en circulariteit weg te nemen, kosten voor duurzame investeringen, marketing en naleving kunnen verlagen en innovatie kunnen ondersteunen. Teneinde hun doeltreffende uitvoering mogelijk te maken is het belangrijk dat technische specificaties en vereisten inzake traceerbaarheid in de hele waardeketen zoveel mogelijk worden ontwikkeld op basis van consensus en van de betrokkenheid, steun en effectieve samenwerking van diverse actoren, waaronder normalisatie-instellingen, industriebonden, start-ups, consumentenorganisaties, deskundigen, niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en internationale partners, zoals ontwikkelingseconomieën.
- (40)
Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de rol en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren duidelijk te omschrijven, zoals van instanties van afgifte en dienstverleners, die betrokken zullen zijn bij het creëren, authenticeren, verwerken en opslaan van gegevens in en eventueel de intrekking van belangrijke elementen van het digitale productpaspoort, zoals unieke identificatiecodes en gegevensdragers. De Commissie kan in dat verband een effectbeoordeling uitvoeren om na te gaan of het passend is om een certificeringsregeling voor aanbieders van digitale-productpaspoortdiensten te ontwikkelen.
- (41)
Om te waarborgen dat het digitale productpaspoort flexibel, slagvaardig en marktgestuurd is en zich net zo ontwikkelt als bedrijfsmodellen, markten en innovaties, moet het worden gebaseerd op een gedecentraliseerd datasysteem en worden opgezet en beheerd door marktdeelnemers. Voor handhavings- en monitoringsdoeleinden is het echter nodig dat bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie direct toegang hebben tot een register van alle unieke identificatiecodes die zijn gekoppeld aan producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen. Daartoe moet de Commissie een digitaal productpaspoortregister opzetten en beheren waarin dergelijke gegevens wordt opgeslagen (het ‘register’). Indien dit nodig is om de handhaving verder te vergemakkelijken, moet de Commissie waar passend aangegeven welke andere gegevens uit het digitale productpaspoort eventueel in het register moet worden opgeslagen.
- (42)
De Commissie moet een gebruikersvriendelijk en openbaar toegankelijk webportaal opzetten en onderhouden waar belanghebbenden zoals klanten, marktdeelnemers en andere relevante actoren toegang hebben tot gegevens in de digitale productpaspoorten en de mogelijkheid om die gegevens op te zoeken en te vergelijken in overeenstemming met hun respectieve toegangsrechten die zijn gespecificeerd in de gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Het webportaal moet links bevatten naar gegevens die de marktdeelnemer al in zijn gedecentraliseerde digitale productpaspoort heeft opgeslagen.
- (43)
Indien op grond van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moeten de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde nationale autoriteiten binnen de lidstaten moet overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (37) verlopen, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de beginselen inzake gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. De eventuele verwerking van persoonsgegevens door de Commissie, vooral de gegevens die worden opgeslagen in het register, moet overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (38) verlopen. Persoonsgegevens van klanten mogen niet in het digitale productpaspoort worden opgeslagen.
- (44)
Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, is doeltreffende handhaving met betrekking tot in eigen land geproduceerde of ingevoerde producten die in de Unie in de handel zijn gebracht essentieel. Zodra de Commissie het register heeft opgezet, moeten douaneautoriteiten daar derhalve rechtstreeks toegang toe hebben via de EU-éénloketomgeving voor de douane die is ingesteld bij Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad (39). Douaneautoriteiten moeten op zijn minst verifiëren dat de unieke registratiecode van een product die aan hen verstrekt of beschikbaar gesteld moet worden en de relevante warencode overeenkomen met de in het register opgeslagen gegevens. Zo kunnen de douaneautoriteiten verifiëren dat er een digitaal productpaspoort bestaat voor ingevoerde producten. In voorkomend geval moet de Commissie in haar uitvoeringshandeling betreffende het register de nodige verplichtingen voor marktdeelnemers vaststellen om de in het register opgeslagen gegevens actueel te houden.
- (45)
De gegevens in het digitale productpaspoort zijn bedoeld om douaneautoriteiten in staat te stellen om het risicobeheer te verbeteren en te vergemakkelijken en te zorgen voor gerichtere grenscontroles. Derhalve moeten douaneautoriteiten de in het digitale productpaspoort en het bijbehorende register opgenomen gegevens kunnen inwinnen en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken overeenkomstig het Unierecht, onder meer voor risicobeheer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (40).
- (46)
Om consumenten aan te zetten tot duurzame keuzes moeten etiketten, indien dit is vereist bij de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, duidelijke en gemakkelijk te begrijpen informatie bevatten waarmee producten doeltreffend kunnen worden vergeleken, zoals prestatieklassen. Vooral voor consumenten kunnen fysieke etiketten een extra informatiebron zijn op de plaats van verkoop. Zij moeten hier snel op kunnen kijken om onderscheid tussen producten te maken op basis van hun prestaties in verband met een of meerdere productparameters. Bovendien moet via deze etiketten waar nodig toegang tot extra informatie kunnen worden verkregen, door middel van specifieke kenmerken zoals webadressen, dynamische QR-codes, koppelingen naar online etiketten of andere consumentgerichte middelen. De Commissie moet de effectiefste manier om dergelijke etiketten weer te geven, ook voor onlineverkoop op afstand, vermelden in de desbetreffende gedelegeerde handeling, met inachtneming van de gevolgen voor klanten en marktdeelnemers en de kenmerken van de desbetreffende producten. De Commissie moet ook kunnen vereisen dat het etiket op de verpakking van het product wordt afgedrukt.
- (47)
Verordening (EU) 2017/1369, die voorziet in een kader voor energie-etikettering, is samen met deze verordening van toepassing op energiegerelateerde producten. Energie-etiketten zijn een succesvol instrument voor wat betreft het verstrekken van passende informatie over energiegerelateerde producten aan consumenten. De prestatieklassen die in deze verordening zijn vastgesteld, moeten waar nodig als aanvullende informatie worden opgenomen op het energie-etiket zoals bepaald in artikel 16 van Verordening (EU) 2017/1369. Indien relevante informatie over de prestaties van een product met betrekking tot een productparameter niet als aanvullende informatie kan worden opgenomen op het energie-etiket voor het energiegerelateerd product, moet de Commissie zo nodig kunnen vereisen dat er in plaats van het energie-etiket een etiket overeenkomstig de onderhavige verordening wordt ingesteld waarop de relevante, op het energie-etiket vervatte informatie kan worden opgenomen.
- (48)
Consumenten moeten worden beschermd tegen misleidende informatie die in de weg zouden kunnen staan aan hun keuzes voor duurzamere producten. Om die reden moet het worden verboden producten in de handel te brengen of in gebruik te nemen die voorzien zijn van of vergezeld gaan van etiketten die klanten waarschijnlijk zullen misleiden of in verwarring zullen brengen doordat ze de etiketten uit deze verordening nabootsen, of die vergezeld gaan van enige andere informatie die klanten waarschijnlijk zal misleiden of in verwarring zal brengen met betrekking tot de in deze verordening bedoelde etiketten. De EU-milieukeur en andere nationaal of regionaal erkende EN ISO 14024-milieukeuren van type I worden niet geacht misleidend of verwarrend te zijn, mits de in het kader van die etikettenregelingen ontwikkelde criteria ten minste even streng zijn als de vereisten inzake ecologisch ontwerp.
- (49)
Om de doelstellingen uit de Europese Green Deal zo efficiënt mogelijk te behalen en de producten met de meeste impact als eerst aan te pakken, moet de Commissie de producten die uit hoofde van deze verordening moeten worden gereguleerd en de hiervoor geldende vereisten prioriteren. Op basis van het proces dat is gevolgd voor de prioritering uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie een werkplan opstellen dat ten minste drie jaar bestrijkt en een lijst productgroepen bevat waarvoor zij van plan is gedelegeerde handelingen vast te stellen, evenals de productaspecten waarvoor zij horizontaal toepasselijke gedelegeerde handelingen wil vaststellen. De Commissie moet haar prioritering baseren op een reeks criteria die voornamelijk betrekking hebben op de mogelijke bijdrage van de gedelegeerde handelingen aan de verwezenlijking van de klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de Unie en hun potentieel voor de verbetering van de geselecteerde productaspecten zonder dat dat tot onevenredige kosten voor het publiek en marktdeelnemers leidt. Lidstaten en belanghebbenden moeten bovendien worden geraadpleegd in een door de Commissie op te richten forum inzake ecologisch ontwerp. Vanwege de complementariteit tussen deze verordening en Verordening (EU) 2017/1369 voor energiegerelateerde producten moeten de tijdschema's voor het werkplan uit hoofde van deze verordening en het in artikel 15 van Verordening (EU) 2017/1369 bepaalde werkplan op elkaar worden afgestemd. Wanneer de Commissie prioriteit geeft aan tussenproducten, moet zij ook rekening houden met de gevolgen voor de eindproducten die van deze tussenproducten zijn gemaakt. Gezien hun belang voor het behalen van de energiedoelstellingen van de Unie moeten de werkplannen voldoende acties in verband met energiegerelateerde producten bevatten. Voertuigen zoals bedoeld Verordening (EU) nr. 167/2013, in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 168/2013 en in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858, zijn reeds onderworpen aan uitgebreide bepalingen, met inbegrip van specifieke milieuvereisten, en mogen daarom geen prioriteit krijgen bij de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Voor het eerste werkplan moet de Commissie prioriteit geven aan ijzer, staal, aluminium, textiel, met name kleding en schoeisel, meubilair, met inbegrip van matrassen, banden, reinigingsmiddelen, verf, smeermiddelen, chemische stoffen, ICT-producten en andere elektronische en energiegerelateerde producten, waarvoor voor het eerst vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten worden vastgesteld of waarvoor bestaande op grond van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde maatregelen in het kader van deze verordening moeten worden herzien. De Commissie moet een passende motivering geven voor het geval zij besluit die lijst te wijzigen.
- (50)
De cementindustrie is, als een van de meest energie-, materiaal- en koolstofintensieve sectoren, momenteel verantwoordelijk voor ongeveer 7 % van de mondiale CO2-emissies en 4 % van de CO2-emissies in de Unie, waardoor deze sector van cruciaal belang is om zo snel mogelijk te kunnen voldoen aan de Overeenkomst van Parijs en de klimaatdoelstellingen van de Unie. Bouwproducten, met inbegrip van cement, moeten weliswaar onder een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (de ‘bouwproductenverordening’), maar blijven ook onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Om te vermijden dat productvereisten ontbreken die dringend nodig zijn om onze klimaat- en milieudoelstellingen te halen en bij gebrek aan passende prestatie- en informatievereisten voor dergelijke producten uit hoofde van de bouwproductenverordening moet de Commissie ten vroegste op 31 december 2028 en uiterlijk op 1 januari 2030 gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij vereisten inzake ecologisch ontwerp voor cement worden vastgesteld.
- (51)
In deze verordening moeten wat betreft bouwproducten uitsluitend vereisten voor eindproducten worden vastgesteld indien de verplichtingen van de bouwproductenverordening en de uitvoering ervan waarschijnlijk niet toereikend zijn om de doelstellingen van deze verordening op het gebied van ecologische duurzaamheid te behalen. Bij het opstellen van werkplannen moet de Commissie er bovendien rekening mee houden dat de bouwproductenverordening in navolging van de huidige praktijk voorrang verleent aan duurzaamheidseisen die uit hoofde van deze verordening zijn vastgesteld voor energiegerelateerde producten die ook bouwproducten zijn. Dit moet bijvoorbeeld het geval zijn voor verwarmingstoestellen, boilers, warmtepompen, toestellen voor water- en ruimteverwarming, ventilatoren, koel- en ventilatiesystemen en fotovoltaïsche producten, met uitzondering van in gebouwen geïntegreerde fotovoltaïsche panelen. De bouwproductenverordening kan indien nodig op complementaire wijze gelden voor die producten, voornamelijk wat betreft veiligheidsaspecten, waarbij ook rekening wordt gehouden met ander Unierecht inzake producten zoals gastoestellen, op laagspanning werkende apparatuur en machines.
- (52)
Om ervoor te zorgen dat alle belanghebbende partijen naar behoren worden geraadpleegd, moet de Commissie een forum inzake ecologisch ontwerp oprichten, bestaande uit deskundigen die zijn aangewezen door de lidstaten en andere belanghebbende partijen, zoals vertegenwoordigers van de industrie, waaronder kmo's en de ambachtelijke industrie, sociale ondernemingen, vakbonden, handelaars, detailhandelaars, importeurs, consumenten- en milieuorganisaties, actoren die betrokken zijn bij activiteiten op het gebied van de circulaire economie, Europese normalisatie-instellingen en onderzoekers. Binnen het forum inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie een deskundigengroep van de lidstaten instellen, die moet bijdragen aan de voorbereiding van nieuwe vereisten inzake ecologisch ontwerp, aan de beoordeling van zelfreguleringsmaatregelen, aan de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten over maatregelen om de naleving van deze verordening te verbeteren, zoals voorlichtings- en informatiecampagnes of steunverlening aan kmo's, alsook aan de vaststelling van prioriteiten.
- (53)
Teneinde zelfregulering aan te moedigen als geldig alternatief voor een regelgevingsaanpak, moet de industrie in deze verordening, voortbouwend op Richtlijn 2009/125/EG, de mogelijkheid worden geboden zelfreguleringsmaatregelen in te dienen voor producten die niet zijn opgenomen in het werkplan. Zelfreguleringsmaatregelen moeten worden afgestemd op de doelstellingen van deze verordening. De Commissie moet de door de industrie voorgestelde zelfreguleringsmaatregelen, samen met de door de ondertekenaars verstrekte informatie en bewijsmaterialen, onder meer beoordelen in het licht van de internationale handelsverplichtingen van de Unie en de noodzaak om consistentie met het Unierecht te waarborgen. Het is ook passend dat de Commissie, bijvoorbeeld met het oog op relevante markt- of technologische ontwikkelingen binnen de betrokken productgroep, om een herziene versie van de zelfreguleringsmaatregelen kan verzoeken wanneer zij dit nodig acht. Zodra een zelfreguleringsmaatregel is opgenomen in een uitvoeringshandeling met een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die aan de vereisten van deze verordening voldoen, hebben marktdeelnemers een gewettigd vertrouwen dat de Commissie eerst de inhoud van een dergelijke maatregel zal bestuderen, alvorens een gedelegeerde handeling tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor de specifieke productgroep in kwestie voor te stellen. Niettemin moet de Commissie in staat zijn voor de productaspecten die in die zelfreguleringsmaatregel niet aan de orde komen vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen die ook gelden voor sommige of alle producten die onder een erkende zelfreguleringsmaatregel vallen. Indien de Commissie van mening is dat een zelfreguleringsmaatregel niet langer aan de criteria uit deze verordening voldoet, verwijdert zij deze uit die uitvoeringshandeling. Bijgevolg moet het mogelijk zijn vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor de productgroepen die eerder aan bod kwamen in die zelfreguleringsmaatregel.
- (54)
Kmo's zouden enorm kunnen profiteren van een stijgende vraag naar duurzame producten, maar zouden ook te maken kunnen krijgen met kosten en problemen vanwege bepaalde vereisten. De Commissie moet bij het opstellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp rekening houden met de gevolgen daarvan voor kmo's, met name voor micro-ondernemingen die actief zijn in de betrokken productsector. De lidstaten en de Commissie moeten binnen het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn relevante informatie, waaronder richtsnoeren, verstrekken, gerichte en gespecialiseerde opleiding aanbieden en specifieke hulp en ondersteuning, waaronder financiële ondersteuning, bieden aan kmo's die producten maken waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Die verrichtingen zijn met name van belang voor productgroepen waar de aanwezigheid van kmo's relevant is. De Commissie moet, in voorkomend geval, de berekening van de milieuvoetafdruk van producten ondersteunen door te voorzien in digitale instrumenten, zoals instrumenten voor de berekening van levenscyclusbeoordelingen, en de uitvoering van het digitale-productpaspoort ondersteunen. Het is belangrijk dat de Commissie financiële steun verleent aan vertegenwoordigers van kmo's, met name die van micro-ondernemingen, om hen in staat te stellen effectief deel te nemen aan het forum inzake ecologisch ontwerp en dat de Commissie aan kmo's gemakkelijk toegankelijke informatie verschaft over beschikbare financiële ondersteuning en programma's. De verrichtingen van de lidstaten moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de geldende staatssteunregels. Bij het ontwikkelen en uitvoeren van die verrichtingen kunnen de lidstaten gebruikmaken van de steun die wordt geboden door programma's van de Unie en initiatieven voor kmo's.
- (55)
De vernietiging van onverkochte consumptiegoederen, zoals textiel en schoeisel, door marktdeelnemers is een wijdverspreid milieuprobleem in de hele Unie aan het worden, voornamelijk door toedoen van de snelle groei van de onlineverkoop. Dit brengt een verlies van waardevolle economische hulpbronnen met zich mee, aangezien de goederen worden geproduceerd en vervoerd en vervolgens worden vernietigd zonder voor het beoogde doel te zijn gebruikt. Voor de milieubescherming is het dan ook noodzakelijk dat deze verordening voorziet in een kader om de vernietiging van onverkochte producten die hoofdzakelijk zijn bestemd voor consumenten te voorkomen, met inbegrip van niet te koop aangeboden producten of producten die door consumenten zijn teruggezonden op grond van hun herroepingsrecht zoals vastgelegd in Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (41) of gedurende een langere door de handelaar toegekende herroepingstermijn. Het begrip vernietiging zoals omschreven in deze verordening moet betrekking hebben op de laatste drie activiteiten in de afvalhiërarchie, te weten recycling, andere nuttige toepassing en verwijdering. Voorbereiding voor hergebruik, waaronder opknappen en herproductie, mogen niet als vernietiging worden beschouwd. Het voorkomen van vernietiging verkleint het milieu-impact van die producten, doordat er minder afvalstoffen worden geproduceerd en overproductie wordt ontmoedigd. Marktdeelnemers moeten de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat onverkochte consumptiegoederen moeten worden vernietigd. Gezien het feit dat verschillende lidstaten nationale wetgeving over de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen hebben ingevoerd, waardoor de marktverstoringen zijn opgetreden, zijn hierover bovendien geharmoniseerde regels nodig, zodat dezelfde regels en stimuleringsmaatregelen gelden voor distributeurs, detailhandelaars en andere marktdeelnemers in alle lidstaten.
- (56)
Om de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen te ontmoedigen en meer gegevens over deze praktijk te genereren, moet in deze verordening een transparantieverplichting worden ingevoerd voor marktdeelnemers, met uitzondering van micro- en kleine ondernemingen, op basis waarvan zij informatie over het aantal en het gewicht van onverkochte consumptiegoederen dat per jaar wordt verwijderd ten minste openbaar moeten maken op een gemakkelijk toegankelijke pagina van hun website. In voorkomend geval moeten zij ook de mogelijkheid hebben om die informatie op te nemen in hun bestuursverslagen op grond van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (42). De verplichting moet zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening op middelgrote ondernemingen van toepassing worden. De marktdeelnemer moet het producttype of de productcategorie, de redenen voor het zich ontdoen van de producten en voor de levering ervan voor latere afvalverwerkingsverrichtingen vermelden, evenals genomen en geplande maatregelen om de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen te voorkomen.
- (57)
De onnodig hoge productievolumes en de korte gebruiksfase van textiel, waarvan kleding het grootste deel van de consumptie in de Unie uitmaakt, hebben significante milieueffecten, zoals beschreven in de Commissiemededeling van 30 maart 2022 over een EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel. Nieuw geproduceerd maar onverkocht textiel, en met name kleding, behoort tot de producten die naar verluidt worden vernietigd. Kleding moet een hogere waardering krijgen en langer worden gedragen en meer verzorgd dan het geval is in de huidige snelle modecultuur. Vanuit het gezichtspunt van een circulaire economie is een dergelijke verkwisting van waardevolle hulpbronnen duidelijk in strijd met de door deze verordening nagestreefde doelstellingen. Het is dan ook gerechtvaardigd om de vernietiging van onverkochte consumentenkleding en kledingaccessoires en schoeisel te verbieden.
- (58)
Teneinde rekening te houden met de milieueffecten van de vernietiging van andere soorten onverkochte consumptiegoederen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door nieuwe producten toe te voegen aan de lijst van consumptiegoederen waarvan vernietiging door marktdeelnemers verboden is. Gezien het brede gamma aan producten dat mogelijk wordt vernietigd zonder ooit te worden verkocht of gebruikt, is het noodzakelijk dat de Commissie beoordeelt in welke mate de vernietiging van dergelijke producten in de praktijk plaatsvindt, met inachtneming van de informatie die marktdeelnemers eventueel openbaar hebben gemaakt. Om te waarborgen dat deze verplichting evenredig is, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door specifieke afwijkingen vast te stellen voor gevallen waarin het vernietigen van onverkochte consumptiegoederen toegestaan kan zijn, bijvoorbeeld met het oog op gezondheid en veiligheid. Voor het monitoren van de doeltreffendheid van een dergelijk verbod en het ontmoedigen van omzeiling, moeten marktdeelnemers de aantallen en het gewicht aan onverkochte consumptiegoederen waarvan men zich heeft ontdaan, de redenen voor het zich ontdoen van die producten en de toepasselijke afwijkingen openbaar maken. Om onnodige administratieve lasten voor micro- en kleine ondernemingen te voorkomen, moeten zij worden vrijgesteld van het verbod op vernietiging van de in deze verordening vastgestelde specifieke producten. Dat verbod moet zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening op middelgrote ondernemingen van toepassing worden. Als er echter redelijk bewijs is dat micro- en kleine ondernemingen worden gebruikt om dat verbod te omzeilen, moet de Commissie in gedelegeerde handelingen voor bepaalde producten kunnen vereisen dat het verbod op vernietiging van onverkochte consumptiegoederen of de bekendmakingsverplichting ook voor die ondernemingen geldt.
- (59)
De lidstaten mag niet worden belet nationale maatregelen in te voeren of te handhaven met betrekking tot de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen voor niet onder het verbod van deze verordening vallende producten, mits die maatregelen in overeenstemming zijn met het Unierecht.
- (60)
Op basis van de door marktdeelnemers bekendgemaakte informatie en ander beschikbaar bewijsmateriaal moet de Commissie op haar website geconsolideerde informatie over de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen publiceren en in het werkplan aangeven voor welke producten het verbod op vernietiging in overweging moet worden genomen. Elektrische en elektronische apparatuur moet in aanmerking komen voor opname in het eerste werkplan.
- (61)
Marktdeelnemers moeten verantwoordelijk zijn voor de overeenstemming van producten met de vereisten inzake ecologisch ontwerp in verband met hun respectieve rol in het toeleveringsketen, teneinde het vrije verkeer van die producten op de interne markt te waarborgen en ze duurzamer te maken. Marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen treffen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten in de handel brengen die stroken met deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.
- (62)
Aangezien fabrikanten op de hoogte zijn van de details van het ontwerp- en productieproces, moeten zij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure door of namens henzelf.
- (63)
Om de werking van de interne markt te waarborgen, moet worden gegarandeerd dat producten uit derde landen die de Uniemarkt binnenkomen aan deze verordening en aan de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen voldoen, ongeacht of deze worden ingevoerd als producten, onderdelen of tussenproducten. Er moet in het bijzonder worden verzekerd dat fabrikanten de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben uitgevoerd voor deze producten. Van importeurs moet dan ook worden verlangd dat zij ervoor zorgen dat de producten die zij in de handel brengen aan die vereisten voldoen en dat de CE-markering en de door de fabrikanten opgestelde documenten ter inspectie beschikbaar zijn voor de bevoegde nationale autoriteiten. Van importeurs moet ook worden verlangd dat zij indien nodig ervoor zorgen dat er een digitaal productpaspoort beschikbaar is voor die producten.
- (64)
Wanneer importeurs een product in de handel brengen, moeten zij hierop hun naam, geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde merk alsook het postadres vermelden, alsook een manier waarop op elektronische wijze contact met hen kan worden opgenomen. Er moet worden voorzien in afwijkingen wanneer dit door de omvang van het product niet mogelijk is of wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om de naam en het adres op het product te vermelden of indien het product te klein is om dergelijke informatie aan te brengen.
- (65)
Aangezien distributeurs producten op de markt aanbieden nadat de fabrikant of importeur die producten in de handel heeft gebracht, moeten zij de nodige zorgvuldigheid betrachten in verband met de toepasselijke vereisten inzake ecologisch ontwerp. Distributeurs moeten ook ervoor zorgen dat de wijze waarop zij met producten omgaan geen negatieve invloed heeft op de conformiteit van die producten met deze verordening of de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.
- (66)
Aangezien distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan en belangrijk zijn voor het waarborgen van de productconformiteit, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over het desbetreffende product te verstrekken.
- (67)
Aangezien handelaars producten voor verkoop, huur of huurkoop aanbieden aan of uitstallen voor klanten of installateurs, moeten zij garanderen dat klanten, met inbegrip van potentiële klanten, effectieve toegang hebben tot de uit hoofde van deze verordening vereiste informatie, ook in geval van verkoop op afstand. Deze verordening moet handelaars verplichten te waarborgen dat het digitale productpaspoort toegankelijk is voor hun klanten, met inbegrip van potentiële klanten, en dat de etiketten duidelijk zichtbaar zijn, in overeenstemming met de geldende vereisten. Handelaars moeten elke keer dat het product voor verkoop, huur of huurkoop wordt aangeboden aan die verplichting voldoen.
- (68)
Om de keuze voor duurzamere producten te vergemakkelijken, moeten vereiste etiketten duidelijk zichtbaar en herkenbaar worden getoond. Deze moeten herkenbaar zijn als de etiketten die bij het desbetreffende product horen, zonder dat klanten, inclusief potentiële klanten, de merknaam en het modelnummer op het etiket hoeven te lezen. Etiketten moeten de aandacht trekken van de klanten die de getoonde producten uitzoeken. Om te waarborgen dat de etiketten toegankelijk zijn voor klanten die een aankoop overwegen, moeten zowel de handelaar als de verantwoordelijke marktdeelnemer die etiketten tonen wanneer zij reclame voor het product maken, ook in geval van (online)verkoop op afstand.
- (69)
Importeurs of distributeurs die een product dat onder een op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling valt onder hun eigen naam of merk in de handel brengen of een dergelijk product, voordat het in gebruik is genomen, zodanig wijzigen dat de overeenstemming met deze verordening of met de desbetreffende gedelegeerde handeling in het gedrang kan komen, moeten als de fabrikant worden beschouwd en moeten de verplichtingen van de fabrikant overnemen.
- (70)
Onlinemarktplaatsaanbieders zijn cruciaal voor de toeleveringsketen, daar zij marktdeelnemers in staat stellen veel klanten te bereiken. Gezien hun belangrijke rol als intermediairs tussen marktdeelnemers en klanten bij de verkoop van producten, zouden onlinemarktplaatsaanbieders verantwoordelijkheid moeten nemen voor het aanpakken van de verkoop van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen en zouden zij moeten samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (43) voorziet in het algemene kader voor elektronische handel en bepaalde verplichtingen voor onlineplatformen. Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad (44) reguleert de verantwoordelijkheid en de verantwoordingsplicht van online-aanbieders van tussenhandelsdiensten met betrekking tot illegale inhoud, met inbegrip van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen. Voortbouwend op dat algemene kader moeten er specifieke vereisten voor het aanpakken van de onlineverkoop van non-conforme producten worden ingevoerd.
- (71)
Het is essentieel dat onlinemarktplaatsaanbieders nauw samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (45) bevat de verplichting voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om samen te werken met markttoezichtautoriteiten in verband met onder die verordening vallende producten, met inbegrip van producten waarvoor uit hoofde van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Daartoe moeten de algemene verplichtingen van hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2022/2065 van toepassing zijn, met name de in artikel 31 van Verordening (EU) 2022/2065 vastgestelde verplichting inzake op conformiteit gericht ontwerp voor aanbieders van onlinemarktplaatsen. Voor de toepassing van artikel 31, lid 3, van Verordening (EU) 2022/2065 moeten aanbieders van onlinemarktplaatsen onder meer gebruikmaken van de informatie die beschikbaar is in de openbare gebruikersinterface van het in Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. Onlinemarktplaatsaanbieders moeten ook samenwerken met markttoezichtautoriteiten om illegale inhoud in verband met non-conforme producten aan te pakken. Acties in het kader van die samenwerking moeten het opzetten van een regelmatige en gestructureerde uitwisseling van informatie over door onlinemarktplaatsaanbieders genomen maatregelen omvatten, met inbegrip van het verwijderen van productaanbiedingen. Onlinemarktplaatsaanbieders moeten ook toegang verlenen tot hun interfaces om markttoezichtautoriteiten te helpen bij het identificeren van online verkochte non-conforme producten. Bovendien is het mogelijk dat markttoezichtautoriteiten ook gegevens van de onlinemarktplaatsen moeten scrapen.
- (72)
Op grond van artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020 hebben markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om, wanneer er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico weg te nemen, de verwijdering van inhoud in verband met non-conforme producten van een online-interface te eisen. De bevoegdheden die in die verordening aan markttoezichtautoriteiten moeten worden toevertrouwd, zijn ook van toepassing in de context van deze verordening. Voor doeltreffend markttoezicht in het kader van deze verordening en om te voorkomen dat er non-conforme producten aanwezig zijn op de markt van de Unie, moeten die bevoegdheden echter in alle noodzakelijke en evenredige gevallen gelden, ook voor producten die een minder ernstig risico inhouden. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) 2022/2065.
- (73)
Indien de traceerbaarheid van een product in de gehele toeleveringsketen wordt gewaarborgd, vergemakkelijkt dit de taak van de markttoezichtautoriteiten om marktdeelnemers te traceren die non-conforme producten in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden. Marktdeelnemers moeten daarom worden verplicht de informatie over hun transacties gedurende een bepaalde periode te bewaren.
- (74)
Om de controle van de conformiteit van in de handel gebrachte producten te versnellen en te vergemakkelijken, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen door marktdeelnemers te verplichten waar nodig specifieke delen van de technische documentatie digitaal beschikbaar stellen aan zowel de bevoegde nationale autoriteiten als aan de Commissie. Dit zou bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen om zonder verzoek toegang tot dergelijke informatie te verkrijgen, terwijl zij de bescherming van handelsgeheimen en intellectuele-eigendomsrechten blijven garanderen. Enkele mogelijke manieren om dergelijke informatie digitaal beschikbaar te stellen, zijn in de regel een digitaal productpaspoort of de opname in het conformiteitsgedeelte van de productendatabank waarnaar wordt verwezen in Verordening (EU) 2017/1369 of op een website van de marktdeelnemer. Een dergelijke verplichting mag niet afdoen aan het recht van de bevoegde nationale autoriteiten om op verzoek toegang te krijgen tot andere delen van de technische documentatie.
- (75)
Om de marktpenetratie van relevante producten beter te kunnen inschatten, om betere informatie te verlenen aan onderzoeken die worden gebruikt voor het opstellen of actualiseren van vereisten inzake ecologisch ontwerp en werkplannen, en om het marktaandeel van specifieke productgroepen vast te stellen en zo de formulering of herziening van vereisten inzake ecologisch ontwerp te versnellen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen door de verzameling van adequate en betrouwbare gegevens over de verkoop van producten verplicht te stellen en toe te staan dat dergelijke gegevens door of namens de Commissie rechtstreeks worden verzameld van fabrikanten of detailhandelaars. Bij het vaststellen van regels inzake monitoring en verslaglegging, moet de Commissie rekening houden met de noodzaak om de beschikbare gegevens over marktpenetratie te maximaliseren en om de administratieve lasten voor marktdeelnemers, met name voor kmo's, tot een minimum te beperken.
- (76)
Voor het verbeteren van de toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp en het vertrouwen van eindgebruikers met betrekking tot het vaststellen en corrigeren van de energie in de gebruiksfase en andere prestatieparameters onder testomstandigheden en tijdens de echte werking, moet de Commissie toegang hebben tot niet-persoonsgebonden gegevens over het daadwerkelijke energieverbruik van producten in gebruik en indien van toepassing tot andere prestatieparameters. Daarvoor moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen door voor die individuele producten en wegvoertuigen te verplichten om hun energieverbruik tijdens het gebruik en andere relevante prestatieparameter te bepalen en de gerelateerde gegevens aan de eindgebruiker te tonen. Voor met het internet verbonden producten moet de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie worden toegekend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door marktdeelnemers te verplichten niet-persoonsgebonden gegevens tijdens de gebruiksfase op afstand te verzamelen en verslag over die gegevens aan de Commissie uit te brengen, daar dit essentieel is om te bepalen hoe de producten presteren en het publiek te informeren. Voor producten waarvan de prestaties tijdens de gebruiksfase ook significant afhankelijk zijn van klimatologische of geografische omstandigheden, moet ook algemene klimatologische of geografische informatie worden verzameld en gemeld, op een wijze die het niet mogelijk maakt de specifieke locatie van individuele apparaten te bepalen. Eindgebruikers moeten uitdrukkelijk instemmen met het verzamelen van informatie waarvan zij vinden dat deze gedeeld mag worden. Het verzamelen van informatie over het gedrag van apparaten in een context waarin een persoon redelijkerwijs kan verwachten dat er geen observatie of opname plaatsvindt of die het mogelijk zou kunnen maken personen te identificeren of hun gedrag af te leiden, mag niet worden toegestaan.
- (77)
Ter vergemakkelijking van het verifiëren van de naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp, waaronder van de conformiteitsbeoordeling en het markttoezicht, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, indien dat naar behoren is gemotiveerd, van actoren in de toeleveringsketen te verlangen dat zij kosteloos informatie verstrekken over wat zij leveren, zoals de hoeveelheid en soort of de chemische samenstelling van gebruikte materialen of het toegepaste productieproces, dan wel informatie over de voorwaarden voor de verlening van hun diensten. Ook moet fabrikanten de mogelijkheid kunnen worden geboden toegang te hebben tot de documenten die dergelijke informatie bevatten of tot de eigenlijke faciliteiten van de actoren in de toeleveringsketen, zodat zij rechtstreeks toegang tot de benodigde informatie kunnen verkrijgen indien de actoren in de toeleveringsketen de verlangde informatie niet binnen een redelijke termijn verstrekken. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om aangemelde instanties en nationale autoriteiten in staat te stellen de accuraatheid van de informatie met betrekking tot de activiteiten van de actoren in de toeleveringsketen te verifiëren.
- (78)
Teneinde te zorgen voor de doeltreffende en geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, onder meer over aspecten zoals energieverbruik of -efficiëntie, duurzaamheid en betrouwbaarheid, en gerecyclede inhoud, moet de naleving van die vereisten worden gemeten met gebruik van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, geavanceerde methoden. Gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten moeten over het algemeen de specificaties voor tests, metingen of berekeningen bevatten die nodig zijn om de naleving vast te stellen of te controleren. Bovendien moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen door het gebruik van digitale instrumenten waarbij toepasselijke berekeningsvoorschriften in aanmerking zijn genomen verplicht te stellen om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.
- (79)
Om te garanderen dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp hun beoogde effect hebben, moeten in deze verordening alomvattende en overkoepelende bepalingen vastgelegd worden die van toepassing zijn op alle producten die onder vereisten inzake ecologisch ontwerp vallen en het omzeilen van dergelijke vereisten wordt verboden. Derhalve moet elke praktijk die leidt tot een ongerechtvaardigde verandering van de prestatie van het product tijdens conformiteitsproeven of kort nadat het product in gebruik is genomen, wat resulteert in een verklaarde prestatie die niet overeenkomt met de daadwerkelijke prestatie van het product in de gebruiksfase, worden verboden.
- 80)
Indien van toepassing moet het mogelijk zijn dat gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp verwijzen naar het gebruik van normen om de naleving vast te stellen of te controleren. Om te waarborgen dat er geen belemmeringen voor de handel op de interne markt zijn, moeten dergelijke normen op Unieniveau worden geharmoniseerd. Zodra een verwijzing naar dergelijke normen is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (46) en is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, moeten producten die in overeenstemming zijn met dergelijke normen worden geacht overeen te stemmen met de op grond van deze verordening vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp voor zover deze onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen. Op dezelfde wijze moeten test-, meet- en berekeningsmethoden die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten voor test-, meet- of berekeningsmethoden die zijn vastgesteld in de relevante gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp, voor zover die onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen.
- (81)
Het huidige normalisatiekader van de Unie, dat gebaseerd is op de beginselen van de nieuwe aanpak die uiteengezet zijn in de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie (47) en op Verordening (EU) nr. 1025/2012, vormt het standaardkader voor het opstellen van normen die voorzien in een vermoeden van conformiteit met de relevante vereisten van deze verordening. Indien er geen relevante verwijzingen naar geharmoniseerde normen zijn, moet de Commissie uitvoeringshandelingen kunnen vaststellen ter vastlegging van gemeenschappelijke specificaties als een uitzonderlijke terugvaloplossing om naleving door fabrikanten van de vereisten inzake ecologisch ontwerp te vergemakkelijken, bijvoorbeeld als het normalisatieproces stilligt omdat belanghebbenden niet tot een consensus komen of er vertragingen optreden bij het opstellen van de geharmoniseerde norm en de voorgeschreven uiterste termijn niet kan worden gerespecteerd. Dergelijke vertragingen kunnen bijvoorbeeld optreden als de vereiste kwaliteit niet wordt gerealiseerd. Bovendien moet deze oplossing kunnen worden ingezet indien de Commissie de referenties van de betrokken geharmoniseerde normen heeft beperkt of ingetrokken in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012. Indien de gemeenschappelijke specificaties worden nageleefd, geldt er eveneens een vermoeden van conformiteit. Om de efficiëntie te waarborgen moet de Commissie relevante belanghebbenden betrekken bij de vaststelling van de gemeenschappelijke specificaties voor de vereisten inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld op grond van deze verordening.
- (82)
Om marktdeelnemers in staat te stellen aan te tonen dat op de markt aangeboden producten voldoen aan de op grond van deze verordening vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen dit te controleren, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen, zodat zij deze verordening kan aanvullen door conformiteitsbeoordelingsprocedures vast te stellen die passen bij en evenredig zijn met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters. Om consistentie met ander Unierecht te waarborgen, moeten de conformiteitsbeoordelingsprocedures worden gekozen uit de procedures in de module voor interne productiecontrole uit deze verordening en de modules uit Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (48), uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure. Om er verder voor te zorgen dat de toepasselijke module past bij en evenredig is met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters, moet de Commissie de gekozen module indien nodig dienovereenkomstig aanpassen.
- (83)
Fabrikanten moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen om informatie over de overeenstemming van producten met deze verordening te verschaffen. Fabrikanten kunnen ook op grond van ander Unierecht verplicht zijn een EU-conformiteitsverklaring op te stellen. Om effectieve toegang tot informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet ten aanzien van het gehele Unierecht één enkele EU-conformiteitsverklaring worden opgesteld. Ter vermindering van de administratieve lasten voor marktdeelnemers zou die EU-conformiteitsverklaring moeten kunnen bestaan uit een dossier van relevante afzonderlijke EU-conformiteitsverklaringen.
- (84)
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (49) bevat regels voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties en stelt algemene beginselen voor het gebruik van de CE-markering en de relatie daarvan tot andere markeringen vast. Die verordening moet van toepassing zijn op de producten waarop deze verordening betrekking heeft, opdat producten die onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie vallen, voldoen aan vereisten die een hoog niveau van bescherming waarborgen van maatschappelijke belangen zoals volksgezondheid, veiligheid en het milieu. Indien er voor een product vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, moet de CE-markering aangegeven dat dat product conform deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp is, voor zover deze betrekking hebben op het product. Gezien deze verordening voorziet in de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een breed gamma aan producten, moeten de gedelegeerde handelingen tot vaststelling van die vereisten regels bevatten over de conformiteitsmarkering in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp en zo consistentie met vereisten uit het Unierecht dat van toepassing is op de bestreken producten te waarborgen, verwarring met andere markeringen te voorkomen en de administratieve last voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken.
- (85)
Sommige conformiteitsbeoordelingsmodules van Besluit nr. 768/2008/EG vereisen de tussenkomst van conformiteitsbeoordelingsinstanties. De lidstaten moeten deze instanties aanmelden bij de Commissie om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening.
- (86)
Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling een samenhangend kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten die betrokken zijn bij de beoordeling, aanmelding en monitoring van aangemelde instanties. De lidstaten moeten er in het bijzonder op toezien dat de aanmeldende autoriteit objectief en onpartijdig is ten aanzien van haar activiteiten. Bovendien moeten aanmeldende autoriteiten verplicht zijn de informatie die zij verkrijgen vertrouwelijk te behandelen, en toch in staat zijn om informatie over aangemelde instanties uit te wisselen met nationale autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie om te zorgen voor consistentie in de conformiteitsbeoordeling. Om de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten aanmeldende autoriteiten alleen de specifieke juridische entiteit die om aanmelding verzoekt beoordelen en de kwalificaties van moeder- of zusterondernemingen buiten beschouwing laten. Om dezelfde reden moeten aanmeldende autoriteiten aanvragende instanties ten aanzien van alle relevante vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken beoordelen, op basis van geharmoniseerde normen voor de vereisten en taken die onder die normen vallen.
- (87)
Gezien hun centrale rol bij het waarborgen van de betrouwbaarheid van conformiteitsbeoordelingen in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp, is het essentieel dat aanmeldende autoriteiten over voldoende bekwame personeelsleden en toereikende financiering beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren.
- (88)
Het is van essentieel belang dat alle aangemelde instanties hun werk op hetzelfde niveau en onder voorwaarden van gelijkwaardige mededinging en autonomie uitoefenen. Daarom moeten er vereisten worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die de status van aangemelde instantie willen verkrijgen om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit te voeren. Die vereisten moeten van toepassing blijven om ervoor te zorgen dat de bekwaamheid van de aangemelde instantie behouden blijft. Om haar autonomie te behouden, zijn de aangemelde instantie en het personeel dat zij in dienst heeft verplicht onafhankelijk te blijven van marktdeelnemers in de waardeketen van de producten waarvoor zij is aangemeld en van andere ondernemingen, met inbegrip van ondernemersorganisaties en moeder-, zuster- en dochterondernemingen en onderaannemers.
- (89)
Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de in geharmoniseerde normen vastgelegde criteria, moet zij worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige vereisten van deze verordening.
- (90)
Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een dochteronderneming. Om te waarborgen dat producten die in de Unie in de handel worden gebracht, voldoen aan vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken op grond van deze verordening aan dezelfde vereisten voldoen als aangemelde instanties. Om ervoor te zorgen dat dat het geval is moeten de desbetreffende aangemelde instanties procedures instellen voor de voortdurende monitoring van de bevoegdheid, activiteiten en prestaties van hun onderaannemers of dochterondernemingen, bijvoorbeeld door middel van een kwalificatiematrix.
- (91)
Om aanmeldende autoriteiten in staat te stellen de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten de aangemelde instanties autonoom zijn en blijven. Daarom moeten bepaalde activiteiten en besluitvormingsprocessen, zowel met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van producten als andere interne activiteiten van de aangemelde instantie, uitsluitend door de aangemelde instantie zelf worden uitgevoerd.
- (92)
Om het proces van het vaststellen en monitoren van de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties te vergemakkelijken, moeten aanvragende instanties een beschrijving verstrekken van hoe hun personeel en de status en taken van dat personeel in overeenstemming zijn met de conformiteitsbeoordelingstaken waarvoor die instanties aangemeld willen worden, zoals in de vorm van een kwalificatiematrix, waardoor de aanmeldende autoriteit de toereikendheid van het personeel en de voortgezette autonomie van de aangemelde instanties doeltreffender kan beoordelen. Aangemelde instanties moeten zorgen dat het personeel dat verschillende conformiteitsbeoordelingstaken verricht, rouleert.
- (93)
Aangezien de diensten van aangemelde instanties in een lidstaat betrekking kunnen hebben op producten die op de gehele markt van de Unie worden aangeboden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaar te maken tegen een aangemelde instantie.
- (94)
Voor het vergemakkelijken en versnellen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure en om de gelijke behandeling van marktdeelnemers te waarborgen, is het cruciaal dat de aangemelde instanties de conformiteitsbeoordelingsprocedures consistent toepassen zonder een onnodige last voor marktdeelnemers te creëren.
- (95)
Voordat een definitief besluit over het verstrekken van een conformiteitsverklaring voor een product wordt genomen, moet de marktdeelnemer die dat product in de handel wil brengen slechts eenmalig de kans krijgen de relevante documentatie aan te vullen. Deze beperking is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat aangemelde instanties fabrikanten niet kunnen helpen bij het doorvoeren van veranderingen tot conformiteit is verwezenlijkt, omdat dit zou betekenen dat de geleverde dienst op een adviesdienst lijkt en in de praktijk het openbare belang van de taken van aangemelde instanties zou kunnen vervagen. Waar nodig moeten aangemelde instanties in staat zijn certificaten of goedkeuringsbesluiten te beperken, op te schorten of in te trekken.
- (96)
Om gevallen van non-conformiteit van aangemelde instanties, fabrikanten of producten eenvoudiger vast te stellen en op te lossen, moeten aangemelde instanties relevante informatie waarover zij beschikken proactief doorsturen naar aanmeldende autoriteiten of markttoezichtautoriteiten.
- (97)
Het is van essentieel belang dat aangemelde instanties en markttoezichtautoriteiten, waaronder die van andere lidstaten, efficiënt informatie uitwisselen. Daarom moeten aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties ervoor zorgen dat er wordt gereageerd op verzoeken om informatie van markttoezichtautoriteiten.
- (98)
De Commissie moet passende coördinatie en samenwerking tussen aangemelde instanties mogelijk maken. Voor de geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten aangemelde instanties mogelijke verschillen bespreken en coördineren. Daarbij moeten zij rekening houden met desbetreffende richtsnoeren en aanbevelingen van de bevoegde technische comités van de Europese normalisatie-instellingen.
- (99)
Om consumenten te stimuleren duurzamere keuzes te maken, voornamelijk wanneer de duurzaamste producten niet betaalbaar genoeg zijn, zou kunnen worden voorzien in regelingen zoals ecocheques en milieubelastingen. Indien lidstaten ervoor kiezen gebruik te maken van stimulansen voor het belonen van producten met de beste prestaties, moeten zij dit doen door die stimulansen te richten op de hoogste twee prestatieklassen die door de op grond van deze verordening aangenomen gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld, niet noodzakelijkerwijs cumulatief, in het geval dat prestatieklassen worden vastgesteld met betrekking tot meer dan één parameter. Voor energiegerelateerde producten die vallen onder Verordening (EU) 2017/1369 of voor banden die vallen onder de etiketteringsvereisten met betrekking tot brandstofefficiëntie en andere parameters uit hoofde van Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad (50), moeten de criteria van die twee instrumenten van toepassing zijn in plaats van die van deze verordening. Lidstaten mogen echter niet verbieden een product in de handel te brengen op basis van zijn prestatieklasse. De invoering van stimulansen van lidstaten mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de staatssteunregels van de Unie.
- (100)
Overheidsopdrachten zijn goed voor 14 % van het bbp van de Unie. Om bij te dragen aan de doelstelling voor het verwezenlijken van klimaatneutraliteit, het verbeteren van de energie- en hulpbronnenefficiëntie en de overgang naar een circulaire economie die de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt, door ervoor te zorgen dat er voldoende vraag is naar ecologisch duurzamere producten, moeten aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten waar nodig hun aanbestedingen afstemmen op specifieke vereisten inzake groene overheidsopdrachten. In tegenstelling tot een vrijwillige benadering wordt er met verplichte vereisten inzake groene overheidsopdrachten gezorgd voor een optimaal hefboomeffect van overheidsuitgaven om de vraag naar beter presterende producten te stimuleren. Het is van belang dat de lidstaten bijstand bieden aan nationale aanbestedende diensten om personeel dat belast is met groene overheidsopdrachten bij- en om te scholen. Die vereisten inzake groene overheidsopdrachten moeten minimumvereisten zijn, wat betekent dat aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten aanvullende en strengere vereisten moeten kunnen vaststellen. Die vereisten moeten transparant, objectief en niet-discriminerend zijn. De aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten moeten de aanbestedingsprocedure uitvoeren in overeenstemming met de Richtlijnen 2014/24/EU(51) en 2014/25/EU(52) van het Europees Parlement en de Raad en de toepasselijke sectorale wetgeving, alsook met de internationale verbintenissen van de Unie, met inbegrip van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten en andere internationale overeenkomsten waaraan de Unie gebonden is. Die vereisten doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten om een beroep te doen op afwijkingen of vrijstellingen inzake overheidsopdrachten die zijn vastgesteld in het Unierecht, met name in de Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU. De vereisten die voor specifieke productgroepen zijn vastgesteld, moeten niet alleen worden nageleefd indien deze producten rechtstreeks worden aangeschaft in overheidsopdrachten voor leveringen, maar ook in overheidsopdrachten voor werken en diensten indien deze producten worden gebruikt voor activiteiten die het voorwerp van die opdrachten vormen. Die vereisten moeten worden vastgesteld met betrekking tot de productaspecten die aan bod komen in de gedelegeerde handeling die de desbetreffende producten reguleert. Als onderdeel van die vereisten kan de Commissie verplichte technische minimumspecificaties vaststellen die vereisen dat producten voldoen aan de hoogst mogelijke prestatieniveaus zoals bepaald in de desbetreffende gedelegeerde handelingen, waaronder, indien beschikbaar, de twee hoogste prestatieklassen of scores. Als gevolg daarvan zouden aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten bijvoorbeeld verplicht zijn om te eisen dat de producten van de inschrijvers voldoen aan specifieke vereisten met betrekking tot de koolstofvoetafdruk. In overeenstemming met het kader voor overheidsopdrachten moeten die verplichte technische minimumspecificaties voorkomen dat de mededinging kunstmatig wordt beperkt en een specifieke marktdeelnemer wordt bevoordeeld. De Commissie kan ook verplichte minimumcriteria voor de gunning van opdrachten vaststellen, waaronder een specifiek gewicht, tussen 15 % en 30 %, van die criteria, om ervoor te zorgen dat zij een significante rol kunnen spelen bij de keuze van de meest milieuvriendelijke producten. Als gevolg daarvan zouden aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten bijvoorbeeld verplicht zijn aan het gehalte aan gerecycled materiaal in de desbetreffende producten een minimaal gewicht tussen 20 % en 30 % toe te kennen. Bijgevolg zouden aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten in de specifieke gunningsprocedure de mogelijkheid hebben om een gewicht van meer dan 30 %, maar niet minder dan 20 %, aan gerecycled materiaal toe te kennen. Gunningscriteria moeten de voorkeur krijgen boven technische specificaties wanneer er onzekerheden bestaan over de beschikbaarheid of de kosten van de best presterende producten op de Uniemarkt. De Commissie kan ook voorwaarden en doelstellingen vaststellen voor de uitvoering van de opdrachten op grond waarvan aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten bijvoorbeeld ten minste 50 % van hun jaarlijkse aankopen van bepaalde producten moeten toewijzen aan producten die voor meer dan 70 % uit recycleerbaar materiaal bestaan. Bijgevolg kunnen de lidstaten nog steeds ambitieuzere doelstellingen vaststellen voor de aankoop van die producten. Bij het opstellen van uitvoeringshandelingen, en met name bij het beoordelen van de economische haalbaarheid voor aanbestedende diensten, moet de Commissie rekening houden met de beste milieuvriendelijke producten en oplossingen die op de markt beschikbaar zijn, het effect van de vereisten op de mededinging en het feit dat verschillende aanbestedende diensten in verschillende lidstaten verschillende begrotingscapaciteiten kunnen hebben of met andere beperkingen te maken kunnen hebben, zoals met betrekking tot klimatologische omstandigheden of de netwerkinfrastructuur.
- (101)
De lidstaten mag niet worden belet om nationale maatregelen inzake groene overheidsopdrachten in te voeren of te handhaven met betrekking tot productgroepen waarvoor uit hoofde van deze verordening nog geen vereisten inzake overheidsopdrachten zijn vastgesteld, noch om striktere nationale vereisten in te voeren met betrekking tot producten die onder het toepassingsgebied vallen van uitvoeringshandelingen tot vaststelling van vereisten inzake groene overheidsopdrachten, mits dergelijke maatregelen en vereisten in overeenstemming zijn met het Unierecht.
- (102)
De doeltreffende handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp is essentieel om gelijkwaardige mededinging op de Uniemarkt te garanderen en om ervoor te zorgen dat de verwachte voordelen en bijdrage aan het behalen van de klimaat-, energie- en circulariteitsdoelstellingen van de Unie door deze verordening worden verwezenlijkt. Daarom moet Verordening (EU) 2019/1020, die voorziet in een horizontaal kader voor markttoezicht en controle van producten die de Uniemarkt binnenkomen, van toepassing zijn op producten waarvoor op grond van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, voor zover deze verordening niet voorziet in specifieke bepalingen met hetzelfde doel, dezelfde aard of hetzelfde effect. Om de problematische mate van non-conformiteit van producten die onder uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde uitvoeringsmaatregelen vallen te verlagen, op doeltreffender wijze te voorkomen dat toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd, en rekening te houden met het bredere toepassingsgebied en de verhoogde ambitie van deze verordening in vergelijking met Richtlijn 2009/125/EG, moet deze verordening bovendien specifieke aanvullende regels bevatten ter aanvulling van het kader dat is gecreëerd in Verordening (EU) 2019/1020. Die regels moeten gericht zijn op de verdere planning, coördinatie en ondersteuning van de inspanningen van lidstaten en moeten de Commissie aanvullende instrumenten bieden om te helpen waarborgen dat markttoezichtautoriteiten voldoende actie ondernemen om te voorkomen dat vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd.
- (103)
Naast markttoezichtautoriteiten spelen ook douaneautoriteiten een belangrijke rol bij de handhaving van deze verordening met betrekking tot ingevoerde goederen en hiervoor kunnen zij zich baseren op Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (53).
- (104)
Om te waarborgen dat er op passende schaal controles in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp worden uitgevoerd, moeten de lidstaten in hun in artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde nationale strategie voor markttoezicht een specifiek onderdeel opstellen met de producten of vereisten die zij uit hoofde van deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht hebben geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de non-conformiteit van relevante producten of met relevante vereisten inzake ecologisch ontwerp te beperken of te beëindigen.
- (105)
Prioriteiten voor markttoezicht uit hoofde van deze verordening moeten worden geïdentificeerd op basis van objectieve criteria, zoals de waargenomen mate van niet-naleving of de milieueffecten van niet-naleving. De geplande activiteiten voor het aanpakken van die prioriteiten moeten op hun beurt evenredig zijn met de feiten die de aanleiding voor de prioritering ervan vormen.
- (106)
De Commissie moet op basis van gegevens uit het in Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht een verslag opstellen met informatie over de aard van en het aantal controles dat gedurende de vier voorafgaande kalenderjaren is uitgevoerd, over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de boetes die voor deze kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot niet-naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp. In het verslag moeten de activiteiten van de lidstaten worden vergeleken met de geplande activiteiten, indicatieve benchmarks en een lijst met prioriteiten voor markttoezichtautoriteiten. Wanneer de Commissie overweegt uitvoeringshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020, moet zij rekening houden met de resultaten van de verslagen die zij heeft opgesteld op grond van deze verordening op basis van de informatie die markttoezichtautoriteiten in het in Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem hebben ingevoerd, en moet zij in voorkomend geval de producten of productgroepen aanpakken die onder de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen met betrekking waartoe er voortdurend specifieke risico's of ernstige inbreuken zijn vastgesteld, teneinde een hoog niveau van naleving van deze verordening te waarborgen.
- (107)
Om de coördinatie van markttoezichtautoriteiten nog verder te verbeteren, moet de groep voor administratieve samenwerking (‘de ADCO’) die is opgezet op grond van Verordening (EU) 2019/1020 voor het vaststellen van de producten of vereisten die uit hoofde van deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht worden geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de niet-naleving van deze verordening te beperken of te beëindigen, regelmatig bijeenkomen en gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht waarmee rekening moet worden gehouden in de nationale strategieën voor markttoezicht van de lidstaten, prioriteiten voor steun van de Unie en op grond van deze verordening vastgestelde vereisten die verschillend worden toegepast of geïnterpreteerd met derhalve marktverstoring tot gevolg, identificeren.
- (108)
Voor het ondersteunen van de inspanningen van lidstaten om ervoor te zorgen dat er voldoende actie wordt ondernomen om niet-naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp te voorkomen, moet de Commissie waar nodig gebruikmaken van de steunmaatregelen uit Verordening (EU) 2019/1020. De Commissie moet projecten betreffende gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten op gebieden van algemeen belang, gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht en gemeenschappelijke trainingsprogramma's voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, douaneautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties organiseren en waar nodig financieren. Bovendien moet de Commissie indien nodig richtsnoeren opstellen voor de wijze waarop op grond van deze verordening vastgestelde vereisten moeten worden toegepast en gehandhaafd om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.
- (109)
Producten mogen uitsluitend in de handel worden gebracht indien zij geen risico inhouden. Om producten beter af te stemmen op de specifieke aard van vereisten inzake ecologisch ontwerp en te waarborgen dat markttoezichtactiviteiten zijn gericht op de niet-naleving van dergelijke vereisten, moet een risicohoudend product voor de toepassing van deze verordening worden gedefinieerd als een product dat negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu of andere maatschappelijke belangen die door dat vereiste worden beschermd, door niet-naleving van een vereiste inzake ecologisch ontwerp of omdat een verantwoordelijke marktdeelnemer niet aan een vereiste inzake ecologisch ontwerp voldoet. Die specifiekere definitie moet worden gehanteerd bij de toepassing van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) 2019/1020.
- (110)
Er moet een procedure bestaan om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen tegen risicohoudende producten. Deze procedure moet ook markttoezichtautoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen met de betrokken marktdeelnemers in een vroeg stadium tegen dergelijke producten op te treden. Daartoe moet de thans in Richtlijn 2009/125/EG opgenomen vrijwaringsclausule worden bijgewerkt en afgestemd op de vrijwaringsprocedures uit andere harmonisatiewetgeving van de Unie en uit Besluit nr. 768/2008/EG.
- (111)
De markttoezichtautoriteiten moeten het recht hebben te vereisen dat marktdeelnemers corrigerende maatregelen treffen op basis van bevindingen dat een product niet voldoet aan vereisten inzake ecologisch ontwerp of dat de marktdeelnemer inbreuk heeft gemaakt op de regels voor het in de handel brengen of op de markt aanbieden van producten of op andere voor hem bestemde regels.
- (112)
Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 VWEU, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(54). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (113)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor: a) het vaststellen van procedures voor de afgifte en verificatie van de digitale credentials voor toegang tot de in het digitale productpaspoort opgeslagen gegevens door marktdeelnemers en andere relevante actoren op basis van hun respectieve rechten; b) het bepalen van uitvoeringsregelingen voor de verbinding van het register en het EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten, met inbegrip van het mededelen van de unieke identificatiecode voor registratie; c) het instellen van gemeenschappelijke vereisten voor de opmaak van etiketten; d) het vaststellen en bijwerken van een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die zijn vastgesteld als geldige alternatieven voor een op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling; e) het bepalen van de details en het formaat voor de bekendmaking van onverkochte consumptiegoederen die zijn verwijderd; f) het vastleggen, wijzigen of intrekken van gemeenschappelijke specificaties met betrekking tot vereisten inzake ecologisch ontwerp, de essentiële vereisten voor digitale-productpaspoorten of de vereisten voor test-, meet- of berekeningsmethoden; g) het vaststellen van minimumvereisten voor de gunning van overheidsopdrachten voor de aankoop van producten die onder de vereisten inzake ecologisch ontwerp vallen, of voor werken of diensten indien die producten worden gebruikt voor activiteiten die het voorwerp van die opdrachten vormen, en h) het besluiten op grond van de vrijwaringsprocedure van de Unie of een nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (55).
- (114)
Om het vertrouwen in in de handel gebrachte producten te verbeteren, met name wat betreft de overeenstemming van producten met de vereisten inzake ecologisch ontwerp, moet het publiek zeker weten dat er sancties worden opgelegd aan marktdeelnemers die non-conforme producten in de handel brengen. De lidstaten moeten daarom regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en erop toezien dat die regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en ten minste boetes en tijdelijke uitsluiting van aanbestedingsprocedures omvatten. Onverminderd de procedurele autonomie van de lidstaten en de discretionaire bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten en rechters om in individuele gevallen passende sancties op te leggen, moeten gemeenschappelijke, niet-uitputtende criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten en de hoogte van de sancties die bij inbreuken op deze verordening moeten worden opgelegd, teneinde een consistentere toepassing van sancties te vergemakkelijken. Die criteria moeten onder meer betrekking hebben op de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, de financiële situatie van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, zoals die bijvoorbeeld blijkt uit de totale omzet of het jaarinkomen, en de economische voordelen die uit de inbreuk voortvloeien en door de inbreuk zijn gegenereerd, voor zover die voordelen kunnen worden bepaald.
- (115)
De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Op grond van punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven, moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria van doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere maatregelen. De Commissie moet een verslag over de uitvoering van deze verordening en de gevolgen ervan voor de ecologische duurzaamheid van producten en de werking van de interne markt indienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Indien nodig moet het verslag vergezeld gaan van een voorstel tot wijziging van deze verordening.
- (116)
Het is passend dat de Commissie de potentiële voordelen van het vaststellen van vereisten ook met betrekking tot de sociale aspecten van producten beoordeelt. In het kader van die beoordeling moet de Commissie nagaan in hoeverre die vereisten een aanvulling kunnen vormen op het Unierecht, waarbij zij negatieve effecten op de mensenrechten en de sociale rechten die voortvloeien uit de activiteiten van ondernemingen en uit producten aanpakt. De Commissie moet daarom binnen vier jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening een evaluatie uitvoeren van de potentiële voordelen van de opname van vereisten inzake sociale duurzaamheid in het toepassingsgebied van deze verordening. De Commissie moet bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag over deze evaluatie indienen. In voorkomend geval moet het verslag vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening.
- (117)
Om de particuliere handhaving van deze verordening te vergemakkelijken, moeten consumenten die schade hebben geleden doordat een product niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoet, het recht hebben om vergoeding van die schade te vorderen van de fabrikant van het product of, indien de fabrikant niet in de Unie is gevestigd, van de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant, of, indien geen van die marktdeelnemers in de Unie is gevestigd, van de fulfilmentdienstverlener. Een dergelijk recht op schadevergoeding moet andere remedies die consumenten uit hoofde van het Unierecht ter beschikking staan overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad (56), zoals remedies tegen de verkoper in geval van een gebrek aan conformiteit van de verkochte goederen, onverlet laten. Voorts moet het voor de lidstaten mogelijk blijven om rechten voor consumenten op andere remedies overeenkomstig het nationale recht te handhaven of in te voeren, zoals reparatie of vervanging van producten die inbreuk maken op de vereisten inzake ecologisch ontwerp.
- (118)
Consumenten moeten het recht hebben door middel van representatieve vorderingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad (57) hun rechten af te dwingen met betrekking tot de verplichtingen die uit hoofde van deze verordening aan fabrikanten en, in voorkomend geval, importeurs, gemachtigde vertegenwoordigers en fulfilmentdienstverleners zijn opgelegd. Daartoe moet in deze verordening worden bepaald dat Richtlijn (EU) 2020/1828 van toepassing is op representatieve vorderingen met betrekking tot inbreuken op deze verordening door fabrikanten en, in voorkomend geval, door importeurs, gemachtigde vertegenwoordigers en fulfilmentdienstverleners die uit hoofde van artikel 3, punt 2, van die richtlijn als handelaar worden beschouwd en die de collectieve belangen van consumenten schaden of zouden kunnen schaden. Bijlage I bij die richtlijn moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Het is aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat die wijziging wordt weergegeven in hun overeenkomstig die richtlijn vastgestelde omzettingsmaatregelen, hoewel de vaststelling van nationale omzettingsmaatregelen in dat verband geen voorwaarde is voor de toepasselijkheid van die richtlijn op die representatieve vorderingen. Die richtlijn moet vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing zijn op representatieve vorderingen die worden ingesteld wegens door fabrikanten en, in voorkomend geval, door importeurs, gemachtigde vertegenwoordigers en fulfilmentdienstverleners begane inbreuken op bepalingen van deze verordening die de collectieve belangen van consumenten schaden of zouden kunnen schaden.
- (119)
Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten op een zo breed mogelijk gamma aan producten van toepassing zijn, en niet uitsluitend op energiegerelateerde producten, en de definitie ervan moet zo worden verbreed dat deze betrekking heeft op alle aspecten van circulariteit. Bovendien moet deze verordening worden afgestemd op het nieuwe wetgevingskader uit Verordening (EG) nr. 765/2008 en Besluit nr. 768/2008/EG en moeten de bepalingen in verband met markttoezicht worden verbeterd. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen. Om vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtszekerheid voor alle marktdeelnemers te waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn te garanderen, moeten de bepalingen over transparantieverplichtingen in verband met het verwijderen van onverkochte consumptiegoederen, omzeiling en markttoezicht eenvormig van toepassing zijn op alle marktdeelnemers in de Unie. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen door een verordening.
- (120)
In het werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 4 mei 2022, zijn de politieke prioriteiten voor de werkzaamheden op het gebied van energiegerelateerde producten vastgesteld. Wanneer de bepalingen van deze verordening van kracht worden, zullen de voorbereidende werkzaamheden ter beoordeling van de haalbaarheid van vereisten inzake ecologisch ontwerp op grond van Richtlijn 2009/125/EG zich in een vergevorderd stadium bevinden voor fotovoltaïsche panelen, ruimte- en combinatieverwarmingstoestellen, waterverwarmingstoestellen, toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken, airconditioners, waaronder lucht-luchtwarmtepompen en ventilatoren, verwarmingsketels voor vaste brandstoffen, luchtverwarmings- en koelproducten, ventilatie-eenheden, stofzuigers, kooktoestellen, waterpompen, industriële ventilatoren, circulatiepompen, externe stroomvoorzieningen, computers, servers en gegevensopslagproducten, vermogenstransformatoren, professionele koelapparatuur en grafische apparatuur. Dankzij die voorbereidende werkzaamheden zijn talrijke gebieden vastgesteld waarop energie en materiaal kunnen worden bespaard, en hebben uitgebreide raadplegingen van burgers en belanghebbenden plaatsgevonden. Het heropstarten van die voorbereidende werkzaamheden uit hoofde van deze verordening zou de vaststelling van vereisten betreffende energie- en materiaalbesparingen voor die producten aanzienlijk vertragen. Om ervoor te zorgen dat de voorbereidende werkzaamheden niet verloren gaan, moet derhalve worden voorzien in overgangsbepalingen die het mogelijk maken de uitvoeringsmaatregelen voor die producten op grond van Richtlijn 2009/125/EG uiterlijk op 31 december 2026 vast te stellen. Om de goede werking van de uit hoofde van artikel 15 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde uitvoeringsmaatregelen te waarborgen, moeten bovendien uiterlijk op 31 december 2030 de nodige wijzigingen worden vastgesteld om technische kwesties aan te pakken, indien relevant in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van die richtlijn.
- (121)
Om rechtszekerheid en continuïteit te garanderen voor producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen in overeenstemming met uitvoeringsmaatregelen die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, in de versie die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing is, blijven die maatregelen na die datum van kracht totdat deze bij een op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling worden ingetrokken. Om dezelfde redenen moet een aantal bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG van kracht blijven bij de toepassing van die uitvoeringsmaatregelen. Dit geldt voornamelijk voor bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG waarbij middelen voor het vervoer van personen of goederen worden uitgesloten van het toepassingsgebied, definities worden vastgesteld die relevant zijn voor uitvoeringsmaatregelen, verantwoordelijkheden van marktdeelnemers in verband met in de handel gebrachte producten worden vastgesteld, de bijzonderheden van de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedures en de EG-conformiteitsverklaring worden gespecificeerd, een vermoeden van conformiteit voor producten met de EU-milieukeur wordt vastgesteld en de nodige handelingen in verband met geharmoniseerde normen mogelijk worden gemaakt. Gezien het belang van het waarborgen van het vrije verkeer van goederen, het uitbannen van praktijken die de prestaties van producten op illegale wijze veranderen om een gunstiger resultaat te verkrijgen en het garanderen van de goede handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten relevante bepalingen uit deze verordening van toepassing zijn op energiegerelateerde producten die op grond van uitvoeringshandelingen op grond van Richtlijn 2009/125/EG in de handel worden gebracht.
- (122)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de verbetering van de ecologische duurzaamheid van producten en de waarborging van het vrije verkeer van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan uitsluitend door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van die doelstellingen,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 443 van 22.11.2022, blz. 123.
Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 mei 2024.
Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
PB C 425 van 20.10.2021, blz. 10.
PB C 465 van 17.11.2021, blz. 11.
PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (‘Europese klimaatwet’) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 210).
Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22).
Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).
Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52).
Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).
Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).
Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PB L 310 van 25.11.2005, blz. 10).
Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L, 2024/1275, 8.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1275/oj).
Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1).
Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176).
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 471 van 30.12.2021, blz. 1).
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).
Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45).
Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1).
Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot instelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (PB L 317 van 9.12.2022, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.
Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de vereisten inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 1).
Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 28).
Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).