Beschikking inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 21-12-1987
- Bronpublicatie:
14-12-1987, PbEG 1987, L 371 (uitgifte: 30-12-1987, regelingnummer: 87/600/Euratom)
- Inwerkingtreding
21-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-1987, PbEG 1987, L 371 (uitgifte: 30-12-1987, regelingnummer: 87/600/Euratom)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
1.
De ingevolge artikel 2, lid 1, onder b), te verschaffen informatie omvat, behoudens gevaar voor de nationale veiligheid, voor zover uitvoerbaar en nodig, de volgende gegevens:
- a)
de aard en het tijdstip alsmede de nauwkeurige plaats van het voorval, en de daarbij betrokken installatie of werkzaamheden;
- b)
de veronderstelde of vastgestelde oorzaak en het verwachte verloop van het ongeval met betrekking tot het vrijkomen van radioactieve stoffen;
- c)
de algemene kenmerken van de vrijgekomen radioactieve stoffen, met inbegrip van de aard, de vermoedelijke fysische en chemische vorm, alsmede de hoeveelheid, de samenstelling en de effectieve hoogte van de vrijgekomen radioactieve stoffen;
- d)
informatie over de bestaande en de voorspelde meteorologische en hydrologische omstandigheden, die nodig is voor het voorspellen van de verspreiding van de vrijgekomen radioactieve stoffen;
- e)
de uitkomsten van milieucontroles;
- f)
de uitkomsten van metingen van levensmiddelen, diervoeders en drinkwater;
- g)
de reeds genomen of overwogen beschermende maatregelen;
- h)
de reeds genomen of overwogen maatregelen ter voorlichting van de bevolking;
- i)
het voorspelde gedrag van de vrijgekomen radioactieve stoffen in de loop van de tijd.
2.
De informatie dient met passende tussenpozen te worden aangevuld met nadere relevante gegevens, met name over de ontwikkeling van de noodsituatie en het verwachte of feitelijke einde daarvan.
3.
De in artikel 1 bedoelde Lid-Staat dient overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag de Commissie met passende tussenpozen op de hoogte te houden van de geconstateerde mate van radioactiviteit als bedoeld in lid 1, onder e) en f).